G E R E C H T S H O F
A R N H E M
Het gerechtshof te Arnhem, eerste enkelvoudige belastingkamer;
Gezien het beroepschrift van *X N.V., gevestigd te *Z, ingekomen op 8 november 1994 en gericht tegen de uitspraak d.d. 30 september 1994 van de inspecteur van de Belastingdienst/Grote ondernemingen *P op het bezwaar van belanghebbende tegen de haar voor het jaar 1990 opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting;
Gezien de overige stukken, waaronder het proces-verbaal van de door het hof op 14 juni 1995 met schriftelijke toestemming van partijen zonder mondelinge behandeling gedane mondelinge uitspraak en een schriftelijk verzoek van belanghebbendes gemachtigde de mondelinge uitspraak door een schriftelijke te vervangen;
Overwegende, dat bij de uitspraak waarvan beroep de voormelde aanslag is verminderd tot een, berekend naar een belastbaar bedrag van f * met inachtneming van f 4.424,-- aan desinvesteringsbetalingen;
Overwegende, dat belanghebbende in beroep verdere vermindering van het belastbare bedrag verzoekt met
f 270.000,--, dan wel met een in overleg met de inspecteur vast te stellen bedrag aan afschrijving, terwijl de inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak waarvan beroep;
Overwegende, dat op grond van de stukken het volgende als voor dit geding vaststaand kan worden aangemerkt:
(1) Belanghebbende heeft op 4 januari 1990 alle aandelen in
*A B.V., gevestigd te *Q, aangekocht. Ter zake van deze aankoop heeft zij een bemiddelingsfee van f 270.000,-- aan een bank betaald;
Overwegende, dat het tussen partijen bestaande geschil de vraag betreft of het bedrag van f 270.000,-- ineens, dan wel door middel van afschrijving op geactiveerde aankoopkosten ten laste van de winst kan komen gelijk belanghebbende verdedigt, dan wel als onderdeel van de kostprijs van de deelneming niet ten laste van de winst kan worden gebracht gelijk de inspecteur voorstaat;
Overwegende, dat de door partijen voor hun standpunten aangevoerde gronden in de stukken zijn vermeld;
Overwegende omtrent het geschil:
(2.1) Financierings-, beheers- en verkoopkosten met betrekking tot een binnenlandse deelneming kunnen als niet tot de voordelen uit deelneming te rekenen kosten welke met de deelneming verband houden, ten laste van de winst komen (Hoge Raad d.d. 19 oktober 1988, nummer 25 425, BNB 1989/43).
(2.2) De inspecteur neemt evenwel gelet op het arrest van de Hoge Raad van 2 januari 1994, nummer 29 061 (BNB 1994/164), terecht het standpunt in dat de door belanghebbende betaalde bemiddelingsfee onderdeel van de kostprijs van haar deelneming in *A B.V. uitmaakt en daarom niet als behorend tot de kosten welke met de deelneming verband houden, in aftrek kan komen.
Daaraan doet hetgeen belanghebbende met betrekking tot de begrippen totale winst en jaarwinst heeft aangevoerd, niet af.
(2.3) Het op het gelijkheidsbeginsel gebaseerde beroep van belanghebbende op overeenkomstige toepassing van - inmiddels ingetrokken - resoluties van 2 januari 1930 en 2 juli 1943, die landbouwers toestonden de aankoopkosten van bedrijfspanden en grond in vijf jaar af te schrijven, wordt verworpen, omdat belanghebbende tegenover de betwisting door de inspecteur niet waarmaakt dat haar deelneming in *A B.V. voor haar een betekenis had die op één lijn was te stellen met de betekenis van bedrijfspanden en grond voor een landbouwer.
(2.4) Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken;
Bevestigt de uitspraak waarvan beroep.
Aldus gedaan op 14 juni 1995 te Arnhem door mr. Smit, vice-president, lid van de eerste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Snoijink als griffier.
(W.J.N.M. Snoijink) (D.C. Smit)
De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op
14 juni 1995.
[Zie ook arrest HR nummer 31496 (red.)]