ECLI:NL:GHARL:2025:8425

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 december 2025
Publicatiedatum
19 december 2025
Zaaknummer
21-001292-25
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest in hoger beroep inzake woningovervallen met medeverdachten en verzoeken tot aanvullend onderzoek

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 december 2025 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep van een verdachte die betrokken is bij woningovervallen in [plaats 1] en [plaats 2]. De verdachte, geboren in 2001 op de Nederlandse Antillen, heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. Het hof heeft besloten om medeverdachten als getuigen te horen en heeft de verdediging de mogelijkheid gegeven om nadere vragen te formuleren aan de forensisch patholoog. De zaak is onderdeel van een breder onderzoek, TGO Zwitserland, dat zich richt op meerdere verdachten en woningovervallen. Tijdens de regiezitting op 3 december 2025 heeft de verdediging verzoeken gedaan voor aanvullend onderzoek, waaronder het horen van medeverdachten en het benoemen van deskundigen. Het hof heeft enkele verzoeken afgewezen, maar heeft wel ingestemd met het opmaken van een reclasseringsrapport. De verdediging heeft ook vragen gesteld over de doodsoorzaak van het slachtoffer, waarbij het hof heeft geconcludeerd dat aanvullend onderzoek niet noodzakelijk is. Het hof heeft de zaak geschorst voor een periode van maximaal drie maanden om het onderzoek voort te zetten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001292-25
Uitspraakdatum van 17 december 2025
TEGENSPRAAK
Tussenarrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 4 maart 2025 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 08-307967-23 en 08-248635-24, tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2001 in [geboorteplaats 1] (Nederlandse Antillen),
op dit moment verblijvende in P.I. [P.I.]
Het hoger beroep
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel.
Medeverdachten (onderzoek TGO Zwitserland)
De strafzaak tegen de verdachte maakt deel uit van een aantal bij het hof aanhangige strafzaken die verband houden met het onderzoek TGO Zwitserland. Het onderzoek richt zich kort gezegd op de mogelijke betrokkenheid bij twee woningovervallen; in [plaats 1] op 16 oktober 2023 en in [plaats 2] op 12 december 2023. Het gaat in hoger beroep ook om de strafzaken tegen medeverdachten:
  • [medeverdachte 1] (parketnummer: 21-001288-25);
  • [medeverdachte 2] (parketnummer: 21-001283-25);
  • [medeverdachte 3] (parketnummer: 21-001267-25);
  • [medeverdachte 4] (parketnummer: 21-001285-25);
  • [medeverdachte 5] (parketnummer: 21-001097-25).
De verdachte wordt verweten betrokken te zijn geweest bij beide woningovervallen.
Het procesverloop rondom de regiezitting van 3 december 2025
Bij appelschriftuur van 23 maart 2025 heeft de toenmalig raadsvrouw, mr. F. Tosun, de grieven tegen het vonnis kenbaar gemaakt en verzocht aanvullend onderzoek te laten verrichten naar het tijdstip van overlijden en de precieze doodsoorzaak van [slachtoffer] .
Bij e-mail van 28 november 2025 heeft de huidige raadsman, mr. U. Ural, aanvullende verzoeken gedaan, te weten het horen van de medeverdachten als getuige en het benoemen van een DNA-deskundige en van een tweede forensisch patholoog.
Op de regiezitting van 3 december 2025 heeft de (waarnemend) raadsvrouw mr. Tosun aanvullende verzoeken gedaan.
Het hof heeft voorts op de regiezitting kennisgenomen van het standpunt van de advocaat-generaal.
Dit tussenarrest wordt gewezen naar aanleiding van de genoemde regiezitting.
Getuigenverzoeken
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de getuigenverzoeken op de regiezitting gehandhaafd en toegelicht. De verdediging verzoekt de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] als getuige te horen.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft zich niet verzet tegen het horen van de medeverdachten als getuige.
Oordeel van het hof
Ten aanzien van het horen van [medeverdachten] als getuige
Het hof wijst het verzoek toe.
Ambtshalve onderzoek
