ECLI:NL:GHARL:2025:6976

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 november 2025
Publicatiedatum
6 november 2025
Zaaknummer
21-005637-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in hoger beroep inzake beledigende uitlatingen met nationaalsocialistische symbolen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 november 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1958, was eerder veroordeeld voor het openbaar maken van beledigende uitlatingen door het dragen van een hesje van een motorclub met daarop symbolen die verband houden met het nationaalsocialistisch gedachtegoed, waaronder het SS-logo en een IJzeren kruis. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 200, maar sprak hem vrij van groepsbelediging. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof zich richtte op de vraag of de symbolen op het hesje beledigend waren en of de verdachte zich hiervan bewust was. Het hof concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij wetenschap had van het beledigende karakter van de symbolen, en sprak hem vrij van groepsbelediging. Echter, het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het openbaar maken van een uitlating die beledigend was voor een groep mensen, te weten Joden, en legde een geldboete op en verklaarde het hesje verbeurd. De uitspraak benadrukt de complexiteit van de beoordeling van beledigende uitlatingen in het licht van de context en de symboliek van de gebruikte tekens.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005637-23
Uitspraakdatum: 6 november 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 21 november 2023 met parketnummer 16-057909-23 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 1958 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .

Hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben hoger beroep ingesteld tegen het voornoemde vonnis van de rechtbank Midden-Nederland.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 23 oktober 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van het onder 1 (openbaar maken van beledigende uitlating) en 2 (groepsbelediging) ten laste gelegde en veroordeling van verdachte tot een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, waarvan 20 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overhandigd.
Verder heeft het hof kennisgenomen van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. F. van den Brink, hebben aangevoerd.

Het vonnis

De rechtbank heeft verdachte veroordeeld voor het openbaar maken van een beledigende uitlating (feit 1) tot een geldboete van € 200. De rechtbank heeft verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde groepsbelediging( feit 2). Daarnaast heeft de rechtbank het in beslag genomen MC full color vest (hesje), inclusief diverse pins en patches verbeurd verklaard.
Het hof vernietigt het vonnis omdat het hof een andere bewijsmotivering heeft en doet daarom opnieuw recht.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.hij op of omstreeks 1 december 2022 te [plaats] , anders dan ten behoeve van zakelijke berichtgeving, een uitlating openbaar heeft gemaakt die, naar hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden, voor een groep mensen beledigend was wegens hun ras en/of godsdienst of levensovertuiging, te weten Joden, door op de openbare weg een hesje te dragen van [motorclub] , met daarop
- het opschrift "SS", zijnde het logo van de Schutzstaffel,
- een IJzeren Kruis, en/of
- een SS-Totenkopf;
2.hij op of omstreeks 1 december 2022 te [plaats] , zich in het openbaar bij geschrift en/of bij afbeelding opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten Joden, wegens hun ras en/of godsdienst of levensovertuiging, door op de openbare weg een hesje te dragen van [motorclub] , met daarop
- het opschrift "SS", zijnde het logo van de Schutzstaffel,
- een IJzeren Kruis, en/of
- een SS-Totenkopf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsoverweging feit 1 – artikel 137e Wetboek van Strafrecht (Sr)

