6. Beoordeling vooreerst ambtshalve
6.1. Uit een op 19 juli 1999 ter grifWe ontvangen overdruk van bladzijde 11 van DE PEPERBUS van woensdag 8 februari 1995 blijkt dat daar is bekendgemaakt, dat bij besluit van gedeputeerde staten van Overijssel van 6 januari 1995 de Verordening op de hefWng en invordering van parkeerbelastingen is goedgekeurd, deze verordening kosteloos kan worden ingezien in het Stadhuis bij de balie van het bureau Belastingen (ingang Lombardstraat 6) en dat daarvan tegen betaling afschriften verkrijgbaar zijn.
6.2. Deze bekendmaking voldoet op zichzelf aan de eis van artikel 139 van de Gemeentewet.
6.3. Nageheven is evenwel het uurtarief dat ter plaatse geldt volgens de tarieventabel die behoort bij de Verordening tot wijziging van de Verordening op de hefWng en invordering van parkeerbelastingen 1991. Deze wijzigingsverordening is vastgesteld bij raadsbesluit van 18 december 1995, goedgekeurd door gedeputeerde staten voornoemd onder nummer WFB95/4638 op 9 januari 1996. Deze goedkeuringsdatum is niet de in de voormelde bekendmaking vermelde.
6.4. Daar in die bekendmaking het betrokken besluit enkel is aangeduid met de goedkeuringsdatum, moet het ervoor worden gehouden dat de onder 6.3 bedoelde wijzigingsverordening niet naar behoren is bekendgemaakt.
6.5. Dit brengt volgens het arrest van de Hoge Raad van 10 maart 1999, nr. 33 663 (BNB 1999/270*), mede dat het laatstelijk vóór 1994 vastgestelde en goedgekeurde tarief is blijven gelden. Aangezien bij het vertoogschrift een afschrift van de oorspronkelijke verordening uit 1991 is overgelegd zonder de daarvan volgens artikel 5 deel uitmakende tarieventabel en deze ook bij de ingewonnen inlichtingen niet is overgelegd, valt uit de stukken het toepasselijke tarief niet te achterhalen, zodat ook de nahefWngsaanslag daaraan niet kan worden getoetst.
6.6. Het bij het vertoogschrift wel overgelegde afschrift van de Verordening tot wijziging van de Verordening op de hefWng en invordering van parkeerbelastingen 1991, vastgesteld bij raadsbesluit van 22 november 1994, draagt aan de achterzijde wel het gestempelde en van handtekeningen van de voorzitter en de grifWer van gedeputeerde staten voorziene relaas van goedkeuring, doch dit vermeldt geen datum en geen kenmerk.
6.7. Het vorenstaande brengt mede dat de nahefWngsaanslag niet in stand kan blijven.
7. Beoordeling van het geschil
7.1. Parkeerbelasting die op aangifte moet worden voldaan kan worden nageheven indien en voor zover deze niet is betaald. Dit volgt uit artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
7.2. In bezwaar heeft belanghebbende gesteld dat zij na aankomst ter plaatse om 9.45 uur een gulden in de automaat heeft geworpen. De juistheid van haar stelling dat de automaat toen niet naar behoren werkte, kan in het midden blijven. Nageheven is het uurtarief van ƒ 2. Indien ter plaatse voor één gulden slechts een half uur kon worden geparkeerd en bij de aanvang van het parkeren om 9.45 uur belasting naar het halfuurtarief op aangifte was voldaan, zou daarmee de parkeerbelasting die voor het parkeren om 10.17 uur verschuldigd was niet zijn betaald.