ECLI:NL:GHARL:2025:7665

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 december 2025
Publicatiedatum
2 december 2025
Zaaknummer
200.316.620/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om omgangsregeling tussen vader en dochter na langdurige hulpverleningstrajecten

In deze zaak, die zijn oorsprong vindt in 2017, heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 december 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de vader om een omgangsregeling met zijn dochter. Ondanks diverse hulpverleningstrajecten, waaronder de inzet van een kindbehartiger, is er geen omgangsregeling tot stand gekomen. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft een geheim adres en wordt vertegenwoordigd door advocaat mr. H. Hulshof. De vader, die in een onbekende woonplaats woont, heeft geen incidenteel hoger beroep ingesteld tegen eerdere beslissingen van de rechtbank.

Het hof heeft vastgesteld dat er in het verleden verschillende vormen van hulpverlening zijn ingezet, maar dat deze niet hebben geleid tot onbelast contact tussen de vader en de dochter. De dochter, die zich in de puberteit bevindt, heeft ontwikkelingsproblemen en er is sprake van een belast verleden. Hierdoor is het hof van oordeel dat er op dit moment geen mogelijkheden zijn voor een zorgregeling, en heeft het verzoek van de vader om een zorgregeling afgewijzen. Het hof benadrukt echter dat de moeder het contact tussen de vader en de dochter moet blijven stimuleren, mocht er in de toekomst behoefte zijn aan contact.

Daarnaast is er aandacht besteed aan de zorgregeling van een andere minderjarige, maar omdat hier geen hoger beroep tegen is ingesteld, kan het hof deze regeling niet aanpassen. De beslissing van de rechtbank blijft in stand. De raad voor de kinderbescherming heeft geadviseerd om een mondelinge behandeling te bepalen, maar het hof ziet hier geen aanleiding toe, gezien de huidige focus op de zorgregeling van de dochter.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.316.620/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 438057)
beschikking van 2 december 2025
in de zaak van
[verzoekster](de moeder),
die woont op een geheim te houden adres,
verzoekster in hoger beroep,
advocaat: mr. H. Hulshof te Emmeloord.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de vader](de vader),
die woont in [woonplaats] ,
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
regio Midden-Nederland, locatie Utrecht.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1.
Voor het verloop van het geding tot 24 oktober 2023 verwijst het hof naar zijn (tussen)beschikking van die datum.
1.2.
Het verdere verloop blijkt uit:
- een brief van de raad van 13 mei 2024;
- een brief van het hof van 23 mei 2024;
- een brief van de raad van 14 juni 2024;
- een brief van het hof van 25 juni 2024;
- een brief van de raad, ingekomen op 9 december 2024;
- een brief van de raad van 10 januari 2025;
- een brief van het hof van 13 januari 2025
- een journaalbericht namens de moeder van 27 januari 2025;
- een brief van het hof van 29 januari 2025;
- een brief van de raad van 27 juni 2025;
- een brief van het hof van 1 juli 2025;
- een journaalbericht namens de moeder van 3 juli 2025;
- een brief van het hof van 3 juli 2025;
- een brief van het hof van 31 juli 2025;
- een journaalbericht namens de moeder van 21 juli 2025;
- een journaalbericht namens de moeder van 25 september 2025 met bijlage(n);
- een brief van het hof van 15 oktober 2025;
- een e-mailbericht namens de vader van 27 oktober 2025.

