ECLI:NL:GHARL:2025:753

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
21-003408-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling levensgezel, onttrekking aan het gezag van haar minderjarige zoontje en vernieling van een politiecel

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor mishandeling van zijn levensgezel, onttrekking van hun minderjarige zoontje aan het gezag van de moeder, en vernieling van een politiecel. De mishandeling vond plaats in de nacht van 10 op 11 oktober 2022, waarbij de verdachte zijn levensgezel met een mes bedreigde en haar meerdere keren in het gezicht sloeg. De verdachte ontkende de mishandeling, maar het hof oordeelde dat de bewijsmiddelen, waaronder chatberichten en verklaringen van getuigen, voldoende steun boden voor de verklaring van de aangeefster.

Daarnaast heeft de verdachte op 11 oktober 2022 hun zoontje opgehaald bij de kinderopvang zonder toestemming van de moeder, met de smoes dat hij naar de dokter moest. Dit werd door het hof gekwalificeerd als onttrekking aan het gezag. De verdachte gebruikte het kind als pressiemiddel om de moeder te dwingen haar aangifte bij de politie in te trekken.

Tot slot heeft de verdachte tijdens zijn aanhouding een politiecel vernield. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft tbs met dwangverpleging opgelegd, gezien de psychische problematiek van de verdachte en het hoge recidivegevaar. De vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen zijn afgewezen, omdat de verdachte al lange tijd in voorarrest heeft gezeten en behandeling voorop staat.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003408-23
Uitspraak d.d.: 12 februari 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 13 juli 2023 met parketnummer 18-262178-22 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging, met parketnummers 21-002316-19,
21-002772-19, 21-004417-18, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1991,
thans verblijvende in P.I. [verblijfplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 29 januari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis van de rechtbank en veroordeling van verdachte voor de feiten 1, 2 en 4 tot een gevangenisstraf van negen maanden en dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met verpleging van overheidswege (dwangverpleging) van ongemaximeerde duur wordt opgelegd. De advocaat-generaal vordert daarnaast toewijzing van de vorderingen tot tenuitvoerlegging onder de parketnummers 21-002316-19 en 21-002772-19 en afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 21-004417-18 voor wat betreft de voorwaardelijk opgelegde geldboetes en toewijzing van deze vordering voor wat betreft de voorwaardelijk opgelegde hechtenis. De advocaat-generaal vordert de toewijzing van het verzoek om schadevergoeding van de benadeelde partij, met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. M .R. van der Pol, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van feit 3. Verdachte heeft onbeperkt hoger beroep ingesteld en dit hoger beroep is daarmee ook gericht tegen de door de rechtbank gegeven beslissing tot vrijspraak van feit 3. Gelet op wat is bepaald in artikel 404, vijfde lid, Sv, staat tegen deze beslissing tot vrijspraak voor verdachte geen hoger beroep open. Het hof zal verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de vrijspraak van feit 3.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is op 13 juli 2023 door de rechtbank voor de feiten 1, 2 en 4 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 276 dagen, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de rechtbank de maatregel van tbs met dwangverpleging opgelegd. Het verzoek tot schadevergoeding van de benadeelde partij heeft de rechtbank geheel toegewezen, met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De drie vorderingen tot tenuitvoerlegging heeft de rechtbank gedeeltelijk, dan wel geheel, toegewezen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en voor zover in hoger beroep nog aan de orde – vernietigen nu het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is – na mondelinge en schriftelijke wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover in hoger beroep nog aan de orde – tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 10 oktober 2022 tot en met 11 oktober 2022 te [plaats 1] zijn levensgezel, te weten [slachtoffer 1] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 1] meermalen vuistslagen in het gezicht en/of tegen het hoofd te geven en/of
- met een mes in het gezicht van die [slachtoffer 1] te krassen en/of een mes op het gezicht en/of de hals van die [slachtoffer 1] te zetten en/of hierin te prikken en/of
-met een arm de keel van die [slachtoffer 1] dicht te knijpen;
2.
hij op of omstreeks 11 oktober 2022 te [plaats 1] , althans in Nederland, opzettelijk een minderjarige te weten [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedag 2] 2020) heeft onttrokken aan het wettig over hem gesteld gezag en/of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefende, terwijl die minderjarige beneden de twaalf jaren oud was hebbende verdachte,
- [slachtoffer 2] opgehaald bij het kinderdagverblijf en in strijd met de waarheid medegedeeld dat hij naar de dokter moest en/of
- [slachtoffer 2] meegenomen in de trein naar [plaats 2] en/of ondergebracht bij een bekende van hem, verdachte en/of
- foto's naar de moeder van [slachtoffer 2] verzonden met de mededeling dat hij haar zoontje had;
4.
hij op of omstreeks 13 oktober 2022 te [plaats 1] opzettelijk en wederrechtelijk de vloer van een politiecel van het cellencomplex [plaats 3] in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Nationale Politie, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Verdachte wordt – in hoger beroep – verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van zijn toenmalige vriendin (feit 1), het onttrekken aan het gezag van het minderjarige zoontje van zijn toenmalige vriendin (feit 2) en vernieling van een politiecel (feit 4).
Verdachte heeft erkend dat hij een politiecel heeft vernield (feit 4). Verdachte ontkent dat hij aangeefster heeft mishandeld (feit 1).
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het bestanddeel “levensgezel” (feit 1). Er was geen sprake meer van een relatie tussen verdachte en aangeefster. Daarnaast heeft de raadsman vrijspraak gevraagd van het onttrekken aan het gezag (feit 2). Verdachte had stilzwijgend toestemming voor het ophalen van [slachtoffer 2] , het zoontje van aangeefster.
Het hof stelt op basis van de hieronder opgesomde bewijsmiddelen het volgende vast. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Feit 1
Verdachte gaat in de nacht van 10 op 11 oktober 2022 rond 02:00 uur de woning van aangeefster [slachtoffer 1] binnen. Drie dagen daarvoor sommeert aangeefster verdachte om haar huissleutels in te leveren en zijn spullen te pakken. Aangeefster wil niet meer dat verdachte in haar woning verblijft en zij denkt dat verdachte alle sleutels van haar woning heeft ingeleverd. Verdachte blijkt de sleutel van de balkondeur te hebben achtergehouden. Via de balkondeur komt verdachte in de nacht van 10 op 11 oktober 2022 de woning van aangeefster binnen. Hij gaat met een keukenmes en gele handschoenen aan naar de slaapkamer van aangeefster. Zij ligt te slapen en wordt wakker van de voetstappen van verdachte. Terwijl aangeefster nog in bed ligt, gaat verdachte bovenop haar zitten en drukt hij het mes tegen haar hals/keel en tegen haar gezicht aan. Aangeefster voelt het mes prikken in haar hals. Verdachte slaat aangeefster meerdere keren met zijn vuisten in haar gezicht. Wanneer aangeefster zich wegdraait van verdachte, probeert hij haar te wurgen door één arm om haar keel te drukken. Hiermee drukt verdachte de keel van aangeefster dicht, waardoor ze ongeveer vijf seconden lang geen lucht krijgt. Terwijl verdachte dit doet, zegt hij dat hij er alles aan zou willen doen om het nog te laten werken (
