ECLI:NL:GHARL:2025:7542

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 november 2025
Publicatiedatum
27 november 2025
Zaaknummer
200.359.219
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige na een ernstig ongeluk

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 november 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna aangeduid als [de minderjarige]. De kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland had eerder op 27 juni 2025 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] met een jaar verlengd en een machtiging verleend voor een uithuisplaatsing van zes maanden. De moeder van [de minderjarige] was het niet eens met deze beslissingen en ging in hoger beroep. Het hof heeft de feiten en de procedure bij de kinderrechter in overweging genomen, waaronder het ernstige scooterongeluk dat [de minderjarige] in augustus 2025 had, wat leidde tot een ziekenhuisopname en revalidatie. Het hof oordeelde dat de zorgen over de ontwikkeling van [de minderjarige] nog steeds aanwezig zijn, ondanks de recente gebeurtenissen. De moeder had wisselende bereidheid getoond om hulp te accepteren, wat de zorgen over de opvoeding en verzorging van [de minderjarige] vergrootte. Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, omdat het van oordeel is dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling van [de minderjarige].

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.359.219
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 593824
beschikking van 27 november 2025
over de uithuisplaatsing van [de minderjarige]
in de zaak van
[verzoekster]
die woont in [woonplaats]
verder te noemen: de moeder
advocaat: mr. S. van Beers
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Samen Veilig Midden Nederland
die is gevestigd in Utrecht,

1.1. Samenvatting

De kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, heeft de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] met een jaar verlengd en een machtiging verleend om [de minderjarige] een half jaar uit huis te plaatsen. Het hof is het eens met de beslissing van de kinderrechter en legt hierna uit waarom.

2.De feiten

2.1.
[de minderjarige] (verder: [de minderjarige] ) is geboren [in] 2010.
2.2.
[de minderjarige] woont bij de moeder. De moeder heeft het gezag over [de minderjarige] .
2.3.
[de minderjarige] staat onder toezicht van de GI sinds 17 juli 2024.
2.4
[de minderjarige] heeft in augustus 2025 een ernstig scooterongeluk gehad. Hij heeft vier weken in het ziekenhuis gelegen en aansluitend zes weken gerevalideerd. Hij is [in] oktober 2025 weer naar huis gegaan.

3.De procedure bij de kinderrechter

3.1.
De GI heeft de kinderrechter verzocht om de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] met één jaar te verlengen, tot 17 juli 2026. De GI heeft de kinderrechter daarnaast verzocht om [de minderjarige] , ook voor een periode van één jaar, uit huis te mogen plaatsen.
3.2.
De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 17 juli 2026. De kinderrechter heeft het verzoek van GI over de uithuisplaatsing gedeeltelijk toegewezen en de GI gemachtigd om [de minderjarige] zes maanden uit huis te plaatsen, dus tot 27 december 2025. De beslissing over de overige zes maanden van de verzochte uithuisplaatsing heeft de kinderrechter aangehouden.
3.3.
Die beslissingen zijn vastgelegd in een beschikking van 27 juni 2025.

4.De procedure bij het hof

4.1.
De moeder is het niet eens met de beslissingen van de kinderrechter over de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing. Zij komt daarvan in hoger beroep. De moeder wil dat het hof de beschikking van de kinderrechter ongedaan maakt.
4.2.
De GI wil dat de beschikking in stand blijft.
De informatie die het hof heeft ontvangen
4.3.
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het beroepschrift, binnengekomen op 16 september 2025
  • een standpuntstuk van de GI, ingediend op 15 oktober 2025
  • een brief van de raad van 22 september 2025, waarin de raad zich afmeldt voor de zitting.
4.4.
[de minderjarige] heeft op 27 oktober 2025 gesproken met een rechter en een griffier van het hof. Hij heeft verteld wat hij van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing vindt.
4.5.
De zitting bij het hof was op 30 oktober 2025. Aanwezig waren:
  • de moeder met haar advocaat,
  • twee vertegenwoordigers van de GI.

