ECLI:NL:GHARN:1995:AA4676

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
20 januari 1995
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
932117
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.B.H. Röben
  • A.W.M. van der Waerden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag waterschapslasten voor rijksmonumentaal kerkgebouw

In deze zaak gaat het om een beroep van het Kerkbestuur van een rijksmonumentaal kerkgebouw tegen de aanslag waterschapslasten voor het jaar 1992. Het kerkgebouw, dat plaats biedt aan 1500 personen, heeft een kerkbezoek van ongeveer 350 personen op zondagen. De secretaris van het Waterschap heeft de heffingsgrondslagen voor de waterschapslasten vastgesteld op basis van een taxatierapport. De belanghebbende, het Kerkbestuur, heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag en stelt dat de heffingsgrondslag moet worden bepaald op de vervangingswaarde van het gebouw, zoals bedoeld in de gemeentewet.

De rechtbank heeft in eerdere uitspraken de aanslag gehandhaafd, maar de belanghebbende heeft in beroep verzocht om vernietiging van de aanslag. Het hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord en vastgesteld dat de secretaris onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de door hem voorgestane functionele afschrijving van het kerkgebouw. Het hof concludeert dat de waarde van het kerkgebouw in economische zin voor de eigenaar zelf moet worden bekeken, en dat de secretaris de door hem voorgestane functionele afschrijving van niet meer dan 80 procent onvoldoende waarmaakt.

Uiteindelijk heeft het hof het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard, de uitspraak waarvan beroep vernietigd en de aanslag waterschapslasten opgeheven. Tevens is het Waterschap veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten aan de belanghebbende.