het hof begrijpt: de relatie te laten voortduren) met aangeefster. Ook zegt verdachte dat aangeefster ervoor heeft gezorgd dat hij zichzelf niet is op dat moment. Aangeefster moet verdachte beloven dat ze de politie op dat moment niet zal bellen. Nadat verdachte van aangeefster af is gegaan, gaat hij douchen. Hij neemt het mes mee en aangeefster moet bij hem komen staan om te voorkomen dat ze vlucht. Bij een poging om te vluchten gaat verdachte achter aangeefster aan. Om 04:00 uur verlaat verdachte de woning van aangeefster weer. Aangeefster zegt verdachte toe dat hij beneden in de schuur mag slapen, zodat de kinderen niets merken van wat er zich heeft afgespeeld. Aangeefster heeft hierdoor pijn aan haar gezicht en hoofdpijn.
De agenten die haar verklaring opnemen zien meerdere kleine krassen in haar gelaat en een krasje in haar nek. Aangeefsters verklaring wordt verder ondersteund door de chatberichten tussen verdachte en aangeefster. Zo stuurt verdachte op 11 oktober 2022, vlak na het gebeuren om 04:19 uur naar aangeefster: “echt sorry van net draaide echt door sorry was mezelf niet echt sorry nogmaals”. Dat verdachte in dit chatbericht zegt dat hij zojuist zichzelf niet was, komt overeen met de verklaring van aangeefster dat verdachte toen hij in de woning was en haar mishandelde tegen haar heeft gezegd dat het haar schuld was dat hij zichzelf niet was. Verder vindt de verklaring van aangeefster steun in de chatberichten, nu daarin terugkomt dat verdachte na de ten laste gelegde mishandeling is gaan douchen en dat hij een sleutel had van de schuur. Voor de overtuiging is tenslotte van belang dat aangeefster verdachte er in die chatberichten mee confronteert dat hij, met gele handschoenen aan, haar huis binnengekomen is en een mes op haar keel heeft gezet. Hij reageert daar niet ontkennend op.
Daarnaast wordt de aangifte ondersteund door de verklaring van een buurtbewoner die het portiek deelt met aangeefster. Deze buurtbewoner verklaart dat er die nacht wederom ruzie was in de woning met huisnummer [nummer] . Dit was altijd gaande als de vriend van de bewoonster ook daar in huis was. Deze buurtbewoner hoort de vrouwelijke bewoner van huisnummer [nummer] roepen: “Ga van mij af. Blijf van mij af.”.
Uit het voorgaande volgt – in onderling verband en samenhang bezien – dat verdachte aangeefster heeft mishandeld.
De volgende vraag is of aangeefster kan worden aangemerkt als de levensgezel van verdachte, zoals ten laste is gelegd.
Bij de beoordeling of sprake is van een levensgezel in de zin van artikel 304 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) zijn de volgende aspecten van belang:
  • of sprake is van een gemeenschappelijke huishouding;
  • de duur van de gemeenschappelijke huishouding;
  • of er een relatie van affectieve aard is, en met name; en
  • of betrokkenen kennelijk uitgaan van een nauwe lotsverbondenheid.
Het hof gaat er – met verdachte en aangeefster – vanuit dat sprake was van een relatie ten tijde van de mishandeling in de nacht van 10 op 11 oktober 2022. Op dat moment hadden verdachte en aangeefster al lange tijd een affectieve relatie, waarbij hij ook voor haar kinderen zorgde op de momenten dat zij afwezig was. Hoewel uit de bewijsmiddelen naar voren komt dat aangeefster hun relatie al eerder – in april 2022 – heeft proberen te verbreken, volgt uit diezelfde bewijsmiddelen dat de relatie vervolgens is “doorgesudderd” en dat het contact weer is voortgezet en opgebouwd. Daarbij was ook sprake van een seksuele relatie, aldus aangeefster. Alles wijst erop dat verdachte niet volledig heeft begrepen dat aangeefster de relatie wilde verbreken, dan wel dat hij dit niet heeft willen accepteren. Dat er feitelijk nog sprake was van een relatie en dat verdachte en aangeefsters elkaars levensgezel waren, volgt ook uit het feit dat verdachte die nacht tegen aangeefster zei dat hij er alles aan zou willen doen om het tussen hun te laten werken. Bovendien is het verdachte zelf die op de zitting van het hof heeft gezegd dat zij ten tijde van het ten laste gelegde nog een relatie hadden. Verdachte woonde feitelijk nog bij aangeefster en hij wilde op dat moment nog dat de situatie tussen aangeefster en hem zou verbeteren. De omstandigheid dat hij daags tevoren zijn sleutels aan aangeefster had afgestaan – met achterhouden van een balkondeursleutel – maakt dit niet anders. In de chatberichten smeekt verdachte aangeefster om contact met hem te houden. Het hof begrijpt dit zo dat verdachte in de veronderstelling was dat hij nog samen was met aangeefster, dat hij graag met haar verder wilde en het idee had dat hij deze relatie nog kon redden. Op de zitting van het hof heeft verdachte verklaard dat, zelfs na zijn aanhouding na het ten laste gelegde, aangeefster en hij nog een relatie hadden en dat aangeefster nog gedurende enige tijd bij hem in detentie op bezoek is gekomen. Zij heeft hem toen ook een naaktfoto van zichzelf gegeven.
Dit alles getuigt volgens het hof niet van een (definitief) verbroken relatie zoals de raadsman heeft betoogd. Op grond van deze aspecten en de bewijsmiddelen is het hof van oordeel dat aangeefster kan worden aangemerkt als levensgezel van verdachte. Het hof komt dan ook tot een bewezenverklaring van feit 1, het mishandelen van zijn levensgezel. Het verweer wordt verworpen.
Feit 2
In de ochtend van 11 oktober 2023 haalt verdachte het zoontje van aangeefster ( [slachtoffer 2] ) op bij de kinderopvang in [plaats 1] . Om [slachtoffer 2] mee te kunnen krijgen gebruikt verdachte de smoes dat [slachtoffer 2] naar de huisarts moet. Verdachte neemt [slachtoffer 2] mee naar een vriend in [plaats 2] en laat hem bij deze vriend achter. Verdachte stuurt aangeefster een foto van [slachtoffer 2] om aangeefster te laten weten dat [slachtoffer 2] bij hem is. Uit de chatgesprekken tussen verdachte en aangeefster volgt dat verdachte wilde dat aangeefster zijn vragen zou beantwoorden en dat hij wilde dat aangeefster haar melding bij de politie zou intrekken. Pas dan zou hij zeggen waar [slachtoffer 2] was zodat aangeefster hem kon ophalen. Uiteindelijk traceert de politie de telefoon van verdachte en wordt hij aangehouden. [slachtoffer 2] verblijft dan nog steeds bij de vriend van verdachte. Verdachte verklaart bij de rechtbank dat hij [slachtoffer 2] heeft meegenomen omdat aangeefster – nadat hij haar die voorgaande nacht had mishandeld – niet met hem wilde praten. In hoger beroep verklaart verdachte dat hij vond dat aangeefster niet naar de politie had moeten gaan.
Het hof gaat niet mee in het verweer van de raadsman dat sprake zou zijn van stilzwijgende toestemming om [slachtoffer 2] op te halen. Hoewel verdachte [slachtoffer 2] in het verleden vaker heeft opgehaald bij de kinderopvang, heeft verdachte op de zitting van het hof erkend dat hij zonder met aangeefster te overleggen [slachtoffer 2] heeft opgehaald van de opvang en dat het verkeerd was om dit niet met haar te overleggen. Het is helder dat verdachte op geen enkele manier toestemming had om [slachtoffer 2] mee te nemen. Daarmee is naar het oordeel van het hof sprake geweest van het onttrekken van [slachtoffer 2] aan het gezag. Verdachte heeft het zoontje gebruikt om zijn wil aan aangeefster op te leggen, namelijk dat zij haar verklaring bij de politie zou intrekken. Het verweer wordt verworpen.