5.Het oordeel van het hof

Ondertoezichtstelling
Wat staat in de wet?
5.1.
De kinderrechter kan een kind onder toezicht stellen als het kind ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Dat is als er grote zorgen zijn over zijn ontwikkeling. Ook moet vast komen te staan dat de ouder of ouders (met gezag) niet of niet genoeg meewerken aan vrijwillige hulpverlening.
Ten slotte moet de kinderrechter ervan kunnen uitgaan dat de ouders de opvoeding en verzorging binnen een aanvaardbare termijn weer helemaal zelf op zich kunnen nemen [1] . Dat is de periode van onzekerheid die een kind kan overbruggen zonder ernstige schade op te lopen in zijn ontwikkeling.
5.2.
De kinderrechter kan de ondertoezichtstelling verlengen. Dat mag steeds voor maximaal een jaar. [2]
Hoe oordeelt het hof?
5.3.
Het hof zal de beschikking van de kinderrechter in stand laten (bekrachtigen) omdat het van oordeel is dat [de minderjarige] (nog steeds) ernstig wordt bedreigd in zijn ontwikkeling, terwijl de moeder wisselend is in het accepteren van hulpverlening.
5.4.
De kinderrechter heeft in de beschikking van 27 juni 2025 overwogen dat er een langdurig patroon is van schoolverzuim en dat er onvoldoende zicht is op de ontwikkeling en het welbevinden van [de minderjarige] . [de minderjarige] maakt een sombere indruk.
[de minderjarige] heeft een autismespectrumstoornis en een angststoornis. Hij is snel overprikkeld. Dat maakt dat hij bijvoorbeeld niet met een busje voor leerlingenvervoer naar school wilde. De kinderrechter heeft verder overwogen dat de moeder zich zorgmijdend opstelt en afspraken niet goed nakomt. Het is haar jarenlang niet gelukt om [de minderjarige] (structureel) naar school te laten gaan.
De moeder heeft bij de kinderrechter geen verweer gevoerd tegen de gevraagde ondertoezichtstelling, omdat zij zelf ook vond dat ze hulp nodig had bij de schoolgang van [de minderjarige] .
In hoger beroep stelt de moeder zich op het standpunt dat de situatie door het scooterongeluk is veranderd en dat daarom geen ondertoezichtstelling meer nodig is. De ondertoezichtstelling levert vooral spanning op voor de moeder en voor [de minderjarige] . [de minderjarige] zal voorlopig niet naar school gaan en het is volgens de moeder in zijn belang dat hij zich volledig kan focussen op zijn herstel.
5.5.
De GI heeft naar voren gebracht dat de gronden voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn. Het gaat volgens de GI om de pedagogische onmacht van de moeder, het schoolverzuim, een verstoord dag- en nachtritme bij [de minderjarige] en te weinig kadering en gezag vanuit de moeder. Tijdens de zitting heeft de GI verklaard dat - sinds [de minderjarige] weer thuis is na de ziekenhuisopname en revalidatie - [naam1] is ingezet. [naam1] biedt vijf dagen per week vier uren per dag hulp aan de moeder en aan [de minderjarige] . De GI heeft verklaard dat de uitgebreide hulp van [naam1] als crisismaatregel is ingezet ter overbrugging, omdat de uithuisplaatsing niet door kon gaan. Zowel de moeder als [de minderjarige] accepteren de hulp en hebben er baat bij. Er was wel een vooraankondiging van een schriftelijke aanwijzing nodig om de medewerking van de moeder te krijgen. De GI zal regie nemen om de schoolgang van [de minderjarige] te organiseren.
5.6.
Het hof heeft gelezen en gehoord dat het scooterongeluk een traumatische ervaring is geweest voor zowel [de minderjarige] als de moeder. Het heeft grote impact op hun leven.
Dat de moeder zich nu vooral wil richten op het herstel van [de minderjarige] ligt voor de hand. Dat neemt echter niet weg dat de zorgen die zijn beschreven in de bestreden beschikking en die zijn toegelicht door de GI, niet zijn opgelost. De zorgen over de schoolgang zijn eerder toegenomen, omdat [de minderjarige] door het ongeluk lang niet naar school heeft kunnen gaan en er nog geen concreet plan is voor schoolhervatting.
