ECLI:NL:GHARL:2025:7321

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 november 2025
Publicatiedatum
20 november 2025
Zaaknummer
200.347.786
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake omgangsregeling tussen vader en kinderen na positieve ontwikkeling van de vader

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 november 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling tussen een vader en zijn kinderen. De vader, die hard aan zichzelf heeft gewerkt, verzocht om een omgangsregeling, maar het hof oordeelde dat dit op dat moment niet mogelijk was. De vader had in het verleden problemen gehad met zijn omgang met de kinderen, wat leidde tot een negatieve ervaring voor hen. Het hof heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de ontwikkeling van de kinderen voorop staat en dat er momenteel te veel risico's zijn verbonden aan een omgangsregeling. De moeder, die de kinderen volledig opvoedt, heeft zorgen geuit over de stabiliteit van de vader en de impact van een omgangsregeling op de kinderen. De raad voor de kinderbescherming adviseerde ook om geen omgangsregeling vast te stellen, gezien de cognitieve beperkingen van de vader. Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland bekrachtigd, waarin de omgangsregeling was afgewezen. Het hof concludeerde dat, hoewel de vader positieve stappen heeft gezet, de situatie van de kinderen en hun welzijn op dit moment prioriteit heeft.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.347.786
(zaaknummer rechtbank Gelderland 415562)
beschikking van 20 november 2025
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. S.B.P. van Kuetsem,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.B.M. Kaaij.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 24 april 2025 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
  • de brief van de vader van 15 augustus 2025 met bijlagen;
  • het journaalbericht van de vader van 26 augustus 2025 met een bijlage;
  • het journaalbericht van de moeder van 1 september 2025 met een bijlage;
  • het journaalbericht van de vader van 21 oktober 2025 met een bijlage.

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de beschikking van 24 april 2025, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
2.2
In die beschikking heeft het hof het verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling aangehouden. In het algemeen geldt als uitgangspunt dat het voor de ontwikkeling van een kind belangrijk is dat het een band met zijn beide ouders kan onderhouden. Overwogen is door het hof dat het laatste begeleide contact tussen de vader en zijn kinderen [de minderjarige1] en [de minderjarige2] meer dan één jaar geleden heeft plaatsgevonden, maar dat het nog te vroeg is voor nieuw begeleid contact tussen de vader en de kinderen. Het hof achtte het niet verstandig de huidige situatie lange tijd op zijn beloop te laten. Daarom heeft het hof de advocaat van de vader verzocht het hof uiterlijk 28 augustus 2025 nader te informeren. De vader moet onderbouwd met stukken van professionals toelichten of zijn situatie stabiel is en wat hij heeft gedaan om meer inzicht in zichzelf en zijn beperkingen te krijgen en zijn vaardigheden op bijvoorbeeld het gebied van impulscontrole te verbeteren. De moeder mag vervolgens op deze aanvullende informatie reageren.
2.3
De vader heeft het hof bij voormelde berichten van 15 en 26 augustus 2025 actuele informatie verstrekt. De moeder heeft hierop gereageerd bij voormeld bericht van 1 september 2025 en daarbij laten weten dat zij graag een nieuwe mondelinge behandeling wenst.
2.4
De voortgezette mondelinge behandeling heeft op 22 oktober 2025 in Zwolle plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger namens de raad voor de kinderbescherming (verder ook: de raad).
Standpunt van de vader
2.5
De vader stelt dat zijn situatie nog steeds stabiel is. Ter onderbouwing legt hij onder meer een kopie van zijn arbeidsovereenkomst over. Hij werkt als verkeersregelaar. Zijn werkgever is tevreden over hem en zijn arbeidscontract voor 32 uur per week is met een jaar verlengd. Ook legt hij een brief over van zijn trajectbegeleider waaruit blijkt dat hij op eigen verzoek een training heeft gevolgd op 20 juni 2025 om zijn inzicht te vergroten in zijn vaardigheden en beperkingen. Als de vader nu een hulpvraag heeft gaat hij hierover in overleg met zijn trajectbegeleider en ook met zijn bewindvoerder.
