In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 november 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 6 april 2023. Belanghebbende had een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) ontvangen van € 2.614, waartegen hij bezwaar had gemaakt. De Inspecteur verminderde de naheffingsaanslag tot € 2.309, maar belanghebbende ging in beroep bij de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna stelde belanghebbende hoger beroep in. Tijdens de zitting op 29 oktober 2025 is de schade aan de auto van belanghebbende ter discussie gesteld, waarbij belanghebbende een schadebedrag van € 15.885 claimde, terwijl de Inspecteur uitging van € 3.039. Het Hof oordeelde dat belanghebbende niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn claim en dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. Echter, partijen kwamen ter zitting tot een compromis, waarbij de naheffingsaanslag werd verminderd tot € 2.249. Daarnaast werd vastgesteld dat de redelijke termijn in hoger beroep was overschreden, wat leidde tot een vergoeding van immateriële schade van € 1.000 door de Staat. Het Hof heeft de proceskosten voor de verschillende fasen van de procedure toegewezen aan de Inspecteur, die in totaal € 5.322 moet vergoeden aan belanghebbende.