ECLI:NL:GHARL:2025:937

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
21-000178-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Leerplichtzaak betreffende ongeoorloofd schoolverzuim door ouder van minderjarige

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, een ouder, was veroordeeld voor het niet voldoen aan de verplichtingen van de Leerplichtwet 1969, doordat hij niet zorgde dat zijn minderjarige kind, ingeschreven op een school, deze school bezocht in de periode van 8 mei 2023 tot en met 17 mei 2023. De verdachte stelde dat de afwezigheid te maken had met een levensbeschouwelijke reis, maar het hof oordeelde dat de vrijstelling op basis van artikel 11 van de Leerplichtwet niet van toepassing was. Het hof concludeerde dat de afwezigheid niet onder de reikwijdte van de wet viel, omdat de afwezigheid te lang was en niet was onderbouwd. De verdachte had niet aangetoond dat de reis noodzakelijk was en had niet tijdig de school op de hoogte gesteld. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een geldboete op van €800,-, waarvan €400,- voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van ouders onder de Leerplichtwet en de noodzaak om schoolverzuim te voorkomen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000178-24
Uitspraak d.d.: 19 februari 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof ArnhemLeeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland (locatie Groningen ) van 12 januari 2024 met parketnummer 18-152471-23 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 5 februari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van de verdachte tot een geldboete van € 800,- waarvan € 400,- voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De kantonrechter heeft de aan verdachte uitgevaardigde strafbeschikking vernietigd en verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 800,-, bij niet voldoen te vervangen door 16 dagen hechtenis, waarvan € 400,-, bij niet voldoen te vervangen door 8 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 8 mei 2023 t/m 17 mei 2023 te [plaats] , althans in Nederland als degene die het gezag uitoefende over de [jongere] , geboren op [geboortedatum] 2010, althans als degene die zich met de feitelijke verzorging van deze jongere had belast, niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat voornoemde jongere, die als leerling van een school, te weten de [naam school] , stond ingeschreven, deze school in genoemde periode heeft bezocht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de verdachte
Verdachte heeft op de zitting van het hof betoogd dat de kantonrechter ten onrechte tot een veroordeling is gekomen. Verdachte heeft aangevoerd dat sprake was van verzuim vanwege een levensbeschouwelijke reis. Verdachte heeft aangevoerd dat het binnen zijn familie, vanuit antroposofisch gedachtegoed, traditie is dat een kind voor zijn dertiende levensjaar een grote reis maakt. Uit de wet vloeit volgens verdachte voort dat hij daarvan enkel melding hoefde te doen bij het schoolhoofd. Nu hij dat heeft gedaan, is geen sprake van ongeoorloofd verzuim, aldus verdachte.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft het standpunt ingenomen dat sprake is van ongeoorloofd verzuim. Daartoe is door de advocaat-generaal aangevoerd dat het uitgangspunt is dat verlof moet plaatsvinden tijdens vakanties. Alleen als er sprake is van bijzondere omstandigheden die worden genoemd in de wet, kan daarop een uitzondering worden gemaakt. Daarvan is in dit geval geen sprake.
Oordeel van het hof