Aan de verdachte is om te beginnen ten laste gelegd dat hij een uitlating openbaar heeft gemaakt waarvan hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat die voor een groep mensen beledigend was.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken omdat de symbolen op het hesje van verdachte geen beledigende betekenis hebben. Subsidiair is het standpunt van de verdediging dat verdachte moet worden vrijgesproken omdat geen sprake is van het openbaar maken van een beledigende uitlating en ook het opzet op de openbaarmaking ontbreekt.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte voor feit 1 moet worden veroordeeld. Aangevoerd is dat de symbolen op het hesje van verdachte eerst op zichzelf moeten worden geduid en daarna in samenhang. Het SS-logo en de SS-Totenkopf hebben geen andere betekenis dan het nationaalsocialistisch gedachtegoed. Van het IJzeren kruis is dat op zichzelf niet evident, maar nu dit symbool wordt getoond in samenhang met het SS-logo en de SS-Totenkopf, kan het ook worden getypeerd als nationaalsocialistisch. Verdachte heeft in ieder geval gezien zijn leeftijd, zijn (Joodse) achtergrond en de algemene bekendheid van de tekens, willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de symbolen op zijn hesje, die hij in de openbaarheid heeft gebracht, voor een groep mensen beledigend waren.
Vastelling van de feiten [1]
Op 1 december 2022 stond verdachte in een woonwijk op de kruising tussen de [straat 1] en het [straat 2] te [plaats] . Hij droeg op dat moment een hesje van [motorclub] . Een verbalisant heeft ter plaatse diverse foto’s gemaakt van het hesje. [2] Daaruit blijkt dat op het hesje de volgende afbeeldingen in de vorm van logo’s, patches en pins zin bevestigd:
Op de achterzijde van het hesje staat:
  • Top rocker [motorclub]
  • Bottomrocker Nederland
  • Center Logo Kruis met MC patch.
Op de voorzijde van het hesje staat:
  • Patch 1%
  • Patch Nederland
  • Speld FXR
  • Metalen logo voorzien van [motorclub] , logo MC Nederland
  • Metalen doodshoofd met aan beiden kanten botten
  • Speld R183
  • Dubbel rune S teken voorzien van tekst FXR.
Op de Siderocker staat een dubbel rune en het clublogo kruis. [3]
Oordeel van het hof
Nationaalsocialistische symbolen
Het hof dient als eerst de vraag te beantwoorden of de drie in de tenlastelegging opgenomen symbolen, bevestigd op het hesje, verband houden met het nationaalsocialistisch gedachtengoed. Het gaat dan om (I) het opschrift ‘SS’ op een pin en patch aan de voor- en zijkant van het vest, (II) de afbeelding van een kruis op de achterzijde van het vest en (III) het doodshoofd op een pin aan de voorzijde van het vest. Verdachte heeft ter terechtzitting immers aangevoerd dat het ging om een weergave van bliksemschichten (‘SS”), een doodshoofd zonder enige bijbedoeling en een kruis als clublogo van [motorclub] dat ‘enkel’ stond voor broederband.
Over de uitleg van de tekens heeft de politie - kort gezegd - geverbaliseerd dat het clublogo van [motorclub] een ijzeren kruis betreft en dat van oudsher een Pruisische onderscheiding betreft die tijdens het Derde rijk ook werd uitgereikt als onderscheiding. Verder is het lettertype waarmee [motorclub] daaronder is geschreven in het Duits ‘Gothisch’ lettertype (zogenaamde Rune-tekens) en werd de dubbele rune “SS’ gebruikt als afkorting van de Schutsstaffel, een elitekorps van de Nazi’s. Van de SS was de zogenaamde ‘Totenkopf
”,een doodshoofd met aan beide kanten botten, het logo. [4]
Het hof stelt – mede op basis van de zich in het dossier bevindende foto’s - vast dat de op het vest van verdachte aangetroffen afbeeldingen in lettertype en weergave overeenkomen met het door de politie beschreven afkorting van de Schutzstaffel “SS’, het IJzeren Kruis en de SS-Totenkopf.
Beledigend karakter
Het hof dient vervolgens de vraag te beantwoorden of de drie in de tenlastelegging opgenomen symbolen, bevestigd op het hesje, een beledigend karakter hebben.