Bewijsmiddelen

Het hof past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk is weergegeven. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Feit 1

1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte met bijlagen van 13 oktober 2022, opgenomen op pagina 39 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN2R022115 van 16 november 2022, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :

Adres aangeefster: [adres] [plaats 1] . Ik doe aangifte van mishandeling. Het heeft wel impact gehad. Ik heb hoofdpijn en pijn. Ik heb de relatie met [verdachte] (
het hof begrijpt: verdachte) verbroken. Ik heb hem drie dagen daarvoor gevraagd om mijn sleutels terug te geven, om deze voor 15:00 uur in de brievenbus te doen. Dat heeft hij ook gedaan en ik was in de veronderstelling dat dat alle sleutels waren. Ik ben gaan slapen. Hij is via het balkon, daar had hij nog een sleutel van, naar binnen gegaan. Ik werd wakker van voetstappen en wilde uit bed stappen. Ik zag ineens een grote schaduw. Hij stapte op mij af met een groot keukenmes. Hij zat vervolgens bovenop mij en deed het mes tegen mijn hals. Hij zei dat ik mijn mond moest houden want hij wilde niet dat iemand 112 ging bellen. Ik was een soort van in shock. Ik zei dat hij ermee moest ophouden. Hij zei dat hij zichzelf niet was en dat hij zo was geworden door mij. Ik werd best wel boos en ik zei dat hij van mij af moest gaan en dat ik dit niet wilde. Hij sloeg mij een paar keer in het gezicht. Hij heeft ook mijn keel dichtgeknepen, met één arm om mijn keel heen. Met zijn andere hand had hij het mes vast en deze hield hij tegen mijn gezicht aan. Uiteindelijk kwam ik van het bed af en liet hij mij een soort van vrij, voor even. Toen hij aan het douchen was heeft hij het mes meegenomen. Ik moest daar blijven staan en toen heeft hij gedoucht. Ik probeerde de deur uit te komen, maar hij kwam toen naakt achter mij aan en dus dat lukte niet. Hij zei tegen mij dat hij er alles aan zou willen doen zodat het nog ging werken. Hij zei tegen mij dat ik moest beloven dat ik de politie nu niet zou bellen.
Ik werd die nacht (
het hof begrijpt: van 10 op 11 oktober 2022) wakker door voetstappen. Dat was om 02:00 uur. Ik schrok ervan omdat hij bovenop mij sprong met een keukenmes en gele handschoenen. Ik dacht waarom heb je in godsnaam handschoenen aan? Ik lag op dat moment in bed. Ik lag languit en hij ligt bovenop mij en heeft het mes bij mijn keel. Ik kon op dat moment geen kant op. Ik was bang want ik werd in de klem gehouden. Ik had geen bewegingsruimte. Ik was bang dat hij mij pijn zou doen, omdat ik het voelde prikken. Ik voelde het mes in mijn hals. Toen was ik echt bang. Want als je doorprikt, dan zit je in mijn halsslagader daar en dan kan het zo einde zijn. Hij hield het mes eerst bij mijn hals. Daarna waren we in gesprek en hield hij het mes bij mijn gezicht. Hij zei tegen mij dat hij met de sleutel via het balkon was gekomen. Hij liet de balkonsleutel ook zien en heeft deze ook teruggegeven. Alles in totaal heeft twee uur geduurd tot een uur of 04:00 uur. Ik zag de tijd toen hij naar beneden liep. Ik weet dat hij mij een paar keer in mijn gezicht heeft geslagen terwijl hij boven op mij zat. Dat was met zijn vuist. Toen draaide ik mee en toen ging hij van mij af en begon hij mij te wurgen of mijn keel dicht te doen. Hij heeft mij met twee vuisten in het gezicht geslagen, rechts en links. Ik voelde alleen maar pijn op mijn hoofd. Hij sloeg mij met zijn vuisten. Hij sloeg links en rechts. Het was drie keer, links, rechts, links. Hij wurgde om tegen te houden dat ik zou vluchten. En omdat hij heel duidelijk zei dat het door mij kwam dat hij zo werd. Met andere woorden, dat hij het recht had om zo te doen omdat ik dat gedrag bij hem had opgeroepen.
Naar mijn mening had ik de relatie al een aantal maanden verbroken, maar we hebben wel gewoon contact, elkaar gezien en dan was het wel weer een soort van relatie. Het was voor mij wel duidelijk dat het geen liefdesrelatie meer was, maar voor hem was niet zo. Hij zag het contact als een soort opening om terug te krijgen wat er daarvoor was. We hadden sinds vorig jaar februari (
het hof begrijpt: 2021) een relatie. In april 2022 heb ik gezegd dat ik niet meer verder wilde. Hij wilde dat niet. Hij zei dat hij het begreep, maar hij begreep het niet. Eerst was het ik doe alles voor je, maar vervolgens wordt hij boos in de vorm van schreeuwen, stem verheffen. We hebben elkaar later weer gezien omdat zijn dochter om het weekend bij mij kwam. Het is een beetje doorgesudderd. Eerst was er geen contact en daarna bouwde dat weer op. Er was daarna een seksuele relatie. Rond april 2022 was hij veel bij mij. Ik denk dat het voor hem niet duidelijk genoeg was dat de relatie er niet meer was. Omdat de kinderen het leuk hadden ben ik toch verder gegaan. Ik heb mezelf daarom aan de kant geschoven.
Als ik het definitief zou beëindigen met hem was ik bang dat hij geweld zou gaan gebruiken en mij lastig zou gaan vallen. Ik wilde mijn sleutels terug omdat hij mijn huis niet in hoeft. Ik wilde hem niet meer horen en spreken. Het ging gewoon niet goed. Ik zei steeds dat ik het wilde beëindigen. Ik vroeg het op een normale manier en dat lukte elke keer niet. Hij gaf het (
het hof begrijpt: de sleutels) niet. Ik heb er daarom ‘dwang’ achter gezet. Ik zei dat ik de politie ging bellen en daar heeft hij naar geluisterd. Maar ik wist niet dat hij de balkonsleutel had meegenomen. Ik woon op twee hoog, dus hij is naar twee hoog omhoog geklommen om in mijn huis te komen. Toen hij op mij sprong in de slaapkamer had hij ook gele handschoenen aan. Het klopt dat ik de afgelopen tijd meerdere keren heb gezegd dat ik wilde dat het nu stopte en dat ik mijn sleutels terug wilde. Toen heb ik inderdaad gezegd als je niet voor zaterdag 15:00 uur de sleutels zou inleveren, dat ik dan de politie zou bellen. Hij heeft toen geappt dat hij zijn best wilde doen. Ik geloofde dat niet. Ik was in gesprek met de politie en de reclassering zodat hij opgenomen zou worden in een psychiatrische inrichting, ik zou hem daarmee helpen. Daardoor kreeg hij een soort van hoop.
Opmerking verbalisant: Aangeefster heeft meerdere kleine krassen op het gelaat.

2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 19 oktober 2022, opgenomen op pagina 98 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 1] :

Naar aanleiding van een aangifte van mishandeling, heb ik een buurtonderzoek gedaan aan de [straatnaam] te [plaats 1] . Op dit adres zou de mishandeling hebben plaatsgevonden. Op de betreffende maandag (
het hof begrijpt: 11 oktober 2022)werd een buurtbewoner van het portiek waar huisnummer [nummer] zich bevindt wakker van wederom ruzie in de woning van nummer [nummer]
(het hof begrijpt: de woning van aangeefster). Dit was altijd gaande als de vriend van de bewoonster ook daar in huis was. De buurtbewoner hoorde de vrouwelijke bewoner van huisnummer [nummer] roepen: “Ga van mij af. Blijf van mij af.”, althans woorden van gelijke strekking.

