ECLI:NL:GHARL:2025:7450

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 november 2025
Publicatiedatum
25 november 2025
Zaaknummer
200.352.148
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezag over minderjarige kinderen na ernstige bedreiging van hun ontwikkeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 november 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de moeder over haar twee kinderen, [minderjarige1] en [minderjarige2]. De rechtbank Midden-Nederland had eerder op 20 februari 2025 het gezag van de moeder beëindigd, omdat de ontwikkeling van de kinderen ernstig werd bedreigd. De moeder was het niet eens met deze beslissing en ging in hoger beroep. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen sinds 28 februari 2023 onder toezicht staan van de gecertificeerde instelling (GI) en dat zij op 15 juni 2023 met een spoedmachtiging uit huis zijn geplaatst. De moeder heeft erkend dat zij niet in staat is om de benodigde zorg voor de kinderen te bieden, en het hof heeft geconcludeerd dat de omstandigheden rondom de moeder en de kinderen complex zijn. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bekrachtigd, omdat het belang van de kinderen voorop staat en er onvoldoende zicht is op de situatie van de moeder. De moeder heeft wekelijks contact met [minderjarige2], maar er is nog geen contact mogelijk met [minderjarige1]. Het hof heeft benadrukt dat de GI noodzakelijk is voor de begeleiding van de kinderen en het herstel van contact met de moeder.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
zaaknummer gerechtshof 200.352.148
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 584080
beschikking van 25 november 2025
over de beëindiging van het gezag
in de zaak van
[verzoekster] (de moeder)
die woont op een geheim adres
advocaat: mr. R. Shahbazi
en
de raad voor de kinderbescherming (de raad)
die is gevestigd in Den Haag
en
de gecertificeerde instelling
stichting Jeugdbescherming Gelderland (de GI)
die is gevestigd in Helmond
en
de gezinshuisouders (van [minderjarige2] )die wonen op een geheim adres.

1.Samenvatting

De rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, heeft het gezag van de moeder over [minderjarige1] en [minderjarige2] beëindigd. Het hof beslist dat dit zo moet blijven en legt hierna uit waarom.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige1] , geboren [in] 2018, is de dochter van de moeder en van [vader1] . [vader1] heeft [minderjarige1] erkend. Sinds augustus 2019 heeft [vader1] geen contact meer met de moeder en met [minderjarige1] .
2.2.
[minderjarige2] , geboren [in] 2023, is de zoon van de moeder en van [vader2] . [vader2] heeft [minderjarige2] erkend, maar heeft sinds juni 2023 geen omgang meer met [minderjarige2] .
2.3.
De moeder heeft het ouderlijk gezag over [minderjarige1] en [minderjarige2] .
2.4.
De kinderen staan sinds 28 februari 2023 onder toezicht van de GI.
2.5.
De kinderen zijn op 15 juni 2023 met een (spoed)machtiging van de kinderrechter uit huis geplaatst. [minderjarige1] en [minderjarige2] woonden sinds 19 oktober 2023 samen in een gezinshuis. [minderjarige1] is eind september 2025 overgeplaatst naar een ander gezinshuis.

3.De procedure bij de rechtbank

3.1.
De raad heeft de rechtbank verzocht het gezag van de moeder te beëindigen.
3.2.
De rechtbank heeft het verzoek van de raad toegewezen. De GI is benoemd tot voogd van [minderjarige1] en [minderjarige2] . Die beslissing is vastgelegd in een beschikking van 20 februari 2025.

4.De procedure bij het hof

4.1.
De moeder is het niet eens met de beslissing van de rechtbank. Zij komt daarvan in hoger beroep. Zij wil dat het hof de beslissing van de rechtbank ongedaan maakt.
4.2.
De raad wil dat de beslissing in stand blijft.
De informatie die het hof heeft ontvangen
4.3.
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het beroepschrift
  • het verweerschrift van de raad
  • een journaalbericht van 4 juli 2025 van mr. Shahbazi met de reactie van moeder op het verweerschrift;
  • een journaalbericht van 9 september 2025 van mr. Shahbazi met als bijlage een mail van de moeder aan de GI;
  • een journaalbericht van 25 september 2025 van mr. Shahbazi met als bijlage een mail van de moeder aan de GI.
4.4.
De zitting bij het hof was op 30 september 2025. Aanwezig waren:
  • de moeder met waarnemend advocaat mr. E.H. van de Gein
  • twee vertegenwoordigers van de raad
  • twee vertegenwoordigers van het Landelijk Expertise Team (LET) namens de GI