Ook aan de onderliggende problematiek is niet gewerkt en de moeder heeft het hof er niet van kunnen overtuigen dat zij de nodige hulp de komende periode in het vrijwillig kader zal blijven accepteren. Gelet op alle zorgen vindt het hof het belangrijk dat de jeugdbeschermers betrokken blijven om de regie te blijven voeren over de hulpverlening voor en schoolgang van [de minderjarige] .
Uithuisplaatsing
Wat staat in de wet?
5.7.
De kinderrechter kan een machtiging geven een kind uit huis te plaatsen. De rechter kan die machtiging geven als dat noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van het kind of voor onderzoek van het kind [3] . De rechter kan die machtiging ook verlengen als de GI of de raad dat verzoeken [4] .
Hoe oordeelt het hof?
5.8.
De machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] is na drie maanden vervallen, omdat de GI de machtiging niet binnen drie maanden heeft kunnen uitvoeren. [5] Het hof moet nog wel toetsen of die machtiging op goede gronden is gegeven (rechtmatig is verleend).
5.9.
Het hof is van oordeel dat de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] rechtmatig heeft verleend. Het hof zal de beslissing van de kinderrechter in stand laten (bekrachtigen).
Onderdeel van de opvoeding en verzorging van [de minderjarige] is er voor te zorgen dat hij op tijd naar bed gaat en opstaat en dat hij dagelijks naar school gaat. Het lukt de moeder (nog) niet, of niet voldoende om dat onderdeel van de opvoeding te bewerkstelligen. Sinds 2017 wordt hiervoor al hulp ingezet bij de moeder en [de minderjarige] thuis. Zoals hiervoor is overwogen, is de moeder wisselend in het accepteren van hulpverlening. Op 17 februari 2025 is aan de moeder een schriftelijke aanwijzing gegeven, met een aantal afspraken, die de rechtbank heeft bekrachtigd op 16 april 2025. Deze aanwijzing had betrekking op het schoolverzuim van [de minderjarige] . De GI heeft de moeder laten weten dat een consequentie van het niet naleven van de afspraken, een uithuisplaatsing kan zijn.
Voor [de minderjarige] is een combinatie van behandeling, school en dagbesteding nodig zodat hij beter tot ontwikkeling kan komen. De GI en de moeder waren het eens dat nadere diagnostiek voor [de minderjarige] nodig is en de GI heeft uiteengezet waarom dat niet bij de moeder thuis kan; er is onvoldoende zicht op [de minderjarige] ’s ontwikkeling en het is hard nodig dat [de minderjarige] dwingend(er) wordt gestimuleerd in zijn schoolgang. De moeder heeft het hof verteld dat [de minderjarige] en zij aan elkaar zijn gehecht en dat een uithuisplaatsing daarom schadelijk zal zijn voor [de minderjarige] . Het hof ziet dat de band tussen [de minderjarige] en de moeder hecht is, maar deelt met de GI de zorg dat de moeder overbeschermend is en daardoor te weinig kaders biedt die [de minderjarige] juist nodig heeft om tot verdere ontwikkeling te komen.
De GI had inmiddels afspraken gemaakt met [naam2] voor een verblijf van [de minderjarige] , maar de uithuisplaatsing heeft als gevolg van het scooterongeluk geen vervolg kunnen krijgen. Het hof is van oordeel dat de uithuisplaatsing ten tijde van de beschikking van de kinderrechter wel noodzakelijk was, zowel voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] , als voor nader onderzoek van [de minderjarige] .
5.10.
Aangezien de machtiging tot uithuisplaatsing is vervallen (en het hof alleen de rechtmatigheid heeft beoordeeld) komt het hof niet toe aan beoordeling van het subsidiaire verzoek van de moeder om een raadsonderzoek te gelasten.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland van
27 juni 2025.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E. de Boer, M.H.F. van Vugt en E.H. Schijven-Bours, bijgestaan door mr. I.T.M.W. Smulders-Jacobs als griffier en is in het openbaar uitgesproken op 27 november 2025.

Voetnoten

1.artikel 1:255 lid 1 onder a en b BW
2.artikel 1:260 lid 1 BW
3.artikel 1:265b lid 1 BW.
4.artikel 1:265c lid 2 BW.
5.Artikel 1:265c lid 3 BW.