ECLI:NL:GHARN:1999:AA1466
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J. Lamens
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aftrekbaarheid van buitengewone lasten voor levensonderhoud van een schoonmoeder in het belastingrecht
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 13 januari 1999 uitspraak gedaan in een belastingkwestie waarbij de belanghebbende, eigenaar van een appartementsrecht, in geschil was met de Inspecteur van de Belastingdienst over de aftrekbaarheid van buitengewone lasten. De belanghebbende had zijn schoonmoeder financieel ondersteund en stelde dat deze ondersteuning moest worden meegewogen bij de beoordeling van haar levensonderhoud. De schoonmoeder, die in 1995 leefde van een AOW-uitkering en een klein pensioen, had geen vermogen en was afhankelijk van de steun van de belanghebbende. De belanghebbende voerde aan dat de levensstandaard van zijn schoonmoeder door zijn ondersteuning was beïnvloed en dat dit in aanmerking moest worden genomen bij de beoordeling van haar financiële behoeften.
Het hof oordeelde dat de levensstandaard van de schoonmoeder niet alleen bepaald wordt door de ondersteuning die zij ontvangt, maar ook door de feitelijke situatie van een gemiddelde bejaarde. Het hof stelde vast dat de schoonmoeder geen huisvestingskosten had en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat van de algemene regel moest worden afgeweken. Daarom werd de aftrek van de door de belanghebbende opgevoerde kosten door de Inspecteur terecht geweigerd. Het hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur en verklaarde het beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt het belang van de feitelijke omstandigheden bij de beoordeling van de financiële behoeften van ouderen en de voorwaarden waaronder buitengewone lasten voor belastingdoeleinden kunnen worden afgetrokken. De beslissing van het hof is een bevestiging van de strikte toepassing van de belastingwetgeving in gevallen van financiële ondersteuning aan familieleden.