In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 november 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over twee naheffingsaanslagen in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) die aan de belanghebbende waren opgelegd. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen, maar de Inspecteur handhaafde deze. De Rechtbank Gelderland verklaarde de beroepen van de belanghebbende ongegrond, waarna de belanghebbende hoger beroep instelde. De zaak betreft de vraag of de belanghebbende recht heeft op een vermindering van de BPM op basis van een waardevermindering wegens schadeverleden van de voertuigen. De belanghebbende had twee voertuigen gekocht, beide afkomstig uit Litouwen, en stelde dat de handelsinkoopwaarde van deze voertuigen te hoog was vastgesteld omdat er geen rekening was gehouden met een schadeverleden. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende niet voldoende bewijs had geleverd voor de door hem bepleite waardeverminderingen. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De belanghebbende had niet aangetoond dat de taxatierapporten die hij had ingediend, voldeden aan de wettelijke eisen voor het in aanmerking nemen van een waardevermindering wegens schadeverleden. Het Hof concludeerde dat de Inspecteur de juiste handelsinkoopwaarden had gehanteerd en dat de belanghebbende niet in zijn bewijsvoering was geslaagd.