3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 11 oktober 2022, opgenomen op pagina 4 e.v, van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :

[slachtoffer 1] (
het hof begrijpt: aangeefster) gaf aan dat zij vanaf vannacht (
het hof begrijpt: 11 oktober 2022)om 02:00 uur niet meer heeft geslapen. [slachtoffer 1] verklaarde het volgende. Haar ex is via de balkondeur haar huis binnengekomen. Hij had gele handschoenen aan en hield een keukenmes vast. Hij hield het mes tegen haar nek aan, waardoor ze een kras in haar nek had. Hij heeft haar ook geslagen en bij de keel gegrepen. Daardoor kreeg ze geen lucht meer. Ze zei: “Stop! Stop!”. Eerst ging hij nog even door, maar toen stopte hij wel. Ze hadden ongeveer één jaar een relatie. [slachtoffer 1] gaf ook aan dat haar hele gezicht pijn deed. Wij zagen dat zij meerdere krassen in het gezicht en een krasje in haar nek heeft. Hiervan heb ik met toestemming van [slachtoffer 1] een aantal foto’s gemaakt.

4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 13 oktober 2022, opgenomen op pagina 81 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:

A: Ik woon nu bij mijn vriendin. [slachtoffer 1] .
V: Hoe lang woon jij daar al?
A: 2 jaar.
V: Hoe gaat het met jullie relatie?
A: Afgelopen dagen is het een beetje...ja hoe kan ik het zeggen. Gaat gewoon niet meer. Ik probeer er alles aan te doen om het te laten lukken. Maar ja. Ik heb haar beloofd dat ik het nu anders laat zien en dat het wel kan in een relatie.

5. Een schriftelijk bescheid, te weten chatgesprekken tussen verdachte en aangeefster, opgenomen als bijlage bij het proces-verbaal van aangifte van 13 oktober 2022 (pagina 39 e.v.), opgenomen op pagina 55 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:

08-10-2022 18:12 – [slachtoffer 1] (
het hof begrijpt: aangeefster): (…) Maar ik wil dat je gaat.
08-10-2022 18:17 - [verdachte] (
het hof begrijpt: verdachte): Mag ik na de verjaardag gaan plies
08-10-2022 18:20 - [verdachte] : Bel me laat me niet gekke dingen laten gaan doen
plies bel me
08-10-2022 18:19 - [verdachte] : Plies laat me na de vier jaardag gaan plies beloof je op alles dat ik ga en dan niemand zie me meer en hoor niks van me doe me zelf iets aan
08-10-2022 18:37 - [verdachte] : Is goed je wil van me af oké
08-10-2022 18:39 - [verdachte] : Mag niet eens me kind vierjaardag vieren niks ook niet eens van me dochter op hun dag en ik doe hard me best krijg ik dit kan je kiezen voor me of ik kies zelf en me hoor je niks meer van me
08- 10-2022 21:19 – [slachtoffer 1] : Voor morgen 12 uur ben je me huis uit. (…) Doe je dat niet bel ik de politie en laten die je weghalen.
09-10-2022 13: 53 - [slachtoffer 1] : Je hebt tot 15. De sleutels en liggen dan in de brievenbus, en heb je je spullen gepakt Zo niet dan bel ik politie
09-10-2022 14:07 - [verdachte] : Plies
09-10-2022 14:07 - [verdachte] : Bel me luister even plies
09-10-2022 14:08 - [slachtoffer 1] : Tot 15 daarna staat er politie
09-10-2022 14:08 - [slachtoffer 1] : Met de slotenmaker
09-10-2022 14:10 - [verdachte] : Bel me even plies
09-10-2022 14:12 - [verdachte] : Neem even op plies
09-10-2022 14:12 - [verdachte] : Druk me niet weg wil een ding zegen nog
09-10-2022 14:13 - [verdachte] : Plies geen politie
09-10-2022 14:13 - [verdachte] : Plies
09-10-2022 14:50 - [verdachte] : Geen politie bel je zo video dat je kan zien je steile ga in brievenbus oké
09-10-2022 14:51 - [slachtoffer 1] : Alle sleutels
09-10-2022 14:51 - [verdachte] : Ja
09-10-2022 14:52 - [slachtoffer 1] : Ook van de brievenbus 2
09-10-2022 14:52 - [verdachte] : Die heb ik niet geen een moet ze hier in huis liggen
09-10-2022 14: 53 - [verdachte] : Heb een hier gevonden in de la
09-10-2022 14:57 - [slachtoffer 1] : Er moet nog 1 zijn
09-10-2022 14:57 - [slachtoffer 1] : Je hebt ook 2 van de schuur
09-10-2022 14:58 - [verdachte] : Die heb jij heb geen sleutels meer alleen een van
boven en beneden en nu brievenbus geen een meer
09-10-2022 14:59 - [slachtoffer 1] : Leg ze er nu in
09-10-2022 14:59 - [verdachte] : Geef me 10 min ben nog snel douchen in dat
09-10-2022 14:59 - [verdachte] : Heb 2 dagen niet ge doucht
09-10-2022 14:59 - [verdachte] : Kan dat snel
09-10-2022 14:59 - [slachtoffer 1] : Nee
09-10-2022 14:59 - [verdachte] : Plies
09-10-2022 14:59 - [slachtoffer 1] : Je had een uur
09-10-2022 15:00 - [verdachte] : Plies snel
09-10-2022 15:00 - [slachtoffer 1] : Dan ga ik nu bellen
09-10-2022 15:00 - [verdachte] : Nee niet doen
09-10-2022 15:09 - [verdachte] : (…) ik weet dat je niet zo ben ik weet dat en dat je toch straks zorgen ga maken met waar is hij waar slaap hij maar een ding kan ik wel zeggen ik sta nu op straat geen huis geen jammer en geen vrouw waar ik van heb gehouden en nog steeds van hou
09-10-2022 15:58 - [verdachte] : Ik heb niks mee omdat ik op straat bent nu hoop dat je die begrip heb
09-10-2022 15:58 - [verdachte] : Of hart heb
09-10-2022 16:06 - [verdachte] : Doe me dit niet aan sta al op straat
09-10-2022 16:08 - [verdachte] : Plies
09-10-2022 16:08 - [verdachte] : Waar kan ik heen help me
09-10-2022 16:16 - [verdachte] : Nee ik vecht voor jou en de kinderen en als ik voor nu tot hoe lang maar ook op straat moet blijven doe ik dat ook zweer op alles
09-10-2022 16:16 - [verdachte] : Als ik zwerver moet worden omdat ik geen dank op me hoofd heb voor jou doe ik dat ook
09-10-2022 16:21 - [verdachte] : Plies praat met me plies
09-10-2022 16:22 - [slachtoffer 1] : Je hoeft voor ons niet te vechten meer
09-10-2022 16:22 - [verdachte] : Jewel let maar op doe ik wel
09-10-2022 16:22- [verdachte] : Kan je plies even bellen
09-10-2022 16:23 - [slachtoffer 1] : Nee laat me met rust
09-10-2022 16:32 - [verdachte] : (…) ik heb je gezecht je ben meer voor me dan zij echt je wil me niet geloven moet ik je bewijzen heb je toen straat ook al gezegd als ik niet met je ging had ik haar nog steeds niet kunnen zien en je denk dat ik lieg
09-10-2022 16:32 - [verdachte] : Ik zeg je alleen jij kan me helpen me hoofd rustig maken Marja je geloof me niet
09-10-2022 16:37 - [slachtoffer 1] : Ik ben klaar met praten
09-10-2022 16:37 - [slachtoffer 1] : Ik wil dat je me met rust laat
10-10-2022 18:28 - [verdachte] : En heb je hem gefeliciteerd voor me ons kleine man
10-10-2022 18:42 - [slachtoffer 1] : Ja hoor
11-10-2022 04:17 - [slachtoffer 1] : Ik ga nu douchen
11-10-2022 04:17 - [verdachte] : Ik kan je vertrouwen
11-10-2022 04:18 - [slachtoffer 1] : Ja
11-10-2022 04:19 - [verdachte] : Echt sorry van net draaide echt door sorry was mezelf niet echt sorry nogmaals
11-10-2022 09:06 - [slachtoffer 1] : Je hebt me bijna dood gemaakt ga die kliniek naar binnen
11-10-2022 09:17 - [slachtoffer 1] : Alsjeblieft meld je
11-10-2022 09:17 - [slachtoffer 1] : Ga daarheen
11-10-2022 09:17 - [verdachte] : Kom plies
11-10-2022 09:17 - [verdachte] : Ga mee
11-10-2022 09:18 - [slachtoffer 1] : Dit moet je zelf doen
11-10-2022 09:18 - [verdachte] : Heb jou nodig daar voor
11-10-2022 09:20 - [slachtoffer 1] : Je bent jezelf niet
11-10-2022 09:23 - [slachtoffer 1] : Je sluipt mijn huis binnen, met gele handschoenen zet je een mes op mijn keel. Vind je dat jezelf? En daarna doe je alsof er niks is gebeurd. Ik weet niet meer wat ik van jou kan verwachten
11-10-2022 09:23 - [slachtoffer 1] : Ik kom niet alsjeblieft ga daarheen en laat je helpen!
11-10-2022 09:23 - [verdachte] : Ik ben rustig en wil alleen dat je me daar na toe breng meer niet
11-10-2022 09:24 - [slachtoffer 1] : Ga daar naar binnen en laat je helpen! Dan pas is het veilig
11-10-2022 09:24 - [slachtoffer 1] : Voor ons
11-10-2022 09:25 - [verdachte] : Ga met mij na binnen doe dat
11-10-2022 09:25 - [verdachte] : Neem even op
11-10-2022 09:31 - [slachtoffer 1] : Laat je opnemen alsjeblieft!
11-10-2022 09:41 - [verdachte] : Wil ik doen ook
11-10-2022 09:41 - [verdachte] : Maar waar ben je
11-10-2022 09:41 - [verdachte] : Bel me
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever van 13 oktober 2022, opgenomen op pagina 73 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1]:
Ik kom aan de krassen op mijn gezicht deels door het mes en deels van het slaan. Voordat dit incident plaatsvond had ik geen verwondingen, krassen of andere plekjes op mijn gezicht. Ik voelde het mes prikken in mijn nek. Ik kreeg direct pijn na de klappen die hij gaf. Ik werd geslagen op mijn wang/jukbeen en bij mijn oog. Het waren krachtige slagen. Ik kreeg hoofdpijn, zo’n zwaar hoofd en ik werd een beetje duizelig. Op het moment dat [verdachte] mijn keel dichtkneep dacht ik dat ik dood ging. Omdat hij zijn arm om mijn keel deed kon ik niks meer. Ik kon niet praten en het effect is erger dan wanneer iemand je met de hand bij de keel grijpt. Ik kreeg geen lucht meer. Ik heb denk ik 5 seconden geen lucht gehad. Ik kreeg uiteindelijk weer lucht omdat hij losliet. Ik bewoog met mijn lichaam om aan te geven dat ik het niet wilde en omdat ik weg wilde komen.
7. De door verdachte ter zitting van het hof van 29 januari 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Het klopt dat [slachtoffer 1] , nadat ik voor deze zaak was aangehouden en in detentie zat, van oktober tot december 2022 nog wekelijks bij mij op bezoek kwam. Dat was regulier bezoek. Het klopt ook dat ze mij toen nog een naaktfoto van zichzelf heeft gegeven. We hadden toen nog een relatie.
Feit 2
1. De door verdachte ter zitting van het hof van 29 januari 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Het was fout om niet met [slachtoffer 1] te overleggen dat ik [slachtoffer 2] wilde ophalen. Ik had geen toestemming van haar om [slachtoffer 2] op te halen. Het klopt dat ik vond dat [slachtoffer 1] niet naar de politie moest gaan.