2.De motivering van de beslissing

2.1.
Zoals het hof in zijn tussenbeschikking van 24 oktober 2023 heeft bepaald, hebben de vader en de moeder zich aangemeld voor een traject bij een kindbehartiger om de mogelijkheden voor contact tussen de vader en [de minderjarige1] te onderzoeken. Uit de brief van de raad van 27 juni 2025 en het evaluatieverslag van het traject bij de kindbehartiger van 10 juli 2025 volgt dat het niet gelukt is om het contact tussen de vader en [de minderjarige1] vorm te geven. Er is sprake van een belast verleden en als gevolg van alles wat [de minderjarige1] , die zich op dit moment ook in de puberteit bevindt, heeft meegemaakt, heeft zij ontwikkelingsproblemen. Dit alles maakt dat [de minderjarige1] nu geen ruimte heeft om te werken aan het contactherstel met de vader. Hierom heeft de kindbehartiger, in overleg met de ouders, de ouderbegeleider en de casemanager jeugd bij de gemeente [naam1] , de gesprekken met [de minderjarige1] beëindigd.
2.2.
Op basis van het dossier blijkt dat in het verleden verschillende vormen van hulpverlening zijn ingezet om het contact tussen [de minderjarige1] en de vader te herstellen. Zo heeft [de minderjarige1] ruim vier jaar onder toezicht gestaan van een gecertificeerde instelling, heeft zij therapie gevolg bij praktijk [naam2] , hebben de vader en [de minderjarige1] samen het traject “hechter en verbinden” gevolgd en is omgangsbegeleiding ingezet. Vanwege alle intensieve behandelingen die [de minderjarige1] al heeft ondergaan, is een traject bij [naam3] niet van de grond gekomen. Het hof constateert dat de intensieve hulpverlening die is ingezet, er niet voor heeft gezorgd dat er onbelast contact tussen de vader en [de minderjarige1] mogelijk is. Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel dat er op dit moment geen mogelijkheden zijn om voor [de minderjarige1] een zorgregeling te bepalen. Het vaststellen van een zorgregeling acht het hof in de gegeven omstandigheden in strijd met de zwaarwegende belangen van [de minderjarige1] . Het hof zal daarom het verzoek van de vader om een zorgregeling te bepalen tussen hem en [de minderjarige1] , alsnog afwijzen.
2.3.
Dat neemt niet weg dat het hof benadrukt dat het belangrijk is dat de moeder het contact tussen de vader en [de minderjarige1] blijft stimuleren en faciliteren. Indien er bij [de minderjarige1] in de toekomst ruimte of behoefte ontstaat om in contact te komen met de vader, is het aan de moeder om de weg naar de hulpverlening te zoeken zodat dit proces onder begeleiding kan plaatsvinden. Zoals de vader in zijn e-mailbericht van 27 oktober 2025 heeft voorgesteld, kan tijdens het hulpverleningstraject het schrijven van een brief een mooie eerste stap zijn.
2.4.
Ten aanzien van de zorgregeling van [de minderjarige2] overweegt het hof het volgende. Gedurende het traject van de kindbehartiger is er ook aandacht geweest voor [de minderjarige2] . De moeder heeft verzocht om de afspraken die ten aanzien van [de minderjarige2] zijn gemaakt in de beschikking van het hof vast te leggen, maar dat is niet mogelijk. De moeder heeft namelijk geen hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank voor zover het de zorgregeling van [de minderjarige2] betreft. Door de vader is hiertegen ook geen incidenteel hoger beroep ingesteld. Dat betekent dat de zorgregeling die de rechtbank heeft bepaald ten aanzien van [de minderjarige2] in hoger beroep niet aan het hof voorligt en , in beginsel nog steeds geldt. In de bestreden beschikking heeft de rechtbank bepaald dat voor [de minderjarige2] , na een opbouwschema, zal gelden dat zij een keer per twee weken van vrijdag na school tot maandag na school bij de vader zal zijn, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen. Het staat de vader en de moeder ondanks dat vrij om samen andere afspraken te maken, bijvoorbeeld als de wensen of belangen van [de minderjarige2] hierom vragen. Het is mooi dat de ouders tijdens het traject van de kindbehartiger met dat uitgangspunt samen nadere afspraken hebben gemaakt, maar omdat de regeling omtrent [de minderjarige2] in deze procedure niet speelt, kan het hof de beslissing van de rechtbank, zo partijen dat zouden wensen, niet aanpassen.
2.5.
Voor zover er tussen de vader en de moeder nog discussie bestaat over het halen en brengen van [de minderjarige2] , geeft het hof mee dat gebruikelijk is dat dit tussen de ouders wordt gedeeld.
2.6.
De raad heeft het hof in de brief van 27 juni 2025 geadviseerd om een mondelinge behandeling te bepalen om de gemaakte afspraken vast te leggen. Nu het hof alleen nog een beslissing moet nemen over de zorgregeling van [de minderjarige1] , en dus geen beslissing over de afspraken die ten aanzien van [de minderjarige2] zijn gemaakt, ziet het hof geen aanleiding om een nadere zitting te bepalen.

3.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van
22 juni 2022 voor zover daarin een zorgregeling is vastgesteld tussen de vader en [de minderjarige1] ;
wijst het verzoek van de vader om een zorgregeling tussen hem en [de minderjarige1] te bepalen alsnog af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.B.E.M. Rikaart-Gerard, mr. I.A. Vermeulen en mr. S. Rezel, bijgestaan door mr. S. van der Meer als griffier, en is op 2 december 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.