Gelet op de verwevenheid van deze strafzaak, in dit geval de zaken [plaats 1] en [plaats 2] , met de zaken van de medeverdachten zal het hof bepalen dat alle getuigen die in de gelijktijdig aanhangige zaken van de medeverdachten worden gehoord ook in de zaak van verdachte zullen worden gehoord.
Ambtshalve bepaalt het hof daarom dat medeverdachte [medeverdachte 5] in deze zaak ook als getuige wordt gehoord.
Overige verzoeken
Standpunt van de verdediging
Het doel van de verdediging bij het benoemen van een DNA-deskundige ten behoeve van nader onderzoek is het laten beoordelen van de mogelijkheid van secundaire DNA-overdracht/contaminatie bij mengprofielen. De DNA-deskundige zou volgens de verdediging het volgende moeten beoordelen:
Waarschijnlijkheid van secundaire overdracht bij mengprofielen met vier personen in een kleine ruimte;
Alternatieve verklaringen voor DNA-spreiding.
Het doel van de verdediging bij het benoemen van een (tweede) forensisch patholoog is het laten vaststellen of de doodsoorzaak verwurging of smoring is en welke rol het ziekelijk hart van het slachtoffer daarbij mogelijk speelde. De forensisch patholoog zou daarbij de volgende vragen moeten beantwoorden:
Is de doodsoorzaak definitief verwurging/smoring of blijft er onzekerheid?
Wat is de rol van het ziekelijk hart bij de snelheid van het overlijden?
Was de dood al ingetreden bij vertrek of kan dit ook daarna het geval zijn geweest?
Kunnen de letsels ook anders zijn ontstaan (bijvoorbeeld door de val bij ingang samen met [medeverdachte 1] )?
Alle verzoeken zijn op de regiezitting door de raadsvrouw nader toegelicht, waarbij tevens nog door haar is verzocht een (aanvullend) reclasseringsrapport op te maken.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft het standpunt ingenomen dat de hiervoor genoemde overige verzoeken van de verdediging dienen te worden afgewezen, met uitzondering van het laten opmaken van een reclasseringsrapport.
Het verzoek om een tweede forensisch patholoog te benoemen teneinde nader onderzoek te doen naar de precieze doodsoorzaak van het slachtoffer [slachtoffer] is onvoldoende onderbouwd. De deskundige heeft een rapport opgesteld volgens de professionele standaard, waarin een conclusie is gegeven volgens een mate van waarschijnlijkheid van de doodsoorzaak. Specifieker dan dit zal het niet worden, ook niet indien een andere deskundige er nog eens naar kijkt. Het is juist aan de rechter om te concluderen of sprake is van een causaal verband tussen de handelingen van de verdachte(n) en de dood van het slachtoffer.
Ten aanzien van het verzoek tot de benoeming van een tweede forensisch patholoog staat de vraag centraal: hebben de handelingen van de verdachten geleid tot de dood van [slachtoffer] , dan wel hebben de verdachten met hun handelen de kans op het overlijden van [slachtoffer] op zodanige wijze verhoogd dat het overlijden van [slachtoffer] daarmee aan hen kan worden toegerekend. Een nader onderzoek als verzocht kan aan de beantwoording van die vraag niet bijdragen.
Nader onderzoek naar het exacte tijdstip van overlijden is juridisch niet van belang, nu de periode van 16 oktober 2023 tot en met 18 oktober 2023 ten laste is gelegd.
De noodzaak tot het benoemen van een DNA-deskundige ontbreekt. Op de binnenzijde en de handpalm van de rechterhand van [slachtoffer] is het DNA van de verdachte aangetroffen. De verdachte geeft hier geen verklaring voor en een alternatief scenario hiervoor ontbreekt. Een dergelijk aanvullend onderzoek heeft daarom geen meerwaarde.
Oordeel van het hof
Het hof zal de overige verzoeken toetsen aan het noodzakelijkheidscriterium, vanwege de aard van de verzoeken en het tijdstip waarop de verzoeken zijn gedaan.
Aanvullend onderzoek naar het overlijden van [slachtoffer]
De verdediging heeft vragen gesteld die verband houden met het overlijden van [slachtoffer] , omdat het dossier geen antwoord zou geven op vragen over het definitieve tijdstip van overlijden en de precieze oorzaak van het overlijden. Door arts en forensisch patholoog [naam] is onderzoek gedaan naar het overlijden van [slachtoffer] . Door [naam] is het volgende geconcludeerd:

Bij forensisch pathologisch onderzoek op het lichaam van [slachtoffer]
, 85 jaren oud, wordt het overlijden verklaard door een (samen)drukkende
krachtinwerking op de hals (verwurgen of strangulatie) en/of een (af)drukkende
krachtinwerking op de neus en mond (smoren). De ziekelijke hartafwijkingen zouden aan (de snelheid van) het overlijden kunnen hebben bijgedragen. Zie hierbij ook bovenstaande interpretatie. Er is geen andere doodsoorzaak gebleken.”
Het bijbehorende rapport geeft hiermee op niet mis te verstane wijze antwoord op de gestelde vragen, in elk geval voor zover het betreft de oorzaak van het overlijden en de mogelijke (relatieve) rol daarbij van ziekelijke hartafwijkingen.
Voor zover het rapport geen antwoord geeft op de gestelde vragen -zoals ten aanzien van het bepalen van het exacte tijdstip van overlijden- zijn dit vragen die niet meer onderzocht kunnen worden (het al dan niet overleden zijn bij vertrek van de verdachten uit de woning van [slachtoffer] ), dan wel zijn de antwoorden op die vragen niet relevant voor enige door het hof in het kader van deze strafzaak te nemen beslissing.
Het hof betrekt daarbij ook dat een tweede patholoog niet meer een zelfstandig onderzoek kan doen, nu het lichaam van [slachtoffer] er niet meer is. Het zou dan gaan om beoordeling van de resultaten en conclusies van de eerste patholoog. In het verzoek is niet onderbouwd wat de noodzaak is om dat te doen.
De conclusie is dat de noodzaak tot het doen verrichten van aanvullend onderzoek naar het overlijden van [slachtoffer] ontbreekt, zodat dat verzoek zal worden afgewezen.
Het hof wil de verdediging echter wel in de gelegenheid stellen om nog nadere vragen aan de patholoog te stellen met betrekking tot het bestaande rapport. Mochten er na de beantwoording van die vragen nog redenen zijn om de deskundige ook nog te horen, dan kan de verdediging dat verzoek voorleggen aan de raadsheer-commissaris, die vervolgens daarop kan beslissen.
Het benoemen van een DNA-deskundige
Bij de beoordeling van de mogelijkheid van contaminatie van DNA-mengprofielen stelt het hof voorop dat daarbij eerst duidelijk en feitelijk dient te worden vastgesteld hoe het DNA van een bepaald persoon op de bewuste plek is terechtgekomen. In het geval van de verdachte is het zo dat zijn DNA-(meng)profiel niet alleen is aangetroffen op verschillende plekken op de kleding van [slachtoffer] maar ook op de (binnenzijde van de) rechterhand van [slachtoffer] . Voor het op deskundige wijze kunnen uitvoeren van een dergelijk onderzoek is een scenario vereist, dat door middel van geformuleerde hypothesen kan worden voorgelegd aan de DNA-deskundige. Dat geldt in dit geval in het bijzonder voor het DNA-profiel op de (binnenzijde van de) rechterhand, omdat op deze plek geen DNA-profiel van medeverdachten is aangetroffen en van mogelijke contaminatie als door de verdediging gesuggereerd dus geen sprake kan zijn
Het hof stelt vast dat door en namens de verdachte niet een voldoende concreet scenario is aangedragen. De verdachte is meermalen uitdrukkelijk gevraagd naar de oorzaak van het aantreffen van zijn DNA op de kleding en de (binnenzijde van de) rechterhand van [slachtoffer] . De verdachte heeft op deze vragen geen antwoord gegeven. Op de regiezitting heeft de verdachte – kort gezegd – verklaard dat hij als derde persoon de woning van [slachtoffer] binnen is gegaan, dat hij de voeten van [slachtoffer] heeft vastgepakt en dat ze met zijn vieren in het gangetje van de woning hebben gestaan. Deze door de verdachte geschetste gang van zaken -nog daargelaten dat deze zeer summier is en heel weinig relevante details bevat- kan echter geen verklaring zijn voor het feit waarom zijn DNA-profiel op de rechterhand van [slachtoffer] is aangetroffen.
Bij gebrek aan enig concreet en goed onderbouwd alternatief scenario van de verdachte, dat geschikt is om aan een DNA-deskundige te worden voorgelegd, zal het verzoek worden afgewezen.
Reclasseringsrapportage
Het hof wijst het verzoek tot het laten opmaken van een reclasseringsrapportage ten behoeve van de inhoudelijke behandeling toe.
BESLISSING
Het hof:
Heropenthet onderzoek.
Bepaalt ambtshalvehet horen van de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] als getuige.
Verwijstde zaak naar de raadsheer-commissaris belast met de behandeling van strafzaken bij dit hof en stelt de stukken in handen van
de raadsheer-commissarisom als getuigen te horen:
1.
[medeverdachte 1],
geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats 1] (Nederlandse Antillen);