2. De door verdachte ter zitting van de rechtbank van 29 juni 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:

Ik heb [slachtoffer 2] bij de kinderopvang opgehaald en gezegd dat hij naar de huisarts moest. Het klopt dat hij niet naar de huisarts moest. Ik heb dit niet met [slachtoffer 1] (
het hof begrijpt: [slachtoffer 1]) overlegd. Zij wilde niet praten met mij. Ik heb bewust niet met [slachtoffer 1] overlegd, omdat het anders niet van haar zou mogen. Ik heb naar [slachtoffer 1] een foto gestuurd dat ik met haar zoontje was. Ik ben met [slachtoffer 2] met de trein naar een vriend in [plaats 2] gegaan. Daarna ben ik naar de winkel gegaan en heeft mijn vriend op [slachtoffer 2] gepast. Bij de winkel ben ik aangehouden.

3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 13 oktober 2022, opgenomen op pagina 39 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN2R022115 van 16 november 2022, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :

Ik doe aangifte van ontvoering namens het slachtoffer [slachtoffer 2] (
het hof begrijpt: [slachtoffer 2] , het zoontje van aangeefster), geboren op [geboortedag 2] 2020, gepleegd tussen 11 oktober 2022 om 10:52 uur en 11 oktober 2022 om 13:41 uur. Ik kreeg een appje van [verdachte] dat er iemand was die mij wilde groeten. Hij stuurde me toen een foto van mijn zoontje. Ik kreeg een berichtje van mijn ex met de vraag waar ik mee bezig ben. Hij zei dat ik mijn kind kon ophalen als ik de vragen van hem had beantwoord. Ik moest dan eerlijk tegen hem zijn. Maar daar gaat het niet om want hij wil de macht over mij. Of ik nu eerlijk ben of niet dat doet er dan niet toe. Hij wil een bepaalde positie van mij. Ik ben uiteindelijk gebeld door de politie dat ik bij de politie moest komen en toen gingen we wachten tot zijn telefoon werd getraceerd en dat ik mijn zoontje weer terug kreeg. Mijn zoontje gaat naar de [kinderopvang] in [plaats 1] . De afspraak met de kinderopvang is dat ik hem ophaal, en als het iemand anders is dat ik daarover bel. Ik heb niet gebeld dat hij zou worden opgehaald door [verdachte] . Ik heb met de kinderopvang gebeld en [verdachte] had gezegd dat ik was vergeten dat mijn zoontje naar de huisarts moest.

4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 11 oktober 2022, opgenomen op pagina 1 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5]

[slachtoffer 1] gaf aan dat haar ex, [verdachte] , haar zoontje had opgehaald vanaf de kinderopvang in [plaats 1] . Ze had eerder bij de opvang aangegeven dat haar zoon niet door haar ex mocht worden opgehaald.