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Leerplichtwet 1969 (Lpw), voor zover hier van belang, is degene die het gezag over een jongere uitoefent, en degene die zich met de feitelijke verzorging van een jongere heeft belast, verplicht overeenkomstig de bepalingen van deze wet te zorgen dat de jongere als leerling van een school is ingeschreven en deze school na inschrijving geregeld bezoekt.
Op grond van artikel 11 Lpw, voor zover hier van belang, zijn de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen vrijgesteld van de verplichting te zorgen dat de jongere de school waarop hij is ingeschreven, geregeld bezoekt, indien:
[…]
e. de jongere wegens vervulling van plichten voortvloeiend uit godsdienst of levensovertuiging verhinderd is de school te bezoeken.
Op grond van artikel 13 Lpw kan een beroep op vrijstelling wegens vervulling van plichten voortvloeiend uit godsdienst of levensovertuiging slechts worden gedaan indien daarvan uiterlijk twee dagen vóór de verhindering aan het hoofd kennis is gegeven.
Op grond van artikel 13b Lpw, voor zover hier van belang, wordt een beroep op vrijstelling wegens vervulling van plichten voortvloeiend uit godsdienst of levensovertuiging gedaan door middel van kennisgeving aan het hoofd door de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen.
Verdachte doet een beroep op vrijstelling van geregeld schoolbezoek ten behoeve van een levensbeschouwelijke reis (naar Afrika) in de tenlastegelegde periode. Het hof overweegt het volgende.
Zoals hierboven beschreven, volgt uit de wet dat bij een dergelijk beroep kan worden volstaan met een kennisgeving aan het schoolhoofd, uiterlijk binnen twee dagen vóór de verhindering. Dat kan worden volstaan met een kennisgeving, betekent echter niet dat het schoolhoofd niet mag toetsen of er terecht een beroep wordt gedaan op de vrijstelling van artikel 11, aanhef en onder e, Lpw.
Dat verdachte het schoolhoofd binnen de bij artikel 13 Lpw gestelde termijn kennis heeft gegeven van het beroep op vrijstelling, betekent voorts niet dat hij van rechtswege is vrijgesteld van de verplichting ervoor te zorgen dat zijn kind de school waarop hij is ingeschreven, bezoekt. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 11, aanhef en onder e, Lpw valt af te leiden dat deze bepaling betrekking heeft op tijdelijke verhinderingen en dat het schoolverlof slechts voor een beperkt aantal dagen of schooltijden kan worden gegeven. Bovendien moet het gaan om niet voor discussie vatbare godsdienstplichten. [1]
Gezien de duur van het door verdachte medegedeelde afwezigheid op school, valt de afwezigheid niet onder de reikwijdte van artikel 11, aanhef en onder e, Lpw. [2] Verdachte heeft bovendien aan het schoolhoofd niet onderbouwd aangegeven waarom vanuit zijn levensbeschouwelijke overtuiging verlof moest worden verleend en waarom de levensbeschouwelijke reis perse in die periode en niet tijdens één van de schoolvakanties voor het dertiende levensjaar van zijn zoon kon plaatsvinden. De vraag of het verlof op een ander moment had kunnen plaatsvinden, doet, anders dan verdachte stelt, voor de toetsing wel mede ter zake. Verdachte heeft voorts iedere gerichte vraag van de leerplichtambtenaar onbeantwoord gelaten zodat de aard van de door verdachte gestelde verplichting en of deze boven iedere discussie verheven is, onbepaald is gebleven. Onder deze omstandigheden is het onmogelijk voor het schoolhoofd dan wel de leerplichtambtenaar om te toetsen of terecht een beroep op de vrijstelling van artikel 11, aanhef en onder e, Lpw wordt gedaan.
Gelet op het voorgaande faalt het verweer van verdachte. Het hof acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Leerplichtwet 1969.

