ECLI:NL:GHARL:2025:6973

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 november 2025
Publicatiedatum
6 november 2025
Zaaknummer
21-004937-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van feitelijke aanranding van de eerbaarheid in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 november 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de militaire kamer van de rechtbank Gelderland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf voor het primair tenlastegelegde feit van feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De militaire kamer oordeelde dat de verdachte de aangeefster had gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. Echter, het hof heeft na onderzoek op de zitting van 23 oktober 2025 geconcludeerd dat niet kan worden bewezen dat de verdachte opzettelijk de aangeefster heeft gedwongen tot deze handelingen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte weliswaar bij de aangeefster in bed is gekropen en handelingen heeft verricht die als ontuchtig kunnen worden gekwalificeerd, maar dat er onvoldoende bewijs is dat hij zich bewust was van de tegenstand van de aangeefster. De verklaringen van de aangeefster werden niet als voldoende betrouwbaar beschouwd om tot een veroordeling te komen. Het hof heeft daarom het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde feit. Tevens is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte niet schuldig is bevonden aan het tenlastegelegde handelen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004937-24
Uitspraakdatum: 6 november 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de militaire kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de militaire kamer van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 4 november 2024 met parketnummer 05-169576-23 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] in 's-Gravenhage,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 23 oktober 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overhandigd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van wat verdachte en zijn raadsman, mr. D.C. Coppens, en zijn officier-raadsman, kapitein-luitenant ter zee O.A.J. van der Leij, naar voren hebben gebracht.
Tevens heeft het hof kennisgenomen van wat door de benadeelde partij [slachtoffer] en haar advocaat, mr. J.J. Jorna, naar voren is gebracht.

Het vonnis

De militaire kamer in de rechtbank Gelderland heeft verdachte bij vonnis van 4 november 2024 ten aanzien van het primair tenlastegelegde feit veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis. De militaire kamer heeft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toegewezen tot een bedrag ter hoogte van € 1.000,- ter zake van immateriële schade.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – tenlastegelegd dat:
primair
hij in of omstreeks de nacht van [Dag] op [Dag] te [locatie] , in ieder geval in Nederland, een persoon, te weten [slachtoffer] , door feitelijkheden heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, immers is verdachte 's nachts bij die [slachtoffer] in bed gekropen en heeft hij haar in haar nek gezoend en of haar in haar oor gebeten en/of getracht haar borsten en/of haar schaamstreek te betasten, terwijl verdachte bij het plegen van die handelingen meermalen voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale uitingen van weerstand/verzet van die [slachtoffer] ;
subsidiair
hij als militair, in of omstreeks de nacht van [Dag] op [Dag] te [locatie] , in ieder geval in Nederland, opzettelijk een persoon, te weten [slachtoffer] , die toen militair was, althans die bij of ten behoeve van de krijgsmacht werkzaam was, feitelijk heeft aangerand. door toen en daar opzettelijk 's nachts bij die [slachtoffer] in bed te kruipen en/of haar in haar nek te zoenen en of haar in haar oor te bijten en/of te trachten haar borsten en/of haar schaamstreek te betasten, terwijl verdachte bij het plegen van die handelingen meermalen voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale uitingen van weerstand/verzet van die [slachtoffer] .

