ECLI:NL:GHARL:2025:7191

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 november 2025
Publicatiedatum
14 november 2025
Zaaknummer
200.351.378/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gerechtelijke vaststelling van vaderschap na overlijden van de vader

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 november 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van [verzoeker]. [Verzoeker] heeft in eerste aanleg bij de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, op 28 juni 2024 verzocht om het vaderschap van zijn overleden vader, [naam2], vast te stellen. De rechtbank heeft dit verzoek op 15 november 2024 afgewezen. [Verzoeker] is vervolgens in hoger beroep gegaan met vijf grieven en heeft het hof verzocht de beschikking van de rechtbank te vernietigen en het vaderschap van [naam2] over hem vast te stellen.

Het hof heeft vastgesteld dat [verzoeker] in 1964 is geboren uit [naam1], die nooit gehuwd of geregistreerd als partner is geweest. [Verzoeker] heeft verklaard dat [naam2], die in 2023 is overleden, zijn biologische vader is. Het hof heeft de relevante feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder DNA-onderzoek dat de hypothese ondersteunt dat [naam2] de biologische vader is van [verzoeker]. Het hof heeft geen aanleiding gezien om aan deze conclusie te twijfelen en heeft geoordeeld dat het verzoek van [verzoeker] om het vaderschap vast te stellen, toewijsbaar is.

De beslissing van het hof houdt in dat het vaderschap van [naam2] over [verzoeker] wordt vastgesteld, en dat [verzoeker] de geslachtsnaam ‘[naam7]’ zal behouden. De griffier van het hof is verzocht om de beschikking als latere vermelding aan de geboorteakte van [verzoeker] toe te voegen. Deze beschikking is uitgesproken in het openbaar, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.351.378/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 235909)
beschikking van 13 november 2025
in de zaak van
[verzoeker]( [verzoeker] ),
die woont in [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
advocaat: mr. J.W. Damstra te Apeldoorn.

1.De procedure in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 15 november 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 13 februari 2025;
- een brief namens [verzoeker] van 27 maart 2025;
- een e-mail namens [verzoeker] van 5 mei 2025 met bijlage(n);
- een brief namens [verzoeker] van 4 augustus 2025 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens [verzoeker] van 18 augustus 2025;
- een e-mail namens [verzoeker] van 17 september 2025 met bijlage(n).
2.2
Bij brief van 7 augustus 2025 heeft het hof [verzoeker] bericht voornemens te zijn om de zaak af te doen zonder mondelinge behandeling, op basis van de beschikbare stukken in het dossier. [verzoeker] heeft het hof bij het journaalbericht van 18 augustus 2025 bericht dat hij daarmee akkoord gaat.

3.De feiten

3.1
[verzoeker] is [in] 1964 geboren uit [naam1] (de moeder). De moeder is geboren [in] 1929 en overleden [in] 2018. De moeder is nooit gehuwd of geregistreerd als partner geweest.
3.2
De moeder heeft [verzoeker] verteld dat de heer [naam2] ( [naam2] ), die is geboren [in]
[in] 1927, zijn vader is. [naam2] is overleden [in] 2023.
3.3
[naam2] is gehuwd geweest met [naam3] . [naam2] is de juridische vader van de drie uit dat huwelijk geboren kinderen:
- [naam4] , geboren [in] 1953 ( [naam4] );
- [naam5] , geboren op [in] 1956 ( [naam5] );
- [naam6] , geboren op [in] 1957 ( [naam6] ).
3.4
[verzoeker] heeft de rechtbank bij inleidend verzoekschrift op 28 juni 2024 primair verzocht het vaderschap van [naam2] over hem gerechtelijk vast te stellen en subsidiair een deskundigenonderzoek te gelasten, te weten een kenmerkenonderzoek door middel van DNA, waarbij één van de halfbroers wordt bevolen zijn medewerking daaraan te verlenen.
3.5
Bij de bestreden beschikking van 15 november 2024 heeft de rechtbank de verzoeken van [verzoeker] afgewezen.