Bewijsmiddelen

1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal leerplicht d.d. 15 juni 2023, genummerd PV/18.152471.23, met als bijlagen onder meer een kennisgeving ongeoorloofd schoolverzuim en een kopie verzuimoverzicht, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als verklaring van [leerplichtambtenaar]:
Naar aanleiding van meldingen van ongeoorloofd schoolverzuim door de [naam school] , zijnde een school of instelling in de zin van artikel 1 van de Leerplichtwet 1969, is er een onderzoek ingesteld naar het schoolverzuim, van het hieronder genoemde leerplichtig kind, dat geleid heeft tot de opmaak van dit proces-verbaal. Het betreft de periode van 08-05-2023 tot en met 17 mei 2023 zijnde 8 dagen.
lk, [leerplichtambtenaar] , in dienst van de [gemeente] , belast met de handhaving van de Leerplichtwet 1969, daartoe aangewezen door burgemeester en wethouders, tevens buitengewoon opsporingsambtenaar nummer akte van beëdiging [nummer] , standplaats [locatie] , heb in verband met ongeoorloofd schoolverzuim na dit onderzoek vastgesteld dat:
- de ouder (het hof begrijpt: [verdachte] ) verantwoordelijk is voor het schoolverzuim.
lk heb hem daarop als verdachte opgeroepen.
VERDACHTE
Naam: [verdachte]
Geslacht: man
Geboortedatum en -plaats: [geboortedag] 1975, Nederland
Adres: [adres]
BETROKKENEN
Leerplichtige minderjarige:
Naam minderjarige: [jongere]
Geboortedatum en plaats: [geboortedatum] 2010, [plaats] , Nederland
SCHOOLLOOPBAAN/GEZINSSITUATIE/HULPVERLENING
Schoolloopbaan:
Inschrijvingen:
- Was vanaf 04-10-2014 t/m 31-7-2023 ingeschreven op de [naam school] in [plaats]
Het wettig gezag ligt bij [verdachte] […]
Meldingen huidige schooljaar (op grond waarvan pv is opgemaakt):
Schooljaar: 2022 - 2023
Periode: 08-05-2023 tot en met 17 mei 2023
Reden: luxe verzuim
BEVINDINGEN/ADVIES LEERPLICHTAMBTENAAR
Verdachte is zonder toestemming van school op vakantie gegaan. Vanuit leerplicht heb ik verdachte uitgenodigd voor verhoor, hier is verdachte verschenen. Op basis van religieuze overwegingen heeft verdachte geen commentaar op mijn vragen. School geeft tijdens de vakantie van verdachte en zoon contact te hebben gehad met verdachte. Verdachte geeft in de mail aan dat hij aanvraagformulier wel wilde insturen maar niet heeft gedaan omdat hij geen zekerheid kreeg of het werd goedgekeurd. Om de reis niet in gevaar te brengen met een afwijzing, heeft verdachte besloten het aanvraagformulier niet in te leveren.
2. Het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 12 januari 2024 van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als verklaring van [verdachte]:
Ik heb mijn zoon (het hof begrijpt: [jongere] ) buiten de schoolvakanties om niet naar school laten gaan. Dit was vorig jaar (het hof begrijpt: 2023) rond de meivakantie. De school heeft mij laten weten dat ze daarvoor nooit toestemming zou geven.

Bewezenverklaring

Door de hiervoor vermelde wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 8 mei 2023 tot en met 17 mei 2023 te [plaats] , als degene die het gezag uitoefende over de [jongere] , geboren op [geboortedatum] 2010, niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat voornoemde jongere, die als leerling van een school, te weten de [naam school] , stond ingeschreven, deze school in genoemde periode heeft bezocht.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
als persoon bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Leerplichtwet 1969, de in artikel 2, eerste lid, van die wet opgelegde verplichtingen niet nakomen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte en zijn draagkracht, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overtreding van de Leerplichtwet 1969 doordat hij niet heeft voldaan aan de op hem rustende verplichting ervoor te zorgen dat [jongere] in de bewezenverklaarde periode naar school ging. De Leerplichtwet 1969 verplicht de ouder ervoor te zorgen dat de jongere als leerling op een school of instelling staat ingeschreven en dat de jongere die school of instelling na inschrijving regelmatig bezoekt. Deze verplichting is ingegeven door het internationale recht op onderwijs voor elk kind en ook op één van de doelstellingen van onderwijs: het bevorderen van een brede, sociaal-emotionele ontwikkeling door het leren omgaan met elkaar en de ontwikkeling van burgerschap. Op deze manier wordt getracht schoolverzuim te voorkomen. De verdachte heeft deze verplichting verzaakt.
Het hof heeft wat betreft de persoon van de verdachte gelet op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 december 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft het hof aansluiting gezocht bij de straffen die rechters gebruikelijk in vergelijkbare zaken opleggen.
Alles afwegende acht het hof een deels voorwaardelijke geldboete overeenkomstig de eis van de advocaat-generaal, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 26 van de Leerplichtwet 1969 en de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 29 juni 2023 onder CJIB [nummer] .
Ten aanzien van het bewezenverklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 800,00 (achthonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
16 (zestien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot
€ 400,00 (vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
8 (acht) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. E.C.M. Wolfert, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. L. Pieters, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.M. Nicolai, griffier,
en op 19 februari 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Vgl. rechtbank Alkmaar 9 april 2009, ECLI:NL:RBALK:2009:BI3644.
2.Vgl. RvS 23 december 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BK7471.