Het hof stelt daarbij voorop dat geen enkel symbool op zichzelf strafbaar is op grond van een van de discriminatieartikelen. Voor de symbolen die ontstaan zijn in de nazitijd, bijvoorbeeld het SS-teken, geldt echter bijna per definitie dat daarmee het nationaalsocialistisch gedachtegoed wordt uitgedragen. Daarnaast geldt dat bij de beoordeling, in de zin van artikel 137e Sr, de uitlatingen niet uitsluitend op zichzelf dienen te worden bezien, doch tevens in de gegeven omstandigheden van het geval en in het licht van mogelijke associaties die deze wekken. [5]
Op het hesje van verdachte stond op twee verschillende plekken het symbool met de dubbele rune ‘S’. Door de wijze waarop en de specifieke vorm waarin deze dubbele ‘S’ op het hesje is aangebracht, is het hof van oordeel dat daarmee vaststaat dat het nationaalsocialistisch gedachtegoed wordt uitgedragen en dat dit een beledigend karakter heeft voor een bepaalde groep mensen, te weten de Joodse gemeenschap.
Ten aanzien van de SS-Totenkopf en het IJzeren kruis overweegt het hof dat de vraag of deze symbolen beledigend zijn mede afhangt van de omstandigheden van het geval en de mogelijk associaties die deze symbolen met zich brengen. Deze symbolen zijn minder algemeen bekend dan het SS-teken. In het onderhavige geval zijn de symbolen van de SS-Totenkopf en het IJzeren Kruis geuit in combinatie met het SS-teken. Daardoor kunnen deze symbolen, los van de vraag in hoeverre zij op zichzelf beledigend zijn, juist in genoemde combinatie worden geassocieerd met het nationaalsocialistisch gedachtegoed. Het hof is daarom van oordeel dat de symbolen in het onderhavige geval vanwege hun aard – symbolen gelieerd aan het nationaalsocialisme – in samenhang bezien met het SS-teken, ook daadwerkelijk een beledigend karakter hebben.
Wetenschap van beledigend karakter
Vervolgens dient het hof de vraag te beantwoorden of verdachte wetenschap heeft gehad of op z’n minst had moeten vermoeden dat deze symbolen een beledigend karakter hadden.
Verdachte heeft verklaard dat hij de uitleg die de verbalisant aan de symbolen heeft gegeven nooit zo heeft begrepen. Voor hem hadden de symbolen een heel andere betekenis die niets te maken heeft met het uitdragen en of verheerlijken van het nationaalsocialistisch gedachtegoed.
Het hof stelt vast dat het SS-symbool op het hesje van de verdachte een zeer kenmerkend symbool is. Het symbool bestaat uit twee rune ‘S’ tekens. Gelet op de leeftijd van verdachte, zijn Joodse-achtergrond en het feit dat hij is opgegroeid in het na-oorlogse Nederland, had verdachte redelijkerwijs moeten vermoeden dat het uitdragen van dit symbool, het doen van deze uitlating, voor een groep mensen beledigend is. Van (voorwaardelijk) opzet in de vorm van ‘weten’ is niet gebleken. Dat kan ook niet worden afgeleid uit de context waarin de gedraging is verricht.
Dat is anders voor het symbool van de SS-Totenkopf en het IJzeren kruis. Deze symbolen zijn in het algemeen minder bekend. Verdachte heeft ook verklaard dat hij een andere betekenis gaf aan deze symbolen. Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat hij door het dragen van deze symbolen op zijn hesje uitlatingen deed die beledigend waren of hadden kunnen zijn voor een bepaalde groep mensen. Het hof zal verdachte dan ook vrijspreken van deze onderdelen van de tenlastelegging.
Opzet op openbaarmaking
Het hof stelt vast dat verdachte het hesje heeft gedragen op de openbare weg. Verdachte droeg dit hesje als bovenkleding zodat het voor iedereen op de openbare weg zichtbaar was. Door het vestje op deze wijze te dragen heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de uitlating voor het publiek zichtbaar was.
Aanwezigheid van uitzondering?
Ten slotte stelt het hof vast dat er in deze zaak geen sprake is van een uitzondering die het beledigende karakter van de uitlating wegneemt. De uitlating is immers niet gedaan in verband met een educatief doeleinde of in een andere context die het beledigende karakter van de uitlating ontneemt.
Gelet op bovenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het openbaar maken van een uitlating die beledigend is voor een groep mensen, zoals hieronder in de bewezenverklaring is opgenomen.

