4. Partijen twisten allereerst over de vraag of de caravan is te beschouwen als een onroerende zaak in de zin van artikel 1, lid 1, en artikel 16, van de Wet waardering onroerende zaken.
5. Voor de betekenis van het begrip "onroerende zaak" moet worden aangesloten bij artikel 3:3 van het Burgerlijk Wetboek. Als onroerend hebben volgens die bepaling onder meer te gelden de gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd.
6. Een gebouw kan - gelet op HR 31 oktober 1997, nr. 16404, NJ 1998/97 - duurzaam met de grond verenigd zijn doordat het naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven. Niet van belang is dan meer dat technisch de mogelijkheid bestaat om het bouwsel te verplaatsen. Bij de beantwoording van de vraag of een gebouw of een werk bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven moet worden gelet op de bedoeling van de bouwer of degene in wiens opdracht het bouwwerk wordt aangebracht, voor zover deze naar buiten kenbaar is.
7. De caravan van belanghebbende is naar aard en inrichting bestemd om duurzaam ter plaatse te blijven. De caravan, die zich - blijkens de foto's - niet onderscheidt van een houten vakantiewoning, is geplaatst op een voldoende afgescheiden kavel met een tuin en een carport. De caravan is indertijd, afgaande op het feit dat deze reeds twintig jaar ter plaatse is, klaarblijkelijk geplaatst met de bedoeling om daar duurzaam aanwezig te blijven. Belanghebbende wenst daarin geen verandering te brengen. De caravan is dan als een onroerende zaak te beschouwen en wel als een gebouwd eigendom.
Waarde
8. In de beschikking is de waarde in het economische verkeer van de gebouwde eigendom van belanghebbende gesteld op f. 68.000,-. De ambtenaar heeft voor die waarde steun gezocht in het door *C voornoemd op 26 februari 1998 uitgebrachte taxatierapport. *C heeft daartoe de zaak op 9 februari 1998 zowel inwendig uit uitwendig opgenomen. Volgens het rapport bedroeg de waarde in het economisch verkeer van belanghebbendes onroerende zaak op de peildatum f. 70.000,-. Het rapport maakt nog melding van twee vergelijkingspanden. Beide zijn in 1995 voor prijzen boven de ƒ 70.000,- verkocht.
9. De ambtenaar maakt met hetgeen hij aanvoert naar het oordeel van het hof aannemelijk, dat de waarde in het economische verkeer van belanghebbendes onroerende zaak op 1 januari 1995 f. 68.000,- bedroeg.
10. Belanghebbende, die geen taxatierapport of andere gegevens van gelijk gewicht heeft overgelegd, maakt tegenover het gemotiveerde standpunt van de ambtenaar niet aannemelijk, dat de waarde van de gebouwde eigendom te hoog is vastgesteld. Belanghebbende, die bij de berekening van de door hem bepleite waarde van f. 35.000,- uitsluitend de waarde van de grond in aanmerking neemt laat, gezien het onder punt 6. door het hof gegeven oordeel, ten onrechte de waarde van de stacaravan in de waarde van de onroerende zaak buiten beschouwing.
11. Aan de grief van belanghebbende, dat de door de ambtenaar gehanteerde vergelijkingspanden niet als zodanig kunnen worden aangemerkt, omdat zijn stacaravan een roerende zaak zou betreffen, moet, eveneens gezien het onder punt 6. opgenomen oordeel van het hof eveneens worden voorbij gegaan. Het hof acht het oordeel van de taxateur, dat genoemde onroerende zaken als vergelijkingsobjecten kunnen dienen, aannemelijk.
12. Aan de grief van belanghebbende betreffende de waardestijging tussen de vorige peildatum, 1 januari 1991, en de huidige waardepeildatum (van f. 23.000,- naar f. 68.000,-) dient eveneens te worden voorbijgegaan, omdat uitsluitend de waarde per 1 januari 1995 ter beoordeling van het hof staat.
13. Belanghebbende maakt tenslotte tegenover de betwisting door de ambtenaar niet waar, dat de ambtenaar bij de waardering van andere onroerende zaken binnen de gemeente *P in het kader van de wet WOZ de waarde van opstallen vergelijkbaar met die van belanghebbende voor de waardering van de betreffende onroerende zaken buiten aanmerking heeft gelaten.
proceskosten:
De ambtenaar heeft in de uitspraak op bezwaar onder meer overwogen, dat het WOZ-object van belanghebbende als roerend is aan te merken, dat bij de oorspronkelijke taxatie alleen de grondwaarde is berekend en dat de waarde in het economische verkeer van belanghebbendes WOZ-object te hoog is vastgesteld. Vervolgens heeft de ambtenaar het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. In deze omstandigheden ziet het hof aanleiding om de ambtenaar te veroordelen in de proceskosten, die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep heeft moeten maken. Het hof zal verder de teruggave aan belanghebbende van het griffierecht gelasten. Belanghebbendes proceskosten zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten fiscale procedures te berekenen op f. 35,-- aan reis- en verblijfkosten.
beslissing:
Het gerechtshof
- bevestigt de uitspraak van de ambtenaar.
– gelast de ambtenaar aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht van f. 80,-- te vergoeden;
– veroordeelt de ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van f. 35,--, te vergoeden door de gemeente *P.