ECLI:NL:GHARL:2025:7154
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de beschikking tot afwijzing van het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis
Op 10 november 2025 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de afwijzing van een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis. De verdachte, geboren in 1979 en thans verblijvende in een penitentiaire inrichting, had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, die op 29 oktober 2025 het verzoek tot schorsing had afgewezen. De raadsman van de verdachte voerde aan dat de voorlopige hechtenis moest worden geschorst, zodat de verdachte zijn straf in een andere strafzaak kon uitzitten. Hij stelde dat er zwaarwegende belangen waren om van de regeling af te wijken, onder andere vanwege de verslavingsproblematiek van de verdachte en de noodzaak voor opname in een kliniek.
De advocaat-generaal steunde de beslissing van de rechtbank en het hof oordeelde dat de rechtbank op juiste gronden had beslist. Het hof benadrukte dat de Regeling tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen bepaalt dat de tenuitvoerlegging van voorlopige hechtenis voorgaat op die van een gevangenisstraf, en dat van deze volgorde alleen in uitzonderlijke gevallen kan worden afgeweken. Het hof concludeerde dat de belangen van de verdachte in deze zaak niet zwaarwegend genoeg waren om een wijziging in de executievolgorde te rechtvaardigen. De beschikking van de rechtbank werd dan ook bevestigd.
De uitspraak van het hof is van belang voor de interpretatie van de Regeling en de toepassing van het subsidiariteitsbeginsel in het kader van voorlopige hechtenis. Het hof heeft de belangen van de verdachte afgewogen tegen de noodzaak om de bestaande executievolgorde te handhaven, waarbij ook de veiligheid van de samenleving en de belangen van slachtoffers en nabestaanden in overweging zijn genomen.