Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verloop van het geding in hoger beroep
2.De motivering van de beslissing
3.De beslissing
22 juni 2022 voor zover daarin een zorgregeling is vastgesteld tussen de vader en [de minderjarige1] ;
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die zijn oorsprong vindt in 2017, heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 december 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de vader om een omgangsregeling met zijn dochter. Ondanks diverse hulpverleningstrajecten, waaronder de inzet van een kindbehartiger, is er geen omgangsregeling tot stand gekomen. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft een geheim adres en wordt vertegenwoordigd door advocaat mr. H. Hulshof. De vader, die in een onbekende woonplaats woont, heeft geen incidenteel hoger beroep ingesteld tegen eerdere beslissingen van de rechtbank.
Het hof heeft vastgesteld dat er in het verleden verschillende vormen van hulpverlening zijn ingezet, maar dat deze niet hebben geleid tot onbelast contact tussen de vader en de dochter. De dochter, die zich in de puberteit bevindt, heeft ontwikkelingsproblemen en er is sprake van een belast verleden. Hierdoor is het hof van oordeel dat er op dit moment geen mogelijkheden zijn voor een zorgregeling, en heeft het verzoek van de vader om een zorgregeling afgewijzen. Het hof benadrukt echter dat de moeder het contact tussen de vader en de dochter moet blijven stimuleren, mocht er in de toekomst behoefte zijn aan contact.
Daarnaast is er aandacht besteed aan de zorgregeling van een andere minderjarige, maar omdat hier geen hoger beroep tegen is ingesteld, kan het hof deze regeling niet aanpassen. De beslissing van de rechtbank blijft in stand. De raad voor de kinderbescherming heeft geadviseerd om een mondelinge behandeling te bepalen, maar het hof ziet hier geen aanleiding toe, gezien de huidige focus op de zorgregeling van de dochter.