Een paar maanden geleden heeft de vader een woning toegewezen gekregen bij een woonproject. Het gaat om een samenlevingsvorm waarbij de bewoners van de buurt samen invulling geven aan de wijk. De trajectbegeleider verklaart dat de vader het goed doet wat betreft wonen en dat hij daarom geen zorgindicatie meer krijgt voor begeleid wonen. De begeleiding is afgeschaald en inmiddels gestopt. Volgens de vader blijkt hieruit dat hij leerbaar is. Hij heeft van zijn inmiddels dus voormalige trajectbegeleider instructies meegekregen waar hij in de toekomst – indien nodig – andere ambulante hulp kan vinden en hij kan de voormalige trajectbegeleider zo nodig hierover nog benaderen.
De vader wil zich graag focussen op een begeleide omgang en hoopt dat van daaruit met de professionals kan worden toegewerkt naar wekelijks contact in de middag of de avond. Hij is met het oog op dit contact zeer gemotiveerd om zijn positieve ontwikkelingen ook daadwerkelijk vast te houden. De kinderen hebben nu negatieve herinneringen aan hem en het is van groot belang dat dat wordt omgebogen naar positieve ervaringen.
Standpunt van de moeder
2.6
De moeder is kritisch ten aanzien van de onderbouwing door de vader. Zij kan zich niet voorstellen dat een training van één dag voldoende effect heeft op de LVB-problematiek bij de vader. Hoe de vader kan omgaan met zijn kinderen en wat de kinderen nodig hebben, daarover wordt niets vermeld in de door hem overlegde informatie. De moeder maakt zich ook zorgen over het feit dat de begeleiding voor de vader is afgebouwd. Er is nu geen stok achter de deur meer, terwijl er veel veranderingen zijn in het leven van de vader. Gezien het verloop van de situatie in de afgelopen vijf jaar is een duurzame verandering bij de vader in zo’n korte tijd onwaarschijnlijk. De vader heeft vaker positieve stappen gezet tijdens procedures, waarna er vervolgens een terugval kwam. Het is verstandig dat de vader eerst laat zien dat hij een jaar lang zijn nieuwe woonsituatie en zijn leven op orde kan houden. Gedurende die periode kan hij eventueel ook een traject volgen waarin hij leert wat kinderen nodig hebben.
Daar komt volgens de moeder nog bij dat de kinderen last hebben van deze procedure. Zij brengen bij de moeder de negatieve ervaringen die zij in het verleden bij de vader hebben meegemaakt weer ter sprake en zeggen dat zij geen contact willen met hun vader. De kinderen zijn gebaat bij rust. Wanneer ze ouder worden dan krijgen ze misschien zelf de behoefte om hun vader te zien en dan zal zij dat zeker niet in de weg staan.
Advies van de raad
2.7
De vertegenwoordiger van de raad deelt mee dat zij de stukken in deze procedure ook heeft laten lezen aan en besproken met de gedragsdeskundige bij de raad.
Uit de informatie van de vader dat hij een huis en een baan heeft, volgt volgens de raad nog niet dat hij voldoende mogelijkheden heeft om op een goede manier met zijn kinderen te kunnen omgaan en voldoende aanvoelt wat zijn kinderen nodig hebben. Het zijn vooral praktische dingen waaraan de vader de afgelopen tijd hard heeft gewerkt. De cognitieve beperking van de vader brengt mee dat onbegeleide omgang met zijn kinderen niet aan de orde kan zijn. Hij functioneert op instructieniveau en is niet in staat om voldoende zelfinzicht te ontwikkelen.