5. Een schriftelijk bescheid, te weten chatgesprekken tussen verdachte en aangeefster,

opgenomen op pagina 55 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:

11-10-2022 10:48 - [verdachte] : Kan je op nemen er is iemand die wil hoi zeggen tegen jou
11-10-2022 10:49 - [verdachte] : Gemiste video-oproep
11-10-2022 10:50 - [verdachte] : IMG-20221011-WA0000 jpg (bestand bijgevoegd)
11-10-2022 10:50 [verdachte] : - Hoop dat je na denkt en mij helpt en daar na toe breng
11-10-2022 11:22 - [verdachte] : Waar ben je mee bezig
11- l0-2022 12:00 - [slachtoffer 1] : Waar ben je
11-10-2022 12:00 - [verdachte] : Trek het in dan zeg ik waar ik ben en bel mij
11-10-2022 12:01 - [slachtoffer 1] : Ik wil mijn kind terug! Waar ben je
11- l0-2022 12:01 - [verdachte] : Ik weet dat je politie heb gebeld dus trek het in
11-10-2022 12:01 - [verdachte] : Je krijg hem terug als je het ingetrokken heb en bewijs heb
11-10-2022 12:01 - [verdachte] : 1 min ga die uit
11-10-2022 12:02 - [verdachte] : Ik ben in de buurt van je huis alleen dat zeg ik
11-10-2022 12:02 - [verdachte] : Dus bel maar
11-10-2022 12:02 - [slachtoffer 1] : Ik wil mijn kind!
11-10-2022 12:02 - [slachtoffer 1] : Waar ben je
11-10-2022 12:19 - [verdachte] : Bel jou
11-10-2022 12:19 - [verdachte] : Of ben je weer met politie aan het bellen
11-10-2022 12:20 - [verdachte] : Als je dat doe als ze me vinden maakt niks uit ben gewoon in [plaats 1] maar ben jij de kinderen kwijt dus denk na en neem gewoon of bel me gewoon
11-10-2022 13:04 - [slachtoffer 1] : Ik wil mijn kind terug
11-10-2022 13:04 - [verdachte] : Dan stuur je politie zeker
11-10-2022 13:21 - [verdachte] : Je kind is veilig en die krijg je ook terug vandaag en mij vraag is heb je politie gebeld ja of nee eerlijk zijn
11-10-2022 13:31 - [verdachte] : Je kan hem nu ophalen maar geef is antwoord op mij vragen dan
11-10-2022 13:31 - [slachtoffer 1] : Heb niet gebeld
11-10-2022 13:33 - [verdachte] : 1 heb je politie gebeld of aangifte gedaan 2 waar ben je nu en 3 tegen wie heb je allemaal gezegd over je kind die 3 dingen wil ik horen
11-10-2022 13:30 - [verdachte] : Zodra jij niet eerlijk kan zijn tegen mij zeg ik je niet het adres waar je hem straks kan ophalen
11-10-2022 14:09 - [verdachte] : Tel valt zo uit geen lader mee
Feit 4
Ten aanzien van dit feit is sprake van een bekennende verdachte. Gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv, volstaat het hof met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:

1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank van 29 juni 2023;

2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van l3 oktober 2022, opgenomen op pagina l00 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met NN2R0221 15 d.d. 16 november 2022, inhoudend de verklaring van [naam 1] .

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen –
slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 11 oktober 2022 te [plaats 1] zijn levensgezel, te weten [slachtoffer 1] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 1] meermalen vuistslagen in het gezicht te geven en
- een mes op het gezicht en de hals van die [slachtoffer 1] te zetten en hierin te prikken en
- met een arm de keel van die [slachtoffer 1] dicht te knijpen;
2.
hij op 11 oktober 2022 in Nederland opzettelijk een minderjarige, te weten [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedag 2] 2020), heeft onttrokken aan het wettig over hem gesteld gezag en aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefende, terwijl die minderjarige beneden de twaalf jaren oud was, hebbende verdachte,
- [slachtoffer 2] opgehaald bij het kinderdagverblijf en in strijd met de waarheid medegedeeld dat hij naar de dokter moest en
- [slachtoffer 2] meegenomen in de trein naar [plaats 2] en ondergebracht bij een bekende van hem, verdachte, en
- een foto naar de moeder van [slachtoffer 2] verzonden met de mededeling dat hij haar zoontje had;
4.
hij op 13 oktober 2022 te [plaats 1] opzettelijk en wederrechtelijk de vloer van een politiecel van het cellencomplex [plaats 3] die aan de Nationale Politie toebehoorde heeft beschadigd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent, terwijl de minderjarige beneden de twaalf jaren oud is.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.

Strafbaarheid van de verdachte

In het kader van deze strafzaak is op 27 augustus 2024 een Pro Justitia rapport uitgebracht door het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP), locatie Pieter Baan Centrum (PBC), opgesteld door [naam 2] , psychiater en [naam 3] , GZ-psycholoog. Verdachte is van 16 mei 2024 tot 27 juni 2024 gedurende zes weken opgenomen geweest in het PBC. Verdachte heeft aan het onderzoek beperkt meegewerkt. Het rapport houdt onder andere in dat bij verdachte de kern van de problematiek wordt gevormd door een neurobiologische ontwikkelingsstoornis. Samenhangend met zijn licht verstandelijke beperking (LVB) is zijn sociaal-emotioneel functioneren beperkt ontwikkeld. Ook is bij verdachte sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische en paranoïde kenmerken en sprake van een stoornis in het gebruik van cannabis (ernstig). Tijdens het bewezenverklaarde feit was sprake van deze stoornissen. De licht verstandelijke beperking en de persoonlijkheidspathologie hebben verdachtes gedragskeuzes en gedragingen beïnvloed ten tijde van het bewezenverklaarde. Vanwege opkomende gevoelens van onmacht bij de ontstane ingewikkelde relatiedynamiek en vooral ook door de forse beperkingen vanwege zijn LVB en persoonlijkheidspathologie, kon verdachte tijdens de feiten 1 en 2 niet als een gemiddeld mens denken, zijn wil niet als de gemiddelde mens in vrijheid bepalen, noch de consequenties van zijn gedrag voldoende overzien. Dit maakt dat onderzoekers het hof adviseren om betrokkene de eerste twee ten laste gelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen. Nu verdachte bij feit 4 op een ogenschijnlijk berekenende manier (bij afwezigheid van ingewikkelde relatiedynamiek) iets wilde afdwingen wordt vanwege de aanwezigheid van dezelfde (functioneel beperkende) stoornissen (LVB en persoonlijkheidspathologie) geadviseerd om hem dit feit in enigszins verminderde mate toe te rekenen.
Het hof kan zich verenigen met voornoemde bevindingen van de gedragsdeskundigen over de geestesvermogens van de verdachte.
Gelet op het voorgaande stelt het hof vast dat bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens, dat deze ook aanwezig waren ten tijde van de bewezenverklaarde feiten 1, 2 en 4 en dat deze de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van deze feiten hebben beïnvloed. Op grond van het voorgaande komt het hof tot het oordeel dat de bewezenverklaarde feiten 1 en 2 in verminderde mate en feit 4 in enigszins verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.

