ECLI:NL:GHARN:1997:AA1179

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
23 januari 1997
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
96/0194
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • D.C. Smit
  • I.B. Vermeulen-Post
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Recht op aftrek van verhuiskosten bij persoonlijke motieven

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 23 januari 1997 uitspraak gedaan in een belastingkwestie betreffende de aftrekbaarheid van verhuiskosten. De belanghebbende, geboren in 1958 en werkzaam als sportofficier bij de Koninklijke Landmacht, had in 1994 een verhuizing naar *Z gerealiseerd, na een overplaatsing van *Q naar *R. De belanghebbende verzocht om aftrek van verhuiskosten ter hoogte van ƒ 8.720,--, maar de inspecteur van de Belastingdienst had de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen gehandhaafd, wat leidde tot het beroep van de belanghebbende.

Het hof heeft vastgesteld dat de belanghebbende niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen passende woning binnen een straal van 25 kilometer van zijn werkplek in *R had kunnen vinden. De belanghebbende had recht op een vergoeding van verhuiskosten indien hij naar een woning binnen deze straal was verhuisd. Het hof oordeelde dat de keuze voor *Z, waar hij een nieuwe woning had laten bouwen, voornamelijk door persoonlijke motieven was ingegeven, zoals de nabijheid van familie en de lagere kosten van wonen in *Z.

Het hof concludeerde dat de keuze van de belanghebbende voor *Z niet voldeed aan de voorwaarden voor aftrek van verhuiskosten, omdat deze keuze niet was ingegeven door de noodzaak om dichter bij zijn werk te wonen. De uitspraak van de inspecteur werd bevestigd, en er werden geen proceskosten toegewezen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en afschriften zijn op 23 januari 1997 verzonden.

Uitspraak

G E R E C H T S H O F
A R N H E M
BELASTINGKAMER
Nr. 96/0194
Het gerechtshof te Arnhem, eerste enkelvoudige belastingkamer;
Gezien het beroepschrift van *X, wonende te *Z, ingekomen op 31 januari 1996 en gericht tegen de uitspraak d.d. 22 december 1995 van de inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren *P op het bezwaar van belanghebbende tegen de hem voor het jaar 1994 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen;
Gezien de overige stukken;
Gehoord ter zitting van 17 december 1996 te Arnhem belanghebbende, alsmede de inspecteur voornoemd;
Overwegende, dat bij de uitspraak waarvan beroep de voormelde aanslag, berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 64.007,-- met inachtneming van een belastingvrije som van ƒ 11.850,--, is gehandhaafd;
Overwegende, dat belanghebbende naar het hof verstaat in beroep vermindering van de aanslag verzoekt tot een, berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 55.278,--, terwijl de inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak waarvan beroep;
Overwegende, dat op grond van de stukken en het ter zitting verhandelde het volgende als voor dit geding vaststaand kan worden aangemerkt:
(1.1) Belanghebbende is in 1958 geboren. Hij is gehuwd en tot zijn gezin behoren drie minderjarige kinderen. Hij is als sportofficier werkzaam bij de Koninklijke Landmacht.
(1.2) Belanghebbende is per 1 december 1994 overgeplaatst van *Q naar *R. Hij moest om zijn werkplek tijdig met openbaar vervoer te kunnen bereiken, verhuizen.
(1.3) Belanghebbende is in 1994 verhuisd naar *Z waar hij voor ƒ 225.000,-- een nieuwe woning had laten bouwen. Zijn echtgenote en hij zijn geboren en getogen in *Z.
(1.4) *Z is op ruim 100 kilometer gelegen van *R. Belanghebbende had recht op een vergoeding van reiskosten, ingeval hij was verhuisd naar een woning binnen een straal van 25 kilometer vanaf zijn werkplek;
Overwegende, dat het tussen partijen bestaande geschil de vraag betreft of belanghebbende recht heeft op aftrek van ƒ 8.720,-- aan verhuiskosten;
Overwegende, dat de door partijen voor hun standpunten aangevoerde gronden in de stukken zijn vermeld en dat daaraan ter zitting - afgezien van hetgeen onder de vaststaande feiten is opgenomen - nog het volgende, zakelijk weergegeven, is toegevoegd:
Door belanghebbende:
(2.1) Hij is in 1986 van *S naar *Q verhuisd.
(2.2) Hij heeft begin 1994 contact gehad met Woonruimtezaken van de gemeente *R, maar pas bij brief d.d.
30 november 1994 een opgaaf van de wachttijd gekregen.
(2.3) Bij de keus van *Z hebben inderdaad persoonlijke overwegingen een rol gespeeld. De familie van zijn vrouw en van hem wonen in *Z. Bovendien is *Z goedkoper.
(2.4) Hij is inmiddels in 1996 naar *T overgeplaatst.
(2.5) De reis per openbaar vervoer van *Z naar *R en *T is goed te doen. Hij mocht van een vergoeding van verhuiskosten afzien.
Door de inspecteur:
(3) Mede gelet op het bedrag dat belanghebbende in *Z heeft besteed, was het voor hem mogelijk naar een woning binnen een straal van 25 kilometer van zijn werkplek in *R te verhuizen;
Overwegende omtrent het geschil:
(4.1) De overplaatsing per 1 december 1994 van *Q naar *R heeft belanghebbende tot een verhuizing genoopt.
(4.2) Belanghebbende maakt evenwel tegenover de gemotiveerde stellingname van de inspecteur onvoldoende aannemelijk, dat hij geen passende behuizing binnen een straal van
25 kilometer van zijn werkplek in *R had kunnen vinden. Hij had recht op vergoeding van de kosten van een verhuizing naar die bedoelde passende behuizing.
(4.3) Belanghebbendes keus van *Z als nieuwe woonplaats is voornamelijk door persoonlijke motieven ingegeven. Daaraan doet zijn overweging dat 90% van de plaatsen waarnaar hij kan worden overgeplaatst binnen een straal van 100 kilometer van *Z zijn gelegen, niet af.
(4.4) Het hof aanvaardt het standpunt van de inspecteur dat geen aftrek mogelijk is van de verhuiskosten welke op belanghebbende zijn komen te drukken op grond van een keus welke voornamelijk door persoonlijke motieven is bepaald, als juist.
(4.5) Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken;
Recht doende:
Bevestigt de uitspraak waarvan beroep.
Aldus gedaan op 23 januari 1997 te Arnhem door mr. Smit, vice-president, lid van de eerste
enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Vermeulen-Post als griffier.
(I.B. Vermeulen-Post) (D.C. Smit)
De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op
23 januari 1997.