5.Het oordeel van het hof

Wat staat in de wet?
5.1.
De rechtbank kan het gezag van een ouder beëindigen als het kind ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Dat is als er grote zorgen zijn over zijn ontwikkeling. Daarbij moet duidelijk zijn dat de ouder de verzorging en opvoeding niet (binnen een aanvaardbare termijn) weer zelf op zich kan nemen. De aanvaardbare termijn is de periode van onzekerheid, die een kind kan overbruggen zonder ernstige schade in zijn ontwikkeling op te lopen. De rechtbank kan het gezag van een ouder ook beëindigen als de ouder het gezag misbruikt. [1]
5.2.
Het belang van het kind staat voorop. Een kind dat niet bij zijn ouders kan wonen heeft recht op zekerheid over waar het woont en blijft wonen. [2]
Hoe oordeelt het hof?
5.3.
Net als de rechtbank en op dezelfde gronden is het hof van oordeel dat is voldaan aan de voorwaarden om het gezag van de moeder te beëindigen. Het hof voegt daar nog het volgende aan toe.
5.4
Gebleken is dat de ontwikkeling van [minderjarige1] en [minderjarige2] ernstig wordt bedreigd. Beide kinderen, met name [minderjarige1] , zijn in het verleden beschadigd geraakt.
De raad en de GI hebben het hof verteld dat [minderjarige2] profiteert van de rust, veiligheid en voorspelbaarheid in het gezinshuis. [minderjarige2] heeft EMDR therapie gehad en positief afgerond. Hij groeit en ontwikkelt zich goed en volgens zijn leeftijd. De moeder heeft tijdens de zitting beaamd dat het goed gaat met [minderjarige2] . Zij ziet hem eens per twee weken en wekelijks videobellen zij met elkaar. [minderjarige2] is op zijn plek in het gezinshuis.
Over [minderjarige1] zijn veel zorgen. Haar gedrag is heftig en zorgwekkend en zij heeft 24-uurs zorg nodig, naast therapie. De moeder heeft tijdens de zitting onderschreven dat de zorgen zijn toegenomen.
Het gezinshuis kon [minderjarige1] niet bieden wat zij nodig heeft en zij is eind september 2025 naar een ander gezinshuis (waar zij vaker is geweest in vakanties en op momenten dat het niet goed met haar ging) gegaan. Voor haar moet een passende, perspectief biedende plek worden gevonden waar zij een-op-een begeleiding krijgt. De GI is op zoek naar zo’n plek.
5.5
De moeder erkent inmiddels dat zij [minderjarige1] en [minderjarige2] zelf thuis niet de benodigde zorg kan bieden en dat het opvoedperspectief van de kinderen niet bij haar ligt. Als thuisplaatsing niet meer aan de orde is, past het in het systeem van de wet dat het gezag van de ouder(s) op enig moment wordt beëindigd. Een jaarlijkse verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing is in dat geval niet langer passend en zou de onzekerheid over het opvoedperspectief voor de kinderen laten voortduren. Daar komt bij [minderjarige1] bijna acht jaar oud is en dat zij betrokken zal worden in de gerechtelijke procedures. Dit kan voor extra spanning en onrust zorgen en dat is niet in haar belang.
5.6
De moeder vindt dat de uithuisplaatsing voortgezet kan worden in een vrijwillig kader, en dat gezagsbeëindiging dus niet nodig is.
5.7
Het is positief en in het belang van de kinderen dat de moeder instemt met het verblijf van de kinderen in een gezinshuis. Het hof is er echter niet van overtuigd dat volstaan kan worden met een plaatsing in een vrijwillig kader onder handhaving van het gezag van de moeder. Zoals ook is besproken bij de zitting, zijn er grote zorgen over de veiligheid van de moeder. Begin dit jaar heeft zich nog een heel ernstig incident voorgedaan waarbij de vader van [minderjarige2] de moeder, zoals zij tijdens de zitting heeft verteld, gegijzeld heeft gehouden en heeft bedreigd. Deze onveiligheid strekt zich ook uit over de kinderen.
De raad en de GI vinden dat er onvoldoende zicht is op de situatie van de moeder. Tijdens de zitting vertelde de moeder pas dat haar behandeling bij [naam] (positief) is afgerond. Dat was een behandeling voor de post-traumatische stressstoornis die verband hield met een geweldsincident door de vader van [minderjarige2] , twee jaar geleden. Ook vertelde zij toen pas meer (in detail) over de hierboven genoemde bedreiging en gijzeling. Hoewel de moeder zeer betrokken is bij haar kinderen, is zij naar de hulpverleners niet altijd open over haar eigen situatie, terwijl dat wel belangrijk is voor de samenwerking (juist in het belang van haar kinderen).
5.8
Op dit moment heeft de moeder wekelijks contact met [minderjarige2] . De GI heeft verklaard dat met [minderjarige1] nog geen contact mogelijk is. Er is nog meer hulp nodig voor [minderjarige1] voordat veilig contactherstel met de moeder kan plaatsvinden. Ook is voor [minderjarige1] een stabiele thuisbasis nodig die haar kan opvangen na de omgangsmomenten. Het hof acht de structurele betrokkenheid en begeleiding van de GI als voogd daarbij noodzakelijk. De GI kan kijken naar de hulpverlening voor de kinderen en (uitbreiding van) de omgang met de moeder.
Gelet op de complexe situatie rondom de moeder en de kinderen, ziet het hof geen mogelijkheden binnen een vrijwillig kader. De GI heeft tijdens de zitting bevestigd dat de moeder heel betrokken is bij de kinderen. De moeder heeft gevraagd of de GI haar goed op de hoogte wil houden, vooral waar het gaat over wijzigingen in verblijf en therapieën van [minderjarige1] . Het hof gaat ervan uit dat de GI dat zal doen.
5.9
Het hof is van oordeel dat is voldaan aan de gronden om het gezag van de moeder te beëindigen. De beslissing van de rechtbank zal in stand blijven (worden bekrachtigd).

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van
20 februari 2025.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E. de Boer, K. Mans en M.E.L. Klein, bijgestaan door de griffier en is in het openbaar uitgesproken op 25 november 2025.

Voetnoten

1.artikel 1:266 lid 1 onder a en b BW
2.Artikel 3 en artikel 20 Verdrag inzake de rechten van het kind