ECLI:NL:GHARN:1996:AA4664
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.B.H. Röben
- A.W.M. van der Waerden
- Rechtspraak.nl
Belanghebbende tegen de Staat der Nederlanden inzake vennootschapsbelasting en heffingsrente
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 11 april 1996, staat de vennootschapsbelasting van belanghebbende, een B.V., centraal. De zaak betreft een geschil over de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 1989, waarbij de inspecteur van de Belastingdienst een aanslag heeft opgelegd op basis van een belastbaar bedrag dat door belanghebbende was opgegeven. Belanghebbende had in haar aangifte een verlies uit 1982 opgevoerd, dat zij wilde verrekenen met de winst van latere jaren. De inspecteur weigerde echter om dit verlies te compenseren, wat leidde tot een geschil over de hoogte van de aanslag en de in rekening gebrachte heffingsrente.
Tijdens de zitting op 19 maart 1996 in Zwolle, werd duidelijk dat er een compromis was bereikt tussen belanghebbende en de inspecteur over de hoogte van het te verrekenen verlies. Belanghebbende was van mening dat de inspecteur ten onrechte heffingsrente in rekening had gebracht, omdat zij voldoende duidelijke gegevens had verstrekt in haar aangifte. Het hof oordeelde dat belanghebbende inderdaad op voldoende duidelijke wijze melding had gemaakt van het geschil over het te verrekenen verlies, en dat er geen sprake was van een te lage aangifte in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).
Het hof verklaarde het beroep van belanghebbende gegrond, vernietigde de eerdere uitspraak en verminderde de aanslag tot een bedrag dat rekening hield met de investeringsbijdragen, zonder heffingsrente. Tevens werd de Staat der Nederlanden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en afschriften werden op 11 april 1996 verzonden.