ECLI:NL:GHARN:1998:AA1092

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
8 april 1998
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
97/20614
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.B.H. Röben
  • W.J.N.M. Snoijink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting en de rechtsgeldigheid van verkeersborden

In deze zaak gaat het om een beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting die is opgelegd aan belanghebbende X door het college van burgemeester en wethouders van Doetinchem. De naheffingsaanslag is opgelegd op 9 april 1997, en de mondelinge behandeling vond plaats op 25 maart 1998. Belanghebbende heeft de juistheid van de vermelding van de parkeerplaats op de naheffingsaanslag erkend, maar betwist de geldigheid van de verkeersborden die de betalingsverplichting aangeven. Tijdens de zitting heeft belanghebbende toegelicht dat de Raadhuisstraat, waar hij geparkeerd zou hebben, niet duidelijk wordt aangeduid als een betaald parkeergebied. Hij heeft ook aangevoerd dat de borden aan het begin van de Tjalmastraat niet voldoende duidelijk zijn om automobilisten te informeren over de betalingsverplichting. Het hof oordeelt dat van een heffende overheid verwacht mag worden dat zij belastingplichtige parkeerders voldoende in staat stelt hun betalingsverplichting te kennen. Het hof concludeert dat de borden niet aan deze eis voldoen, waardoor het beroep van belanghebbende gegrond wordt verklaard. De uitspraak van het college en de naheffingsaanslag worden vernietigd, en het college wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan belanghebbende.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
vijfde enkelvoudige belastingkamer
nr. 97/20614
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende X
te: Z
ambtenaar: het college van burgemeester en wethouders van Doetinchem (hierna: het college)
aangevallen beslissing: uitspraak op bezwaarschrift tegen nahefWngsaanslag
soort belasting: parkeerbelasting
tijdstip: 9 april 1997 te 9.33 uur
mondelinge behandeling: op 25 maart 1998 te Arnhem door mr Röben, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr Snoijink als griffier
waarbij verschenen: belanghebbende
waarbij niet verschenen: het college, hoewel opgeroepen bij aangetekende brief van 4 maart 1998 aan het uit het vertoogschrift bekende adres, postbus 9 020, 7000 HA Doetinchem
gronden:
1. Op de naheffingsaanslag is als plaats waar belanghebbende belastingplichtig heeft geparkeerd, vermeld: Raadhuisstraat, Doetinchem. Belanghebbende erkent de juistheid van deze vermelding.
2. Uit de aan het beroepschrift gehechte foto met bijschriften valt op te maken, in het vertoogschrift is niet weersproken en door belanghebbende is ter zitting aan de hand van een schets toegelicht, dat de Raadhuisstraat is gelegen rechts achter het op de foto zichtbare huis met de witte zijgevel. Belanghebbende heeft ter zitting uitgelegd dat de Tjalmastraat, aan het begin waarvan volgens het vertoogschrift onder D door borden is aangegeven dat voor het pand Raadhuisstraat 6 parkeren verboden is vanaf maandag 18.00 uur tot dinsdag 14.30 uur in verband met de dinsdagse warenmarkt, de straat op de foto is. De Tjalmastraat komt niet voor op de Tarieventabel die behoort bij de Verordening parkeerbelastingen 1995. Volgens belanghebbende behoren de parkeerplaatsen waarnaar het aan het begin van die straat geplaatste bord met de naar links wijzende pijl en de aanduiding ‘Betaald’ verwijst tot ‘rondom stadhuis’; dit is het gebouw op de linkerrand van de foto. Deze uitleg van de gefotografeerde situatie is op zichzelf aannemelijk.
3. Belanghebbende voert aan dat hij heeft geparkeerd op één van de acht à tien parkeervakken tegenover het pand Raadhuisstraat 6 en dat niet ter plaatse staat aangegeven dat voor parkeren aldaar betaald moet worden. Dit strookt met de voornoemde feitelijke vermelding in het vertoogschrift en is niet in tegenspraak met wat onder F nog is aangevoerd, dat ‘middels borden bij de toegang van de parkeerplaats [is] aangegeven dat er sprake is van betaald parkeren.’ Met belanghebbende acht het hof echter niet duidelijk, dat het bord aan het begin van de Tjalmastraat met de omhoog wijzende pijl en het rechts daarvan geplaatste woord ‘Betaald’ tevens de aan het einde rechts gelegen Raadhuisstraat zou bestrijken. Dit geldt gelijkelijk ten aanzien van de op het bord leesbare uitzondering ‘van maandag 18.00 uur tot dinsdag 14.30 uur’.
4. Van een heffende overheid mag worden verwacht dat zij belastingplichtige parkeerders voldoende in staat stelt hun betalingsverplichting te kennen. Weliswaar behoeft dat niet te gebeuren door geplaatste verkeersborden (HR 22 november 1995,
nr. 30 141, Belastingblad 1996, blz. 91), maar indien dat – zoals kennelijk hier – wordt aangeduid door één bord met een vertakte pijlschacht en verschillende bijschriften, behoort bij automobilisten die hun parkeerplaats bereiken na passeren van die aanduidingen over de reikwijdte hiervan redelijkerwijze geen misverstand te kunnen bestaan. Aan deze eis voldoet het bord niet. Het beroep is daarom gegrond.
proceskosten:
Belanghebbendes proceskosten zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten Wscale procedures te berekenen op ƒ 35,– aan reis- en verblijfkosten en ƒ 90,– aan verletkosten.
beslissing:
Het gerechtshof:
– vernietigt de uitspraak van het college alsmede de daarbij gehandhaafde nahefWngsaanslag;
– gelast het college aan belanghebbende het door hem gestorte grifWerecht van ƒ 45,– te vergoeden;
– veroordeelt het college in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van ƒ125,–, te vergoeden door de gemeente Doetinchem.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken te Arnhem op 8 april 1998 door mr Röben, raadsheer, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Snoijink als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De grifWer, Het lid van de voormelde kamer,
(W.J.N.M. Snoijink) (J.B.H. Röben)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 14 april 1998