In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vernietiging van een echtscheidingsconvenant. De verzoekster, aangeduid als de vrouw, heeft de vernietiging van de in het convenant getroffen regelingen verzocht, onder verwijzing naar misbruik van omstandigheden (artikel 3:44 BW) en benadeling voor meer dan een kwart (artikel 3:196 lid 1 BW). De vrouw stelt dat zij onder druk is gezet door de man, haar echtgenoot, en dat zij niet volledig op de hoogte was van de financiële situatie tijdens de totstandkoming van het convenant. De man heeft de stellingen van de vrouw betwist en aangevoerd dat het convenant rechtsgeldig is. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw onvoldoende feiten heeft aangedragen om aan te tonen dat er sprake was van misbruik van omstandigheden. Het hof oordeelt dat de afspraken in het echtscheidingsconvenant rechtsgeldig tot stand zijn gekomen en bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.