ECLI:NL:GHARN:1999:AA1345
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- E.M. van Hoorn
- M.C.M. de Kroon
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen aanslag baatbelasting riolering buitengebied en rechtsgeldigheid van de verordening
In deze zaak gaat het om een beroep van belanghebbende, eigenaar van een perceel aan de a-weg nr. 19 te Z, tegen een aanslag baatbelasting van f 4.200,-- die hem is opgelegd op 29 april 1997. De aanslag is gebaseerd op de Verordening baatbelasting riolering buitengebied gebied Q/Z, die op 27 februari 1997 is vastgesteld. Belanghebbende betwist de rechtsgeldigheid van de aanslag en de verordening, omdat deze volgens hem niet binnen de termijn van twee jaren na voltooiing van de voorzieningen is vastgesteld, zoals vereist door artikel 222, vierde lid, van de Gemeentewet. Hij stelt dat de voorzieningen al in 1994 zijn voltooid en dat de verordening pas in 1997 is vastgesteld, wat volgens hem betekent dat de aanslag niet rechtsgeldig is.
Daarnaast voert belanghebbende aan dat de verordening onduidelijk is en in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel, omdat in artikel 2, tweede lid, wordt gesproken van "onder meer", waardoor niet duidelijk is welke voorzieningen onder de verordening vallen. Ook stelt hij dat zijn perceel niet in een voordeliger positie is gebracht door de aanleg van de riolering, aangezien het perceel niet is aangesloten op het riool en het afvalwater op andere wijze wordt geloosd.
De ambtenaar van de gemeente stelt daartegenover dat de verordening wel degelijk binnen de vereiste termijn is vastgesteld, omdat de voorzieningen zijn voltooid op het einde van de onderhoudstermijn van 12 maanden, die op 6 juni 1995 begon. Het Hof oordeelt dat de aanslag terecht is opgelegd, omdat de onroerende zaak objectief gezien is gebaat door de voorzieningen, ongeacht het feit dat belanghebbende ervoor kiest om het afvalwater op een andere manier te lozen. Het beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard en de bestreden uitspraak wordt bevestigd.