2.[medeverdachte 2] ,

geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats 2] ;

3.[medeverdachte 3] ,

geboren op [geboortedag] te [geboorteplaats 1] (Nederlandse Antillen);

4.[medeverdachte 4] ,

geboren op [geboortedag] te [geboorteplaats 4] ;

5.[medeverdachte 5] ,

geboren op [geboortedag] te [geboorteplaats 3] (Colombia).
Bepaaltdat de verdediging vragen mag formuleren aan de forensisch patholoog [naam] . Die vragen dienen binnen een maand na het tussenarrest te worden verstrekt aan het kabinet raadsheer-commissaris. Indien na de beantwoording van de vragen nog behoefte bestaat om de deskundige te horen, is dat ter beoordeling van de raadsheer-commissaris.
Wijst toehet verzoek om een reclasseringsrapport op te laten maken over de verdachte ten behoeve van de inhoudelijke behandeling van de zaak.
Stelt de stukken in handen van
de advocaat-generaalmet voormeld doel.
Wijst afhet anders of meer verzochte.
Schorsthet onderzoek langer dan een maand, maar niet langer dan drie maanden, om de klemmende redenen dat het zittingsrooster van het hof een eerdere behandeling van de zaak niet toelaat en de onderzoekshandelingen naar verwachting niet binnen een maand zullen zijn voltooid.
Bepaaltdat het onderzoek wordt voortgezet op een nog te bepalen zitting.
Beveeltdat verdachte wordt opgeroepen tegen het nog te bepalen tijdstip en de raadsvrouw van verdachte en de benadeelde partijen en hun advocaten hierover tijdig worden geïnformeerd.
Beveeltdat de slachtoffers worden opgeroepen tegen het nog te bepalen tijdstip.
Aldus gewezen door
mr. K.J.C. Geeve, voorzitter,
mr. G. Mintjes en mr. H. Heins, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. T. Lammerdink, griffier,
en op 17 december 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 17 december 2025.
Tegenwoordig:
mr. K.J.C. Geeve, voorzitter,
mr. G. Nijpels, advocaat-generaal,
mr. G.J.H. van Vliet, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het tussenarrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.