ECLI:NL:GHARN:1998:AA1302

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
27 januari 1998
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
97/20712
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J.N.M. Snoijink
  • J.B.H. Röben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van gemeentelijke belastingtarieven en afvalstoffenheffing

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 27 januari 1998, staat de rechtmatigheid van gemeentelijke belastingtarieven en de afvalstoffenheffing centraal. De belanghebbende, aangeduid als X, heeft bezwaar aangetekend tegen de aanslagen voor onroerende-zaakbelastingen en afvalstoffenheffing voor het jaar 1997, opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van Wisch. De mondelinge behandeling van de zaak is met toestemming van beide partijen niet gehouden, en de uitspraak is openbaar gedaan.

Het hof overweegt dat volgens artikel 217 van de Gemeentewet uitsluitend de gemeenteraad bevoegd is tot vaststelling en wijziging van het tarief van gemeentelijke belastingen, met inachtneming van de wettelijke kaders. Het hof stelt vast dat de verordening niet mag leiden tot willekeurige en onredelijke heffingen. Voor de afvalstoffenheffing geldt dat deze slechts mag worden geheven ter bestrijding van de kosten van de verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen, zoals vastgelegd in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer. Het hof concludeert dat er geen bewijs is dat de geraamde opbrengst van de afvalstoffenheffing de kosten overstijgt.

Daarnaast wordt opgemerkt dat de tarieven van de onroerende-zaakbelastingen niet hoger mogen zijn dan 120 procent van de andere belastingtarieven, zoals bepaald in artikel 220f van de Gemeentewet. Het hof verwijst naar een arrest van de Hoge Raad waarin is vastgesteld dat gemeentelijke heffingsverordeningen getoetst kunnen worden aan algemene rechtsbeginselen. De belanghebbende kan zich niet beroepen op het rechtszekerheidsbeginsel, aangezien tariefbepalingen in beginsel voor alle belastingplichtigen gelden. Het hof oordeelt dat de wijziging van de tarieven geen gerechtvaardigde verwachtingen van de belanghebbende heeft geschonden.

Uiteindelijk komt het hof tot de conclusie dat het beroep van de belanghebbende ongegrond is en bevestigt de uitspraak van het college. De proceskosten worden niet toegewezen, aangezien het hof geen termen aanwezig acht voor een kostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. Röben, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr. Snoijink als griffier.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
vijfde enkelvoudige belastingkamer
nr. 97/20712
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : X
te : Z
ambtenaar : het college van burgemeester en wethouders van Wisch
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift tegen aanslagen
soort belasting : onroerende-zaakbelastingen en afvalstoffenheffing
jaar : 1997
mondelinge behandeling : met toestemming van beide partijen niet gehouden
gronden:
1. Tot vaststelling en wijziging van het tarief van een gemeentelijke belasting is volgens artikel 217 van de Gemeentewet uitsluitend de raad bevoegd, behoudens de tot 1 juli 1996 vereiste hogere goedkeuring. Als algemeen uitgangspunt geldt daarbij dat hetgeen in de verordening wordt geregeld omtrent de belastingplichtige, de maatstaf, het tarief en wat dies meer zij niet mag leiden tot een willekeurige en onredelijke heffing die de wetgever niet op het oog kan hebben gehad.
2. Voorts geldt daarbij voor de afvalstoffenheffing van de gemeente slechts de beperking die voortvloeit uit de zinsnede ‘ter bestrijding van de kosten die voor haar verbonden zijn aan de verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen’ die voorkomt in artikel 15.33, eerste lid, van de Wet milieubeheer. Niet is gesteld of gebleken dat de voor 1997 geraamde opbrengst van de bestreden afvalstoffenheffing boven de genoemde kosten uitstijgt.
3. De tarieven van de onroerende-zaakbelastingen kennen enkel deze wettelijke beperking, dat het tarief van de ene belasting op grond van artikel 220f, tweede lid, van de Gemeentewet in de voor het onderhavige jaar geldende tekst niet mag uitgaan boven 120 percent van dat van de andere belasting.
4. Blijkens het arrest van de Hoge Raad van 7 oktober 1992, BNB 1993/4c*, Belastingblad 1993, blz. 37, kunnen gemeentelijke hefWngsverordeningen, als algemeen verbindende voorschriften, worden getoetst aan algemene rechtsbeginselen. Voor zover belanghebbende bedoelt zich op het rechtszekerheidsbeginsel te beroepen, beschermt dit haar niet tegen tariefsverhogingen als die welke voor de onroerende-zaakbelastingen van Wisch voor 1997 ten opzichte van die voor 1996 tot stand zijn gebracht. Anders dan bijvoorbeeld een vrijstellingsbepaling gelden tariefbepalingen in beginsel voor alle belastingplichtigen. Door de bestreden tariefswijziging kunnen dan ook geen gerechtvaardigde verwachtingen van belanghebbende zijn geschonden.
5. De rechter in belastingzaken mag, buiten hetgeen hiervóór is overwogen, niet treden in de vrijheid van de gemeentelijke wetgever inzake de vaststelling en wijziging van tarieven.
6. Het beroep van belanghebbende is ongegrond.
proceskosten:
Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het hof geen termen aanwezig.
beslissing:
Het gerechtshof bevestigt de uitspraak van het college.
Aldus gedaan op 27 januari 1998 door mr Röben, raadsheer, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Snoijink als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(W.J.N.M. Snoijink)(J.B.H. Röben)
De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 27 januari 1998