In deze zaak heeft de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland op 3 juni 2025 een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [minderjarige1] en [minderjarige2] in een pleeggezin tot 5 juni 2026. De moeder, die het gezag over de kinderen heeft, is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep aangetekend bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het hof heeft op 4 november 2025 geoordeeld dat de machtiging tot uithuisplaatsing in stand blijft, omdat dit noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen. De moeder heeft drie kinderen, waarvan [minderjarige1] en [minderjarige2] onder toezicht zijn gesteld en uit huis geplaatst vanwege de onveilige situatie bij de moeder. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen veel hebben meegemaakt en dat de pleegmoeder momenteel de stabiliteit en veiligheid biedt die zij nodig hebben. De verzoeken van de moeder om de machtiging te vernietigen of te verkorten zijn afgewezen, en het hof hoopt op een betere samenwerking tussen de moeder en de gecertificeerde instelling voor de benodigde hulpverlening.