Bewijsoverweging feit 2 – artikel 137c Sr.

Onder feit 2 wordt verdachte het verwijt gemaakt dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan groepsbelediging.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken omdat verdachte geen opzet heeft gehad op het beledigen van een groep mensen. Subsidiair is aangevoerd dat verdachte geen opzet heeft gehad op het openbaar maken van een beledigende uitlating.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat ook dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. Door het dragen van de speldjes op het hesje heeft verdachte de aanmerkelijk kans aanvaard dat zijn gedraging beledigend zou zijn voor een groep Joden. De associatie met het nationaalsocialisme is door de verdachte gedragen symbolen evident. Deze symbolen heeft hij gedragen in het openbaar. Gelet op zijn leeftijd en zijn Joodse achtergrond mag worden verwacht dat hij zich van die lading bewust is of althans bewust had kunnen zijn.
Oordeel van het hof
Om tot een bewezenverklaring van artikel 137c Sr. te komen is vereist dat komt vast te staan dat verdachte op z’n minst (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het beledigen van een groep mensen. Zoals het hof hiervoor bij feit 1 onder het kopje ‘
Wetenschap van beledigend karakter’ heeft overwogen, acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte wist dat sprake was van uitingen die beledigend waren voor een groep mensen. Het hof komt bij feit 1 tot een bewezenverklaring van de schuld-variant, namelijk dat verdachte dit redelijkerwijs had moeten vermoeden. Nu het opzet op de wetenschap van het beledigende karakter bij verdachte ontbreekt, kan ook geen sprake zijn van (voorwaardelijk) opzet op het beledigen van een groep mensen. Het hof zal daarom verdachte vrijspreken van het onder 2 tenlastegelegde.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan. Deze bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt wanneer verdachte cassatie tegen dit arrest instelt. Het hof acht ten aanzien van verdachte bewezen dat:
1.
hij op 1 december 2022 te [plaats] , anders dan ten behoeve van zakelijke berichtgeving, een uitlating openbaar heeft gemaakt die, naar hij, verdachte, redelijkerwijs moest vermoeden, voor een groep mensen beledigend was wegens hun ras en/of godsdienst of levensovertuiging, te weten Joden, door op de openbare weg een hesje te dragen van [motorclub] , met daarop het opschrift "SS", zijnde het logo van de Schutzstaffel.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
anders dan ten behoeve van zakelijke berichtgeving een uitlating openbaar maken die, naar hij redelijkerwijs moet vermoeden, voor een groep mensen wegens hun ras en/of godsdienst of levensovertuiging beledigend is.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het openbaar maken van een uitlating, waarvan
hij redelijkerwijs moest vermoeden, dat die voor een groep mensen, namelijk Joden,
beledigend was. Verdachte heeft zich op de openbare weg begeven met een hesje van een
motorclub waarop tweemaal het logo van de ‘SS’ op te zien was.
Bij de strafoplegging houdt het hof rekening met de context waarin de gedraging heeft plaatsgevonden. Verdachte was ten tijde van het dragen van het hesje met de beledigende uitlatingen, op de openbare weg bezig met een verhuizing van een kennis. Daarmee was wel sprake van openbaarmaking, maar geen sprake van een openbare samenkomst om zich bijvoorbeeld tegen een bevolkingsgroep uit te spreken, hetgeen het hof in strafverzwarende zin zou meenemen.
Het hof heeft bij de strafoplegging gelet op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 16 september 2025. Hieruit volgt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor andersoortige strafbare feiten. Zo bezien vormt verdachte’s strafblad geen strafverzwarende omstandigheid bij de strafoplegging.
Het hof houdt tevens rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die door verdachte en zijn raadsvrouw naar voren zijn gebracht. Behalve dat verdachte lichamelijk beperkingen heeft die het uitvoeren van een taakstraf belemmeren, zijn daaruit geen omstandigheden naar voren gekomen die van invloed zijn op de strafoplegging.
Alles afwegende acht het hof de oplegging van een geldboete van € 200,00 te vervangen door vier dagen hechtenis, een passende afdoening. Het hof heeft bij het bepalen van de hoogte van de geldboete rekening gehouden met de draagkracht van verdachte. In het licht van de hoogte van deze boete kan het hof, anders dan verzocht, op grond van artikel 24a Sr geen termijnen bepalen waarin de geldboete moet worden voldaan.
Toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, zoals door de raadsvrouw is bepleit, acht het hof niet passend in verband met de ernst van het feit.

Beslag

Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht het in beslag genomen hesje terug te geven, gelet op de bepleitte vrijspraak. Subsidiair is verzocht het hesje zonder eventuele beledigende symbolen terug te geven. Het hesje is een unicaat en vertegenwoordigd een waarde van 800 euro. Bovendien heeft het hesje ook grote emotionele waarde.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft gevorderd om het in beslag genomen hesje verbeurd te verklaren.
Oordeel van het hof
Het onder 1 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van het hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp. Het behoort de verdachte toe. Het zal daarom worden verbeurd verklaard. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de financiële draagkracht van verdachte.

Wetsartikelen

De straf is gebaseerd op de artikelen 23, 24, 24c, 33, 33a en 137e van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden op het moment van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 200,00 (tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
MC full color vest, inclusief diverse pins (hesje) goednummer: PL0990-2022358995-3090457.
Aldus gewezen door
mr. R. Godthelp, voorzitter,
mr. M.C. van Linde en mr. H.K. Elzinga, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Dörholt, griffier,
en op 6 november 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 21 januari 2023, genummerd PL0900-2022358995, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 1 t/m 40. Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 5.
3.Pagina 8.
4.Pagina 12.