Vrijspraak

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde feit. Er kan worden vastgesteld dat verdachte bij aangeefster in bed is gaan liggen, maar er was hierbij geen sprake van een seksuele intentie. Er kan in zoverre dus niet gesproken worden van ontuchtige handelingen. Voor de overige tenlastegelegde handelingen bevat het procesdossier volgens de raadsman onvoldoende bewijs.
Oordeel van het hof
Het hof stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte ’s nachts bij aangeefster in bed is gekropen en dat er vervolgens handelingen hebben plaatsgevonden die als ontuchtig kunnen worden gekwalificeerd. Uit de verklaringen van aangeefster kan worden afgeleid dat verdachte haar in haar nek heeft gezoend en haar in haar oor heeft gebeten. Ook heeft verdachte zijn hand richting haar borsten en schaamstreek gebracht. Uit haar verklaring blijkt ook dat deze handelingen tegen de wil van aangeefster hebben plaatsgevonden. Het hof heeft geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster te twijfelen. Haar verklaring wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. Aangeefster heeft meteen tegen anderen gezegd wat er volgens haar gebeurd is en dat dat tegen haar wil was. En ook uit de WhatsApp-gesprekken tussen aangeefster en verdachte van de volgende dag blijkt dat er die nacht dingen zijn voorgevallen en ook toen heeft zij aangeven dat zij dat grensoverschrijdend heeft gevonden.
Voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde moet echter ook komen vast te staan dat verdachte aangeefster opzettelijk heeft gedwongen deze handelingen te ondergaan. Dwang vereist het (voorwaardelijk) opzet van verdachte op het tegen de wil van aangeefster verrichten van de handelingen. Het moet daarbij voor verdachte kenbaar zijn geweest dat aangeefster niet wilde dat de handelingen plaatsvonden.
Aangeefster heeft verklaard dat zij meermalen heeft gezegd dat verdachte moest stoppen. De getuige Kramer heeft dat in zoverre bevestigd, dat zij heeft verklaard dat zij aangeefster één keer “stop” hoorde zeggen.
Uit de verklaring van aangeefster blijkt echter ook dat verdachte daarop (steeds) is gestopt met zijn aanrakingen.
Het hof heeft op basis van de bewijsmiddelen onvoldoende de overtuiging bekomen dat verdachte – op het moment dat hij de handelingen bij aangeefster verrichtte – wist of zich ervan bewust had moeten zijn dat aangeefster niet wilde dat de handelingen plaatsvonden en dat hij desondanks is doorgegaan met het verrichten van die handelingen en zijn opzet erop was gericht om aangeefster te dwingen deze te ondergaan. Het hof betrekt daarbij ook de inhoud van de veelvuldige berichten die verdachte en aangeefster die avond en in de daaraan voorafgaande weken aan elkaar hebben verstuurd.
Verdachte heeft hardnekkig ontkend en blijft ontkennen dat, naast het bij aangeefster in bed gaan liggen, de ten laste gelegde handelingen hebben plaatsgevonden. Zoals hiervoor is overwogen, vindt het hof die verklaringen niet geloofwaardig. Dat is naar het oordeel van het hof echter onvoldoende om daaruit te kunnen afleiden dat verdachte de handelingen dús opzettelijk tegen de wil van aangeefster heeft verricht. Ook de eerder genoemde WhatsApp-berichten waarin verdachte zijn excuses aanbiedt, zijn daarvoor naar het oordeel van het hof onvoldoende. Hieruit kan hooguit worden afgeleid dat verdachte zich een dag later, nadat hij contact met onder andere aangeefster had gehad, heeft gerealiseerd dat aangeefster vond dat verdachte te ver was gegaan, maar niet dat hij zich er op het moment zelf bewust van was. Dat laatste vindt naar het oordeel van het hof ook steun in het feit dat verdachte en aangeefster nadat de bewuste handelingen hadden plaatsgevonden en waren gestopt, samen in het bed van aangeefster zijn blijven slapen, totdat verdachte is opgestaan en naar zijn examen is gegaan.
Het hof is dan ook van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte aangeefster opzettelijk heeft gedwongen tot het ondergaan de ten laste gelegde handelingen, zodat verdachte wordt vrijgesproken van het zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde feit.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.394,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard aan het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom niet in de vordering worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. T. Bertens, voorzitter,
mr. R.H. Koning, lid, en mr. A.A.W.K. Appels, militair lid,
in tegenwoordigheid van mr. M.E. Ruiter, griffier,
en op 6 november 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. A.A.W.K. Appels is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 6 november 2025.
Tegenwoordig:
mr. R.H. Koning, voorzitter,
mr. R. Krijtenburg, advocaat-generaal,
mr. Y.A. Hoekstra, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.