ECLI:NL:GHARN:1999:AA1477
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J. Lamens
- I.B. Vermeulen-Post
- Rechtspraak.nl
Belastingaanslag en teruggaaf inkomstenbelasting; beoordeling van de aangifte en de rol van de inspecteur
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 20 januari 1999 uitspraak gedaan in een belastingkwestie betreffende de inkomstenbelasting van belanghebbende voor het jaar 1994. Belanghebbende had in zijn aangifte een bedrag van ƒ 15.939,-- in aftrek gebracht voor onderhoud en andere kosten van onroerende zaken. De aangifte werd door de Inspecteur behandeld, ondanks een termijnoverschrijding, en leidde tot een negatieve voorlopige aanslag met een teruggaaf van ƒ 11.294,--. Belanghebbende stelde dat hij erop mocht vertrouwen dat het systeem van geautomatiseerde verwerking van aangiften onjuistheden tijdig zou opmerken en dat een niet gerechtvaardigde teruggave achterwege zou blijven. Hij verzocht om vernietiging van de aanslag.
Het hof oordeelde dat de Inspecteur niet verplicht was om in een kort tijdsbestek een groot aantal aangiften intensief te controleren. De beoordeling van de aangifte moest marginaal zijn en de Inspecteur had niet kunnen weten dat de geclaimde aftrek onjuist was. De heffingsrente was terecht berekend en het beroep van belanghebbende werd ongegrond verklaard. De uitspraak van de lagere instantie werd bevestigd, waarbij het hof geen termen aanwezig achtte voor een kostenveroordeling.
De zaak benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel de belastingplichtige als de belastinginspecteur in het proces van aangifte en controle. Het hof bevestigde dat de Inspecteur binnen de wettelijke termijn van drie jaar een definitieve aanslag kan opleggen, zelfs als er eerder een negatieve voorlopige aanslag is verleend. De uitspraak biedt inzicht in de toepassing van de voorrangsregeling en de marges waarbinnen de Inspecteur kan opereren bij het beoordelen van aangiften.