Uitspraak
[verdachte] ,
Het hoger beroep
Het onderzoek van de zaak
Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht
- het medeplegen van opzettelijk brandstichten en een ontploffing teweegbrengen bij een pand aan de [adres 1] in [plaats] op 24 augustus 2024, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
- het medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie op 24 augustus 2024;
- het opzettelijk brandstichten en een ontploffing teweegbrengen bij een pand aan de [adres 2] in [plaats] op 24 juni 2024, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
- handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie op
Aanvulling van de bewijsgronden
- de verklaring die de verdachte op 7 november 2024 heeft afgelegd bij de rechter-commissaris, voor zover inhoudende:
- de verklaring die de verdachte heeft afgelegd op de zitting van het gerechtshof, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Verbetering van de kwalificatie
Aanvulling van de strafmotivering
Verbetering van de bijzondere voorwaarde over het beschermd wonen
“onvoldoende informatie beschikbaar is om te kunnen beoordelen of [naam 1] , die de vordering tot schadevergoeding heeft ingediend, bevoegd was dit namens [benadeelde 4] te doen”. Het gerechtshof stelt evenwel vast dat de vordering namens [benadeelde 4] is ingediend en ondertekend door een andere persoon dan [naam 1] , namelijk door [naam 2] .
Beoordeling
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden.
12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
€ 6.000,00 (zesduizend euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
€ 6.000,00 (zesduizend euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
€ 8.120,79 (achtduizend honderdtwintig euro en negenenzeventig cent) bestaande uit € 2.120,79 (tweeduizend honderdtwintig euro en negenenzeventig cent) materiële schade en € 6.000,00 (zesduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.