Oplegging van straf en maatregel

Vordering advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte voor de feiten 1, 2 en 4 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden en dat daarnaast aan verdachte de maatregel van tbs met dwangverpleging van ongemaximeerde duur wordt opgelegd.
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt het hof niet de maatregel van tbs met dwangverpleging op te leggen, nu de oplegging van deze maatregel disproportioneel is. Subsidiair heeft de raadsman bepleit tot oplegging van een voorwaardelijke tbs-maatregel zonder bijzondere voorwaarden.
Oordeel van het hof
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De rechtbank heeft in het vonnis van 13 juli 2023 ten aanzien van de oplegging van de straf en maatregel onder andere overwogen:
“Verdachte heeft zich in een paar dagen tijd en achtereenvolgend schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn levensgezel, onttrekking van haar minderjarige zoontje aan het ouderlijk gezag en vernieling. Terwijl aangeefster en haar kinderen lagen te slapen, is verdachte via het balkon de woning van aangeefster binnengedrongen en heeft hij haar mishandeld, met gebruikmaking van een mes. Nadat aangeefster verdachte rustig had weten te krijgen, is verdachte vertrokken. Toen aangeefster de volgende ochtend niet meer reageerde op zijn berichten, heeft verdachte haar 2-jarige zoontje zonder toestemming en met een smoes van de opvang gehaald en hem vervolgens als pressiemiddel gebruikt om aangeefster haar melding bij de politie te laten intrekken. De politie heeft verdachte en het kindje uiteindelijk kunnen traceren waardoor een einde aan de situatie is gekomen en het kindje is teruggebracht naar zijn moeder. Verdachte is vervolgens door de politie aangehouden en meegenomen naar het politiebureau, alwaar hij een politiecel heeft vernield.
De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij meermalen is overgegaan tot het plegen van strafbare feiten toen hij zijn zin niet kreeg. Verdachte heeft met zijn handelen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en het gevoel van veiligheid van aangeefster. Daarbij acht de rechtbank het zeer kwalijk dat verdachte het jonge kind van aangeefster als pressiemiddel heeft gebruikt. De rechtbank rekent verdachte die feiten zwaar aan. De rechtbank houdt verder rekening met het feit dat verdachte nog in een proeftijd liep van een eerdere veroordeling wegens partnergeweld en bovendien onder toezicht stond van de reclassering.”
Het hof neemt deze overwegingen over, waarbij het hof opmerkt dat het hof, anders dan de rechtbank, bewezen heeft verklaard dat verdachte een politiecel heeft beschadigd.
Persoon van verdachte
Het hof heeft gelet op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 20 december 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor partnergeweld en vernieling. Het hof rekent het verdachte aan dat hij kennelijk hardleers is en zich opnieuw niets aantrekt van de persoonlijke ruimte en het veiligheidsgevoel van anderen, in het bijzonder van zijn (toenmalige) partners. Daarnaast volgt uit het strafblad dat artikel 63 Sr van toepassing is.
Uit het PBC-rapport van 27 augustus 2024 volgt dat verdachte vanuit de vastgestelde LVB, het sociaal-emotionele niveau en de primair egocentrische gedragsattitude – vanuit onbegrip en onmacht – snel geprikkeld is en impulsief reageert, zich moeilijk kan verplaatsen in anderen en dat hij vanuit die gebrekkige empathische vermogens minder geremd wordt en dus gemakkelijker de grenzen van een ander overgaat. De rapporteurs van het PBC zien het als voorstelbaar dat intieme relaties, waarin een specifiek beroep wordt gedaan op het zich kunnen afstemmen op de ander en conflicthantering, voor verdachte heel complex zijn. Verdachte onderscheidt zich van de algemene LVB-populatie, doordat bij verdachte sprake is van een zeer zwakke frustratietolerantie, een gestoorde impulscontrole en agressieregulatie (met vooral emotiegerichte, impulsieve agressie). Zijn zwakke identiteit is overdekt met een harde buitenkant. Daarnaast staat bij verdachte op de voorgrond dat hij een gebrek aan empathie en gebrekkige gewetensfuncties heeft. Bovendien heeft hij een totaal gebrek aan zelfinzicht of zelfreflectie. Door de LVB is verdachtes leercurve zeer beperkt en daarbovenop ziet verdachte het nut niet in van hulp. Bij zijn denken en handelen staat een primaire egocentrische coping centraal, waarbij verdachte zich terugtrekt of dreigt met agressie. Hij raakt snel overvraagd en kan daarom ook niet flexibel zijn als de omgeving dit van hem verlangt. Daarom valt hij dan terug op zijn beperkte routines, zijn basiscopingvaardigheden.
Deze verstandelijke ontwikkelingsstoornis kleurt de antisociale levenswandel die verdachte vanaf jonge leeftijd laat zien en zijn patroon van problemen binnen intieme relaties. Verdachte blijkt niet in staat te reflecteren op zijn antisociale levensstijl. Hij bagatelliseert en externaliseert. Ondanks dat verdachte besef heeft van goed en kwaad, ontbreekt bij hem een geïntegreerd geweten. Het zichzelf ophemelen (opblazen) is voor hem de manier om – in weerwil van de onderliggende kwetsbaarheid en krenkbaarheid – een positief zelfbeeld in stand te kunnen houden. Het groot nadeel van deze vorm van coping is dat de tekortkomingen niet worden onderkend en begeleiding niet wordt geaccepteerd. Verdachte denkt alles zelf te kunnen, terwijl in het verleden is gebleken dat dit hem niet goed lukt.
De antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische en paranoïde kenmerken maakt verdachtes functioneren bij de aanwezigheid van de LVB-problematiek nog meer beperkt. Zijn compensatoire opgeblazen ego verbloemt de onderliggende kwetsbaarheid. Daarnaast voldoet verdachte aan de criteria van psychopathie, waarbij de rapporteurs opmerken dat een aantal kenmerken ook deels aan zijn licht verstandelijke beperking kan worden toegeschreven.
Volgens de rapporteurs van het PBC is sprake van een hoog risico op recidive van gewelddadig gedrag binnen met name de relationele sfeer. Verdachte laat zich vanwege gebrek aan probleembesef en -inzicht niet vanuit intrinsieke motivatie behandelen. Vanuit zijn trots laat hij zich echter ook moeilijk extrinsiek motiveren. Eerder bleek ambulante behandeling onhaalbaar, omdat verdachte volledig zijn eigen weg ging, zich niet wilde laten begeleiden en niet kon/wilde stoppen met het gebruik van cannabis. Zijn beperkte leerbaarheid vanwege de verstandelijke beperking in combinatie met de antisociale persoonlijkheidspathologie maakt plaatsing in een SLGVG+ kliniek (FPK) noodzakelijk, waarbij een hoog beveiligingsniveau bij aanvang geïndiceerd is. Een voorwaardelijk kader wordt bij verdachte niet haalbaar geacht. Vanwege zijn gebrek aan ziektebesef en -inzicht en sterke behoefte aan autonomie is verdachte namelijk niet in staat om zich aan de gestelde voorwaarden te houden. Om die reden en vanwege het duurzame karakter van de problematiek en het hoge recidivegevaar bij een volgende intieme relatie – die er inmiddels al zou zijn of naar verwachting anders snel weer komt – adviseren [naam 2] en [naam 3] om verdachte tbs met dwangverpleging op te leggen.
De reclassering sluit zich in het rapport van 23 januari 2025 aan bij de door het PBC geadviseerde tbs met dwangverpleging. Er zijn veel zorgen omtrent verdachte, het recidiverisico wordt ingeschat als hoog en eerdere strafrechtelijke afdoeningen en reclasseringsbemoeienis hebben geen risicoverlagend effect gehad. Sinds de bemoeienis en inzet van de reclassering vanaf 2017 heeft geen enkele gedragsverandering c.q. inperking van de risico's plaatsgevonden. Sterker nog, de reclassering signaleert een toename van het geweldscomponent binnen het delictgedrag van verdachte. De mogelijkheden binnen een regulier reclasseringstoezicht zijn uitgeput. Verdachte neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen, heeft geen zelfinzicht en zelfreflectie, acht begeleiding dan wel behandeling niet noodzakelijk en is hiervoor niet gemotiveerd. Een intensief behandeltraject is geïndiceerd maar kan in een voorwaardelijk kader niet gerealiseerd worden, aldus de reclassering.
Het hof kan zich verenigen met deze bevindingen van de gedragskundigen en neemt deze over.
Oplegging gevangenisstraf
Vanwege de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd is naar het oordeel van het hof als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijftien maanden passend en geboden.
Het hof houdt echter in strafmatigende zin rekening met het gegeven dat de feiten 1 en 2, zoals hiervoor onder ‘Strafbaarheid van verdachte’ is overwogen, in verminderde mate aan verdachte en feit 4 in enigszins verminderde mate kunnen worden toegerekend en met het feit dat de redelijke termijn in hoger beroep enigszins is overschreden. Daarom acht het hof een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv, aan de orde is.
Oplegging tbs-maatregel
Gelet op de hierboven genoemde psychologische en psychiatrische rapportages pro Justitia, het reclasseringsrapport en de informatie over de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het dossier, is het hof van oordeel dat het noodzakelijk is dat verdachte een aanvankelijk klinische behandeling ondergaat om het gevaar van herhaling te beperken. Met de rechtbank acht het hof verdachte niet in staat om zich (gedurende enige tijd) aan voorwaarden te houden, gelet op de lange en mislukte hulpverleningsgeschiedenis, de zelfbepalende houding, stoornissen en beperkingen van verdachte, zoals ook blijkt uit genoemde adviezen. Verdachte heeft een veelzijdige criminele justitiële voorgeschiedenis waarbij hij al eerder veroordeeld is voor partnergeweld. Hoewel de reclassering al sinds 2017 bij verdachte is betrokken, heeft toezicht en de hulpverlening vanuit dat kader onvoldoende effect gehad. Sterker nog, de reclassering signaleert een toename van het geweldscomponent binnen het delictgedrag van verdachte. Behandelingen zijn nooit echt van de grond gekomen. De reclassering heeft ook aangegeven dat voorwaarden niet uitvoerbaar zijn en dat zij geen verantwoordelijkheid meer kan nemen en dragen aangaande het risicomanagement. Met de deskundigen komt het hof dan ook tot de conclusie dat de tbs met dwangverpleging het enige passende behandelkader is om de maatschappij te beschermen.
Anders dan de raadsman acht het hof de oplegging van de tbs-maatregel met dwangverpleging proportioneel. Uit de rapportages volgt genoegzaam dat sprake is van complexe problematiek bij verdachte, namelijk de verstandelijke beperking in combinatie met de antisociale persoonlijkheidspathologie. Tegelijkertijd is bij verdachte door het gebrek aan zelfinzicht geen intrinsieke en extrinsieke motivatie aanwezig om behandeld te worden. Vanwege zijn complexe problematiek kan verdachte onvoldoende profiteren van ambulante hulpverlening, nu zijn beperkte leervermogen vanuit zijn verstandelijke beperking en antisociale persoonlijkheidsstoornis vereist dat verdachte langdurig wordt behandeld om gedragsverandering te bewerkstelligen. Deze nieuwe nog aan te leren manieren van coping zullen ingesleten moeten raken bij verdachte. Het hof acht gelet op het hoge recidiverisico, de complexe problematiek bij verdachte, in combinatie met zijn gebrek aan probleembesef en het ontbreken van ambulant behandelperspectief, tbs met dwangverpleging de enig mogelijke en dus noodzakelijke en, mede gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, proportionele maatregel ter bescherming van de maatschappij.
Aan de voorwaarden voor het opleggen van tbs met dwangverpleging, zoals opgenomen in de artikelen 37a en 37b Sr, is voldaan. Het hof stelt vast dat verdachte twee misdrijven heeft gepleegd waarop minimaal vier jaren gevangenisstraf is gesteld (feiten 1 en 2). Daarbij stelt het hof op grond van de hiervoor weergegeven recente rapporten van deskundigen vast dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens die bestonden ten tijde van de strafbare feiten. Tot slot is het hof van oordeel dat de stoornissen van verdachte zodanig zijn dat het vanuit veiligheidsoogpunt onverantwoord is om verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. Naar het oordeel van het hof is, gelet ook op de adviezen, sprake van een hoog recidivegevaar. Het hof zal daarom ten aanzien van de feiten 1 en 2 de terbeschikkingstelling gelasten met een bevel tot verpleging van overheidswege, nu de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen dit eist. Het hof overweegt daarbij dat de tbs-maatregel zal worden opgelegd voor misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De duur van de tbs-maatregel is daarom niet gemaximeerd en kan een periode van vier jaar te boven gaan.