4.De omvang van het geschil

[verzoeker] is met vijf grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Hij verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende het vaderschap van [naam2] over hem gerechtelijk vast te stellen, dan wel subsidiair alsnog een deskundigenonderzoek te gelasten, te weten een kenmerkenonderzoek door middel van DNA, waarbij één van de halfbroers of de halfzuster van [verzoeker] wordt bevolen medewerking te verlenen aan het uitvoeren van een DNA-onderzoek (familie-relatieonderzoek) door Verilabs, ter beantwoording van de vraag of [naam2] de biologische vader/verwekker is van [verzoeker] en zo ja, het vaderschap van [naam2] ten aanzien van [verzoeker] gerechtelijk vast te stellen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:207 lid 1, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan het ouderschap van een persoon, ook indien deze is overleden, door de rechter op verzoek van het kind worden vastgesteld op de grond dat deze persoon de verwekker is van het kind.
5.2
Omdat [naam2] is overleden en [verzoeker] geen DNA-materiaal van hem heeft, heeft [verzoeker] zijn onderlinge verwantschap met [naam5] en [naam4] laten onderzoeken door Verilabs. Verilabs concludeert in het rapport van 22 juli 2025 dat de hypothese dat de drie geteste personen dezelfde biologische vader hebben door het onderzoek wordt ondersteund. Het hof heeft geen aanleiding om het biologische vaderschap van [naam2] van [naam5] en [naam4] in twijfel te trekken. Er zijn geen feiten en omstandigheden gesteld of gebleken die tot een andere vaststelling zouden moeten leiden. Het hof is daarom van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat [naam2] de biologische vader is van [verzoeker] . Deze bevinding wordt ondersteund door de brief die [naam4] , [naam5] en [naam6] aan de rechtbank hebben gezonden, waarin zij het volgende verklaren: “Hierbij willen wij bevestigen dat [verzoeker] , geboren [in] 1964 een biologisch kind is van [naam2] , geboren [in] 1927 te [gemeente1] en overleden [in] 2023 in [plaats1] .”, alsook door de overige door [verzoeker] gestelde en voldoende onderbouwde feiten en omstandigheden, te weten:
- dat [naam2] een buitenechtelijke relatie heeft gehad met de moeder;
- dat de moeder hem heeft verteld dat [naam2] zijn biologische vader is;
- dat [verzoeker] toen hij omstreeks 1993 op zoek is gegaan naar zijn biologische vader, meerdere contactmomenten met [naam2] heeft gehad en vanaf toen ook regelmatig contact heeft en heeft gehad met [naam4] , [naam5] en [naam6] ;
- dat [naam2] in zijn testament een bedrag van € 25.000,-, vrij van belastingen, aan [verzoeker] heeft gelegateerd.
5.3
Van bezwaren als bedoeld in artikel 1:207 BW is niet gebleken. Dat betekent dat het verzoek van [verzoeker] om vast te stellen dat [naam2] zijn vader is alsnog zal worden toegewezen.
Keuze geslachtsnaam
5.4
De gerechtelijke vaststelling van het vaderschap doet een familierechtelijke betrekking tussen [naam2] en [verzoeker] ontstaan. Op 28 oktober 2025 heeft [verzoeker] via een beeldbelverbinding, overeenkomstig het bepaalde in artikel 1:5 lid 7 BW, ten overstaan van een raadsheer van het hof verklaard dat hij, als zijn verzoek wordt toegewezen, de geslachtsnaam ‘ [naam7] ’ wenst te behouden. Het hof zal in het dictum van deze beschikking vaststellen dat [verzoeker] aldus heeft verklaard.
Latere vermeldingen geboorteakte
5.5
Rechterlijke uitspraken die een gerechtelijke vaststelling van het ouderschap inhouden worden door de ambtenaar van de burgerlijke stand als latere vermeldingen toegevoegd aan de geboorteakte van de betrokken persoon (artikel 1:20 lid 1 aanhef onder a BW en artikel 1:20a lid 1 BW). De griffier van het hof dient niet eerder dan drie maanden na de dag van de beschikking een afschrift van de beschikking toe te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand zodat de uitspraak als latere vermelding kan worden verwerkt (artikel 1:20e lid 1 BW). Het hof zal de griffier van het hof vragen om hiervoor zorg te dragen.
De slotsom
5.6
Het hof komt tot een andere beslissing dan de rechtbank. Het hof zal de beslissing van de rechtbank daarom vernietigen en opnieuw beslissen zoals hierna vermeld.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen , van
15 november 2024 en opnieuw beschikkende:
stelt vast dat [naam2] , geboren [in] 1927, de vader is van [verzoeker] , geboren [in] 1964;
stelt vast dat [verzoeker] , geboren [in] 1964, heeft verklaard dat hij de geslachtsnaam ‘ [naam7] ’ zal behouden;
verzoekt de griffier van het hof niet eerder dan drie maanden na de dag van deze beschikking een afschrift van deze beschikking te zenden naar de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente2] om als latere vermelding te worden toegevoegd aan de onder hem berustende geboorteakte van [verzoeker] , geboren [in] 1964 in [plaats2] .
Deze beschikking is gegeven door mrs. L. van Dijk, E.B.E.M. Rikaart-Gerard en
K.H.P. Selcraig, bijgestaan door mr. L.S. Veldmans als griffier, en is op 13 november 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.