Uitspraak

G E R E C H T S H O F
A R N H E M
BELASTINGKAMER
Nr. 932117
Het gerechtshof te Arnhem, vijfde enkelvoudige belastingkamer;
Gezien het beroepschrift van het Kerkbestuur
*X te *Z, ingekomen op 20 september 1993 en gericht tegen de uitspraak d.d. 20 juli 1993 van de secretaris van het Waterschap *P (hierna: de secretaris) op het bezwaar van belanghebbende tegen de hem voor het jaar 1992 opgelegde aanslag in de waterschapslasten;
Gezien de overige stukken, waaronder de door de gemachtigde van belanghebbende overgelegde notities (met bijlagen) van zijn bij de mondelinge behandeling gehouden pleidooi welke als in deze uitspraak ingelast moeten worden beschouwd;
Gehoord in de zitting van 29 maart 1994 te Zwolle *A, als gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door *B, alsmede *C, *D en *E, als gemachtigden van de secretaris;
Overwegende, dat bij de uitspraak waarvan beroep de voormelde aanslag ten bedrage van f 625,73, is gehandhaafd;
Overwegende, dat bij ambtshalve genomen beschikking van 30 juli 1993 de secretaris de aanslag heeft verminderd tot een ten bedrage van f 551,81;
Overwegende, dat belanghebbende na zijn standpunt te hebben gewijzigd in beroep vernietiging van de aanslag verzoekt, terwijl de secretaris concludeert tot handhaving van de aanslag zoals deze nader is komen te luiden;
Overwegende, dat op grond van de stukken en het in de zitting verhandelde het volgende als voor dit geding vaststaand kan worden aangemerkt:
1.1. Belanghebbende is eigenaar van het *a kerkgebouw, gelegen aan het *a-plein 4, in het centrum van *Z. De toren van de kerk is eigendom van de gemeente *Z.
1.2. Het kerkgebouw, dat in gebruik is voor de Rooms-Katholieke eredienst, is een rijksmonument.
Het biedt plaats aan 1500 personen. Het kerkbezoek op zondagen bedraagt circa 350 personen.
In *Z zijn nog vier andere kerkgebouwen in gebruik voor de Rooms-Katholieke eredienst.
1.3. In de jaren 1979 en 1980 is aan het kerkgebouw voor f 2,5 miljoen onderhoud gepleegd.
In verband met aan de kapconstructie te verrichten onderhoud door aantasting door de bonte knaagkever, is bij beschikking van 17 maart 1992 door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg een subsidie van f 270.496,-- toegekend op het totaal van f 450.827,-- aan subsidiabele kosten.
1.4. Als grondslag voor de heffing van de omslag voor gebouwde eigendommen geldt ingevolge artikel 16, lid 1, van de Omslagverordening voor het Waterschap *P (hierna: de verordening) de in de gemeente vastgestelde grondslag voor de onroerende-zaakbelastingen.
1.5. Ingevolge artikel 16, lid 2, van de verordening stelt het dagelijks bestuur, als geen grondslag als bedoeld in het eerste lid van dat artikel is vastgesteld, deze bij beschikking vast met inachtneming van het Besluit gemeentelijke onroerende-zaakbelastingen.
1.6. Bij beschikking van 24 november 1992 heeft de secretaris, op grond van artikel 16e van de verordening optredend als aangewezen ambtenaar, besloten de grondslagen voor de heffing van waterschapslasten ter zake van het kerkgebouw met ingang van 1992 als volgt vast te stellen:
*a-plein 4, het kerkgebouw f 877.000,--;
*a-plein 4, toren f 144.000,--.
De secretaris baseert zich voor deze grondslagen op een taxatierapport van de Stichting *k. De waardevaststelling van het kerkgebouw (zonder toren) is als volgt opgebouwd:
vervangingswaarde f 11.706.000,--
technische veroudering " (8.194.000,--)
functionele/economische
veroudering " (2.810.000,--)
ondergrond/infrastructuur " 75.000,--
gecorrigeerde vervangingswaarde f 877.000,--.
1.7. Met dagtekening 30 november 1992 is aan belanghebbende een aanslag waterschapslasten 1992 opgelegd ten bedrage van f 635,73, gebaseerd op voormelde grondslagen.
1.8. In het op 14 januari 1993 gedagtekende bezwaarschrift maakte belanghebbende bezwaar tegen de vaststelling van de heffingsgrondslagen in de beschikking. Tevens verzocht belanghebbende om uitstel van betaling van het op de aanslag te betalen bedrag.
1.9. Bij de na de uitspraak op het bezwaarschrift ambtshalve genomen beschikking van 30 juli 1993 heeft de secretaris de toren buiten de heffing gelaten en is de aanslag verminderd tot een ten bedrage van f 551,81;
Overwegende, dat het tussen partijen bestaande geschil de vraag betreft op welk bedrag de heffingsgrondslag van het kerkgebouw moet worden vastgesteld;
Overwegende, dat de door partijen voor hun standpunten aangevoerde gronden in de stukken zijn vermeld en dat daaraan in de zitting - afgezien van hetgeen onder de vaststaande feiten is opgenomen - nog het volgende, zakelijk weergegeven, is toegevoegd:
Namens de secretaris:
2.1. Hij heeft geen bezwaar tegen het rekenen tot de gedingstukken van de pleitnota en de daarbij behorende bijlagen.
2.2. De als bijlage 5 bij de pleitnota overgelegde uitspraak van het gerechtshof Arnhem van 28 juni 1985, nummer 2590/1980, inzake de *b-kerk te *Y is hem bekend. In die zaak ging het niet over de gecorrigeerde vervangingswaarde;
Overwegende omtrent het geschil:
3.1. De gang van zaken als weergegeven onder 1.5. tot en met 1.7. brengt mee, dat het bezwaarschrift van belanghebbende van 14 januari 1993 geacht kan worden zich mede te richten tegen de onderhavige aanslag. Het bezwaarschrift is tijdig ingediend. Het vorenstaande geldt, mutatis
mutandis, evenzeer voor het beroepschrift van belanghebbende.
3.2. Partijen nemen beide het standpunt in dat de heffingsgrondslag van het kerkgebouw moet worden bepaald op de vervangingswaarde als bedoeld in artikel 273, lid 4, van de gemeentewet.
Aangezien dit standpunt niet blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting zal het hof partijen hierin volgen.
3.3. Het hof merkt op, dat het standpunt van de taxateur van de Stichting *k in zijn rapport van 15 maart 1993, dat het kerkgebouw moet worden gerekend tot de onroerende zaken bestemd om te worden gebruikt voor de openbare dienst als bedoeld in artikel 275, lid 5, onder a, van de gemeentewet, onjuist is.
3.4. Bij het bepalen van de gecorrigeerde vervangingswaarde heeft de secretaris rekening gehouden met een technische veroudering van 70 percent (70% × f 11.706.000,--) is f 8.194.000,--.
Belanghebbendes stelling (pleitnota, punt 7.11) dat de correctie voor technische veroudering zeker 50 percent moet zijn, kan worden gepasseerd.
3.5. De correctie voor functionele veroudering is door de secretaris berekend op 80 percent (80% × f 11.706.000,-- - f 8.194.00,--) is f 2.810.000,--.
Belanghebbende, die een correctie wegens functionele veroudering van 100 percent verdedigt, heeft onweersproken aangevoerd dat het kerkgebouw bij teloorgaan niet meer zou worden vervangen, omdat in *Z geen vervangend kerkgebouw voor de Rooms-Katholieke eredienst nodig is.
De secretaris heeft daartegenover geen argument aangevoerd waaruit kan worden geconcludeerd dat het kerkgebouw als zodanig nog waarde heeft.
3.6. Ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 8 juli 1992, BNB 1992/298, moet evenwel in een geval als het onderhavige worden bezien welke de waarde is die het kerkgebouw in economische zin voor de eigenaar zelf vertegenwoordigt.
3.7. Belanghebbende heeft dienaangaande gesteld dat het kerkgebouw bij verkoop f 20,-- zou opbrengen, voor welke stelling belanghebbende tevens bewijs heeft aangeboden. De secretaris heeft deze stellingname van belanghebbende niet weersproken.
3.8. Het vorenstaande leidt het hof tot de conclusie, dat de secretaris de door hem voorgestane functionele afschrijving van niet meer dan 80 percent onvoldoende waarmaakt en te dezen belanghebbendes standpunt moet worden gevolgd.
3.9. Het beroep van belanghebbende is gegrond.
3.10. Het hof berekent belanghebbendes proceskosten op 2 × f 710,-- × 0,25, is f 355,--;
Recht doende:
Vernietigt de uitspraak waarvan beroep alsmede de daarbij gehandhaafde aanslag;
Veroordeelt het Waterschap *P aan belanghebbende proceskosten ten bedrage van f 355,-- te vergoeden;
Gelast de secretaris aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht van f 75,-- te vergoeden.
Aldus gedaan op 20 januari 1995 te Arnhem door mr. Röben, raadsheer, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid
van mr. Van der Waerden als griffier.
(A.W.M. van der Waerden) (J.B.H. Röben)
De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 20 januari 1995.
[Zie ook arrest HR nummer 30998 (red.)]