Teruggave

Op de zitting van het hof heeft verdachte verzocht om teruggave van zijn telefoon (Iphone). Voor zover deze telefoon nog niet is teruggegeven, zal het hof gelasten dat deze telefoon zal worden teruggegeven aan verdachte.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.298,40. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bij feit 4 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte, die deze vordering niet heeft betwist, is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen. Nu de benadeelde partij een professionele organisatie is met voldoende incassomogelijkheden, zal het hof afzien van het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.

Vorderingen tot tenuitvoerlegging

Door de advocaat-generaal is de tenuitvoerlegging van twee voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen en één voorwaardelijk opgelegde hechtenis gevorderd, nu verdachte tijdens de proeftijd van deze voorwaardelijke straffen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd. In beginsel dienen deze vorderingen toegewezen te worden, nu verdachte gewaarschuwd was en toch nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd. Het hof zal deze vorderingen echter toch niet toewijzen. Verdachte heeft in de onderhavige strafzaak gedurende lange tijd in voorarrest gezeten. Deze periode overstijgt ruimschoots de onvoorwaardelijke gevangenisstraf die het hof op zal leggen. Daarnaast overweegt het hof dat het belangrijk is dat verdachte behandeld wordt. Een tbs-behandeling is (doorgaans) effectiever als de periode tussen het plegen van de strafbare feiten en de aanvang van de behandeling niet lang duurt. Gelet op voornoemd lange voorarrest en de verwachte aanstaande passantenwachttijd, acht het hof het niet opportuun en zelfs onwenselijk om verdachte eerst de voorwaardelijk opgelegde straffen te laten ondergaan, alvorens de tbs-behandeling begint. Het hof zal om die reden de vorderingen afwijzen.
Beslissing ten aanzien van parketnummer 21-002316-19
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 maart 2020 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met parketnummer 21-002316-19. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof zal de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.
Beslissing ten aanzien van parketnummer 21-002772-19
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 maart 2020 voorwaardelijk opgelegde vier weken hechtenis en geldboete van € 100,-.
Het hof zal de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.
Beslissing ten aanzien van parketnummer 21-004417-18
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 9 september 2021 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, met parketnummer 21-004417-18. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof zal de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 37a, 37b, 57, 63, 279, 300, 304 en 350 Sr.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: Apple Iphone (goednummer PL0100-2022268340-1535436).

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 5.298,40 (vijfduizend tweehonderdachtennegentig euro en veertig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 13 oktober 2022.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van 9 maart 2023, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 maart 2020, parketnummer 21-002316-19, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van zes maanden.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van 9 maart 2023, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 maart 2020, parketnummer 21-002772-19, voorwaardelijk opgelegde vier weken hechtenis en geldboete € 100,-.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van 9 maart 2023, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 9 september 2021, parketnummer 21-004417-18, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van vier maanden.
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. J.A. M . Kwakman en mr. A. Meester, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K. M . Diender, griffier,
en op 12 februari 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.