De moeder heeft het contact met de vader heel lang gestimuleerd, maar dat ligt voor haar nu moeilijker. De kinderen hebben hulpverlening gehad en komen inmiddels weer toe aan hun eigen leeftijdsadequate ontwikkelingstaken. Indien gewerkt moet gaan worden aan het tot stand brengen van begeleide omgangscontacten met de vader dan komt de positieve ontwikkeling van de kinderen mogelijk in gevaar. De raad handhaaft daarom zijn eerdere advies aan het hof om op dit moment geen omgangsregeling tussen de vader en de kinderen vast te stellen.
Indien het hof van oordeel is dat er wel begeleide omgang moet komen dan is een begeleid omgangsmoment tussen de vader en de kinderen eenmaal per maand op een vaste dag gedurende één tot anderhalf uur volgens de raad het maximaal haalbare. Dit zal wel spanningen geven bij de kinderen en daarvoor zal dan – naast omgangsbegeleiding – ook hulp voor de kinderen moeten worden ingezet.
Oordeel van het hof
2.8
Het is voor het hof duidelijk dat de vader hard aan zichzelf heeft gewerkt, dat hij een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt en zeer gemotiveerd is om weer contact met de kinderen te hebben. De stappen die hij gezet heeft en zijn houding verdienen een groot compliment. Maar enkel de vooruitgang in de persoonlijke situatie van de vader maakt naar het oordeel van het hof niet dat (begeleid) omgangscontact tussen de vader en de kinderen op dit moment mogelijk is. Dat komt omdat een goede ontwikkeling van de kinderen nu voorrang heeft boven het omgangscontact met de vader. Het hof legt dat hierna uit.
2.9
De kinderen hebben een moeilijke periode doorgemaakt nadat het niet lukte om een fijn en betrouwbaar contact met de vader op te bouwen. De kinderen hebben leuke momenten met de vader gehad maar zij hebben zich ook onveilig gevoeld bij de vader en er was veel professionele begeleiding voor de kinderen nodig om hun negatieve ervaringen te verwerken. De kinderen ontwikkelen zich op dit moment goed, maar er is sprake van een broos evenwicht. De moeder is belast met de volledige opvoeding en verzorging van de kinderen en dat is intensief voor haar. Het hof ziet dat de moeder op dit moment niet veel draagkracht heeft om de kinderen in het contact met hun vader te kunnen opvangen en begeleiden. Het risico dat het gezinssysteem bij de moeder daardoor uit balans raakt is te groot.
Daar komt bij dat het hof tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft vastgesteld dat bij de vader het inzicht en de erkenning ontbreekt dat hij door zijn cognitieve beperking alleen onder begeleiding op een veilige manier contact kan hebben met de kinderen. Het hof ziet hierin een risico dat de vader zich over niet al te lange tijd niet meer kan neerleggen bij uitsluitend begeleide omgang, waardoor onenigheid kan ontstaan. De kinderen en de moeder kunnen eventuele nieuwe conflicten over de omgang de komende tijd zeker niet aan.
2.1
Dit alles tezamen maakt dat er op dit moment niet kan worden gewerkt aan het opnieuw opbouwen van contact tussen de kinderen en de vader. Het hof begrijpt dat dit een grote teleurstelling is voor de vader. Wanneer de kinderen steviger zijn geworden dan komt er hopelijk ruimte en ontstaat er bij hen mogelijk ook weer behoefte aan contact met hun vader. De moeder heeft in het verleden altijd meegewerkt aan het tot stand brengen van omgang, dus het hof gaat ervan uit dat de moeder de kinderen in een dergelijke situatie weer voldoende actief kan en zal ondersteunen.
2.11
Het hof zal de beslissing van de rechtbank daarom bekrachtigen.

3.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 21 augustus 2024;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.B.E.M. Rikaart-Gerard, voorzitter,
R. Prakke-Nieuwenhuizen en I.G.M.T. Weijers-van der Marck, bijgestaan door de griffier, en is op 20 november 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.