ECLI:NL:GHARL:2025:7154

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 november 2025
Publicatiedatum
13 november 2025
Zaaknummer
001076-25
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de beschikking tot afwijzing van het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis

Op 10 november 2025 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de afwijzing van een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis. De verdachte, geboren in 1979 en thans verblijvende in een penitentiaire inrichting, had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, die op 29 oktober 2025 het verzoek tot schorsing had afgewezen. De raadsman van de verdachte voerde aan dat de voorlopige hechtenis moest worden geschorst, zodat de verdachte zijn straf in een andere strafzaak kon uitzitten. Hij stelde dat er zwaarwegende belangen waren om van de regeling af te wijken, onder andere vanwege de verslavingsproblematiek van de verdachte en de noodzaak voor opname in een kliniek.

De advocaat-generaal steunde de beslissing van de rechtbank en het hof oordeelde dat de rechtbank op juiste gronden had beslist. Het hof benadrukte dat de Regeling tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen bepaalt dat de tenuitvoerlegging van voorlopige hechtenis voorgaat op die van een gevangenisstraf, en dat van deze volgorde alleen in uitzonderlijke gevallen kan worden afgeweken. Het hof concludeerde dat de belangen van de verdachte in deze zaak niet zwaarwegend genoeg waren om een wijziging in de executievolgorde te rechtvaardigen. De beschikking van de rechtbank werd dan ook bevestigd.

De uitspraak van het hof is van belang voor de interpretatie van de Regeling en de toepassing van het subsidiariteitsbeginsel in het kader van voorlopige hechtenis. Het hof heeft de belangen van de verdachte afgewogen tegen de noodzaak om de bestaande executievolgorde te handhaven, waarbij ook de veiligheid van de samenleving en de belangen van slachtoffers en nabestaanden in overweging zijn genomen.

Uitspraak

Raadkamernummer: 001076-25
Parketnummer eerste aanleg: 18-250904-25
10 november 2025

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

ZITTINGSPLAATS LEEUWARDEN

Voorlopige hechtenis

Blijkens de akte van de griffier van de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Leeuwarden, van 30 oktober 2025 is namens:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in de P.I. [locatie] ,
hoger beroep ingesteld van de beschikking van voormelde rechtbank d.d. 29 oktober 2025,
waarbij het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis is afgewezen.
Het hof heeft gezien de beschikking, waarvan beroep.
Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal en de raadsman van verdachte, mr. M.W.J. Rosendaal, advocaat te Arnhem (via videoverbinding).
Het hof heeft gezien de schriftelijke verklaring van de verdachte dat hij niet op de vordering wenst te worden gehoord.

Overwegingen

Standpunt verdediging
De raadsman heeft verzocht de voorlopige hechtenis van verdachte te schorsen, zodat verdachte zijn straf in een andere strafzaak kan uitzitten. Hiertoe voert de raadsman aan dat niemand op grond van artikel 5 EVRM in voorlopige hechtenis gehouden mag worden wanneer er met een minder vergaand middel hetzelfde doel kan worden bereikt. De door de rechtbank aangehaalde regeling is in strijd met dit uitgangspunt. De raadsman stelt dat in de onderhavige zaak het uitzitten van de onherroepelijke gevangenisstraf prevaleert boven het voortzetten van de voorlopige hechtenis, omdat hiermee hetzelfde doel wordt bereikt. Voorts voert de raadsman aan dat er zwaarwegende belangen zijn om van de regeling af te wijken. Verdachte is bekend met verslavingsproblematiek en hij zou opgenomen moeten worden in een kliniek. Als verdachte naar een kliniek gaat dan hangt hem nog steeds een gevangenisstraf boven het hoofd, die na afloop van de klinische behandeling dan nog moet worden geëxecuteerd.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank een juiste beslissing heeft genomen.
Overwegingen van het hof
Het hof is van oordeel, dat de rechtbank in de beschikking, waarvan beroep, op juiste gronden heeft geoordeeld en beslist, zodat het hoger beroep zal worden afgewezen en de beroepen beschikking zal worden bevestigd. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Artikel 1:4 van de Regeling tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (hierna: de Regeling) bepaalt wat de volgorde van de tenuitvoerlegging van straffen is. Daaruit volgt dat de tenuitvoerlegging van de voorlopige hechtenis voorgaat op de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf. Artikel 1:9 van de Regeling bepaalt dat van de executievolgorde kan worden afgeweken als uit een persoonsgerichte beoordeling volgt dat dit bijdraagt aan een persoonsgerichte invulling van de tenuitvoerlegging. De toelichting op artikel 1:9 van de Regeling houdt in dat slechts in uitzonderlijke gevallen kan worden besloten om van de volgorde af te wijken. Dat betekent dat een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis voor het uitzitten van een onherroepelijke gevangenisstraf alleen in uitzonderlijke gevallen kan worden toegewezen. Bij de beoordeling van een dergelijk verzoek worden de persoonlijke belangen van de verdachte afgezet tegen het belang om de bestaande executievolgorde te handhaven. Bij de afweging van die belangen spelen verschillende factoren een rol, waaronder de veiligheid van de samenleving, de belangen van slachtoffers en nabestaanden en de resocialisatie van de verdachte. Dat volgt uit de toelichting op artikel 1:9 van de Regeling waarin verwezen wordt naar artikel 6:1:3 Wetboek van Strafvordering. In dit verband verdient opmerking dat het schorsen van de voorlopige hechtenis voor het uitzitten van een onherroepelijk opgelegde gevangenisstraf in zijn algemeenheid niet zelden gepaard gaat met een aantal zwaarwegende praktische bezwaren, die in voorkomende gevallen ook (maatschappelijk ongewenste) risico’s met zich kunnen brengen. Omdat alleen in uitzonderingsgevallen van de executievolgorde kan worden afgeweken, moeten de belangen van de verdachte zwaarwegend zijn om een wijziging in de volgorde te kunnen rechtvaardigen. Dat een verdachte bij het uitzitten van een onherroepelijke gevangenisstraf in een ander en wellicht voor verdachte gunstiger regime terecht komt dan wanneer hij in voorlopige hechtenis zit, is naar het oordeel van het hof niet zonder meer een dergelijk zwaarwegend persoonlijk belang. Het hof neemt bij de beoordeling van het verzoek tot schorsing ook de jurisprudentie van het EHRM ten aanzien van het zogenoemde subsidiariteitsbeginsel in aanmerking.
Het hof is van oordeel dat de door de raadsman genoemde belangen onvoldoende zwaarwegend zijn om een wijziging in de executievolgorde te rechtvaardigen. Het hof zal de beschikking dan ook bevestigen.

Beslissing

Het gerechtshof,
beschikkende in hoger beroep:
bevestigt de beschikking, waarvan beroep.
Aldus gewezen op 10 november 2025 door mr. A.H. toe Laer als voorzitter, mrs. J. Hielkema en E.C. Kole, in tegenwoordigheid van M. Hettema als griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier voornoemd.