ECLI:NL:GHARN:1999:AA1466

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
13 januari 1999
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
98/562
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Lamens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aftrekbaarheid van buitengewone lasten voor levensonderhoud van een schoonmoeder in het belastingrecht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 13 januari 1999 uitspraak gedaan in een belastingkwestie waarbij de belanghebbende, eigenaar van een appartementsrecht, in geschil was met de Inspecteur van de Belastingdienst over de aftrekbaarheid van buitengewone lasten. De belanghebbende had zijn schoonmoeder financieel ondersteund en stelde dat deze ondersteuning moest worden meegewogen bij de beoordeling van haar levensonderhoud. De schoonmoeder, die in 1995 leefde van een AOW-uitkering en een klein pensioen, had geen vermogen en was afhankelijk van de steun van de belanghebbende. De belanghebbende voerde aan dat de levensstandaard van zijn schoonmoeder door zijn ondersteuning was beïnvloed en dat dit in aanmerking moest worden genomen bij de beoordeling van haar financiële behoeften.

Het hof oordeelde dat de levensstandaard van de schoonmoeder niet alleen bepaald wordt door de ondersteuning die zij ontvangt, maar ook door de feitelijke situatie van een gemiddelde bejaarde. Het hof stelde vast dat de schoonmoeder geen huisvestingskosten had en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat van de algemene regel moest worden afgeweken. Daarom werd de aftrek van de door de belanghebbende opgevoerde kosten door de Inspecteur terecht geweigerd. Het hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur en verklaarde het beroep ongegrond.

De uitspraak benadrukt het belang van de feitelijke omstandigheden bij de beoordeling van de financiële behoeften van ouderen en de voorwaarden waaronder buitengewone lasten voor belastingdoeleinden kunnen worden afgetrokken. De beslissing van het hof is een bevestiging van de strikte toepassing van de belastingwetgeving in gevallen van financiële ondersteuning aan familieleden.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
zesde enkelvoudige belastingkamer
nr. 98/562
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : *X
te : *Z
ambtenaar : Inspecteur Belastingdienst/Particulieren *P
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift van 22 december 1997
aard beschikking : aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
jaar : 1997
mondelinge behandeling : met toestemming van partijen niet gehouden
gronden:
2.1. Tussen belanghebbende en de Inspecteur is nog slechts in geschil of in 1995 een
bedrag aan buitengewone lasten van - na aftrek van het drempelbedrag van ƒ 800,–– - ƒ 2.159,–– in aanmerking mag worden genomen. Belanghebbende stelt deze kosten te
hebben gemaakt voor het levensonderhoud van zijn schoonmoeder.
2.2. De schoonmoeder leefde in 1995 van de AOW-uitkering voor een ongehuwde (ƒ 18.153,––), een jaarpensioen van ƒ 391,–– en een jaarbedrag aan rente van ƒ 159,78; zij bezit geen vermogen. Belanghebbende heeft haar al jaren ondersteund.
2.3. Belanghebbende is eigenaar van het appartementsrecht met betrekking tot *a-weg 74 te *Q. De in 1995 betaalde hypotheekrente is ƒ 2.955,41. Bij overeenkomst van 2 juni 1986 is tussen belanghebbende en de schoonmoeder * overeengekomen dat zij het appartementsrecht om niet in bruikleen krijgt. Alle lasten komen voor rekening van belanghebbende.
2.4. Belanghebbende meent dat bij de beoordeling van de vraag welke inkomsten de schoonmoeder nodig heeft om een redelijk bestaan te voeren overeenkomstig haar plaats in de samenleving mede moet worden gelet op het feit dat zij reeds meerdere jaren is ondersteund en aldus gewend is aan een bepaalde levensstandaard.
2.5. In HR 1 december 1982, BNB 1983/49 is geoordeeld dat het niet juist is voor de beantwoording van de vraag of de schoonmoeder voor het voeren van een redelijk bestaan overeenkomstig haar plaats in de samenleving belanghebbendes ondersteuning behoefde, mede in aanmerking te nemen dat het bestedingspatroon van de schoonmoeder is beïnvloed door die ondersteuning:
2.6. Voorts wordt - voorzover belanghebbende bedoeld heeft dit standpunt in beroep te herhalen - de plaats in de samenleving van een hoogbejaarde vrouw (79 jaar) als belanghebbendes schoonmoeder niet bepaald door de eertijds tijdens de arbeidsperiode geldende omstandigheden doch door de feitelijke situatie van de gemiddelde bejaarde, die - indien bijzondere omstandigheden ontbreken - aan de AOW-uitkering en een gering pensioen voldoende zal hebben voor het voeren van een redelijk bestaan.
2.7. In dit geval komt daar nog bij dat de schoonmoeder door de overeengekomen gang van zaken geen huisvestingskosten heeft. Nu niet is gesteld of anderszins is gebleken dat sprake is van bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat in dit geval van de algemene regel wordt afgeweken, heeft de Inspecteur aftrek van het eerdergenoemde bedrag terecht geweigerd.
2.8. Nu het beroep ongegrond is, dient de uitspraak te worden bevestigd.
proceskosten:
Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel Sa van de Wet administratieve
rechtspraak belastingzaken vindt het hof geen termen aanwezig.
beslissing:
Het gerechtshof bevestigt de bestreden uitspraak
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 1999 te Arnhem door mr Lamens, raadsheer, lid van de zesde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van N.Th. Wagener als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(N.Th. Wagener) (J. Lamens)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 26 januari 1999