ECLI:NL:GHARN:1999:AA3873

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
27 oktober 1999
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
98/03966
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Lamens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de belastingheffing over een schadevergoeding ontvangen na ontbinding van een arbeidsovereenkomst

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 27 oktober 1999, staat de belastingheffing over een schadevergoeding centraal. De belanghebbende ontving in 1996 een schadevergoeding van ¦ 459.872,- na de ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst. Hij stelde dat een deel van deze vergoeding, groot ¦ 20.000,-, moest worden aangemerkt als onbelaste vergoeding voor immateriële schade, zoals aantasting van eer en goede naam of psychisch leed. Het hof oordeelt dat de belanghebbende niet heeft aangetoond dat dit bedrag als immateriële schade kan worden gekwalificeerd. De redelijke verdeling van de bewijslast vereist dat de belanghebbende, tegenover de gemotiveerde betwisting door de Inspecteur, aannemelijk maakt dat het bedrag als onbelaste schadevergoeding moet worden beschouwd. Het hof concludeert dat de belanghebbende hierin niet is geslaagd, mede omdat hij geen bewijs heeft geleverd, zoals een verklaring van de voormalige werkgever over de samenstelling van de schadevergoeding. Daarnaast klaagt de belanghebbende dat het bijzondere tarief niet op het bedrag van ¦ 20.000,- is toegepast, maar het hof stelt vast dat dit tarief wel correct is toegepast op het totale bedrag van ¦ 459.872,-. Het beroep van de belanghebbende wordt ongegrond verklaard en de uitspraak van de eerste aanleg wordt bevestigd. De proceskosten worden niet toegewezen, omdat het hof geen termen aanwezig acht voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

IV
Gerechtshof Arnhem
zesde enkelvoudige belastingkamer
nr. 98/03966
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : *X
te : *Z
ambtenaar : de Inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren te *P
aangevallen beslissing : uitspraak d.d. 20 oktober 1998 op bezwaarschrift
soort belasting : inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
belastingjaar : 1996
mondelinge behandeling : op 13 oktober 1999 te Arnhem door mr. Lamens, raads-heer, in te-gen-woor-dig-heid van me-vrouw Vermeu-len-Post als griffier
waarbij verschenen : de Inspec-teur
waarbij niet verschenen : belanghebbende, met kennisgeving aan het hof
gronden:
1. Tot de inkomsten behoort mede hetgeen genoten wordt ter vervanging van gederfde of te derven inkomsten ( artikel 31, lid 1, van de Wet op de Inkomstenbelasting 1964).
2. Belanghebbende heeft in 1996 wegens ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst een schadevergoeding ontvangen ten bedrage van ¦ 459.872,-, waarvan volgens belang-heb-bende een gedeelte groot ¦ 20.000,-, is aan te merken als een onbelas-te vergoe-ding wegens immaterië-le schade, bestaande in aantasting van belang-hebben-des eer en goede naam of ondergaan van psychisch leed.
3. Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt met zich mede dat belanghebben-de, tegenover de gemotiveerde betwisting door de Inspecteur, aannemelijk maakt dat het voormelde bedrag van ¦ 20.000,- als een vergoeding wegens immateri-ële schade heeft te gelden. Belang-hebbende is in het van hem verlangde bewijs niet geslaagd.
4. Het had op belanghebbendes weg gelegen om bij voorbeeld aan de voormalige werkgever te verzoeken een verklaring af te leggen over de samenstelling van het aan belangheb-bende betaalde bedrag.
5. Belanghebbende klaagt voorts over het feit dat op het bedrag van ¦ 20.000,- niet het bijzondere tarief is toegepast. Uit het vertoogschrift blijkt evenwel dat bij ambts-halve verleende vermindering van 25 november 1998 het bijzondere tarief alsnog op het juiste bedrag, namelijk ¦ 459.872,-, is toegepast.
6. Het beroep is ongegrond; de uitspraak dient te worden bevestigd.
proceskosten:
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
beslissing:
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak waarvan beroep.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken te Arnhem op 27 oktober 1999 door mr. Lamens, raadsheer, lid van de zesde enkelvoudige belas-ting-kamer, in tegen-woor-dig-heid van mevrouw Vermeulen-Post als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(I.B.Vermeulen-Post) (J. Lamens)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 9 november 1999
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht ¦ 150,-.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverwe-ging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffie-recht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.