ECLI:NL:GHARN:1999:AA4393

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
16 december 1999
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
98/04030
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.E. Haas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen aanslag leges voor bouwvergunning

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 16 december 1999 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de gemeente Hengelo (O.) over een aanslag leges die was opgelegd na de weigering van een bouwvergunning. De belanghebbende had op 25 november 1997 een aanvraag ingediend voor een bouwvergunning voor een schutting van 1,80 meter hoog. Deze aanvraag werd op 19 februari 1998 door het college van burgemeester en wethouders geweigerd, waarbij een legesbedrag van ƒ 124 werd aangekondigd. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar is niet verschenen op de mondelinge behandeling op 2 december 1999, ondanks dat hij opgeroepen was. Het hof heeft de gronden van het bezwaar beoordeeld, waarbij het onder andere ging om de vraag of de leges terecht waren opgelegd, gezien de omstandigheden rondom de aanvraag en de gedoogverklaring die later was afgegeven. Het hof oordeelde dat de heffing van de leges niet in strijd was met enig beginsel van behoorlijk bestuur en bevestigde de uitspraak van de ambtenaar. De proceskosten werden niet toegewezen, en het hof concludeerde dat het beroep ongegrond was.

Uitspraak

WS
Gerechtshof Arnhem
derde enkelvoudige belastingkamer
nr. 98/04030
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : X
te : Z
ambtenaar : het hoofd van de afdeling Belastingen en Verzekeringen van de gemeente Hengelo (O.)
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift tegen aanslag
soort belasting : leges
aanslagnummer : 1
mondelinge behandeling : op 2 december 1999 te Arnhem door mr N.E. Haas, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr Snoijink als griffier
waarbij verschenen : de ambtenaar
waarbij niet verschenen : belanghebbende, hoewel overeenkomstig de wet opgeroepen bij aangetekende brief van 12 oktober 1999 met ontvangstbevestiging*
gronden:
1. Op 25 november 1997 heeft belanghebbende een aanvraag ingediend voor een bouwvergunning voor een schutting van 1,80 meter hoog voor de voorgevelrooilijn van het perceel plaatselijk bekend a-straat 1. De gevraagde vergunning is bij beschikking van het college van burgemeester en wethouders van 19 februari 1998 geweigerd. Daarbij is de heffing van ƒ 124 aan leges aangekondigd. De aanslag is gedagtekend 30 april 1998.
2. Tariefonderdeel 5.2.5 van de bij raadsbesluit van 24 juni 1997 gewijzigde Legesverordening 1995 luidt:
Weigeren bouwvergunning
5.2.5 Indien de gevraagde vergunning niet wordt verleend wordt het verschuldigde legesbedrag gerestitueerd met uitzondering van een bedrag van ƒ 124,00. Indien het verschuldigde legesbedrag lager is dan ƒ 124,00 wordt het gehele legesbedrag in rekening gebracht.
3. Aan de juistheid van de overeenkomstig dit tariefonderdeel berekende leges doet niet af, dat de schutting, naar belanghebbende in beroep aanvoert, door hem is geplaatst op3 juli 1997 en dat hij daarvoor een vergunning heeft aangevraagd nadat hem op 3 september 1997 telefonisch was medegedeeld dat de schutting een bouwvergunningplichtig bouwwerk was. Evenmin doen daaraan af dat nadien contacten tussen hem en de gemeente zijn gevolgd die uiteindelijk hebben geresulteerd in een gedoogverklaring van 8 september 1998.
4. Namens de ambtenaar is ter zitting aangevoerd dat het inzicht over de in de gedoogverklaring genoemde ‘grote vraagtekens bij de juridische en bestuurlijke haalbaarheid van de inzet van de ons ter beschikking staande handhavingsinstrumenten’ eerst doorbrak naar aanleiding van belanghebbendes bezwaarschrift tegen de weigering van de vergunning. Dit wettigt niet de gevolgtrekking dat het in behandeling nemen van de voormelde aanvraag al ten tijde daarvan geen voldoende individualiseerbaar belang diende, of dat de heffing van de bestreden leges in strijd zou zijn met enig beginsel van behoorlijk bestuur.
5. Het beroep is ongegrond.
proceskosten:
Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het hof geen termen aanwezig.
beslissing:
Het gerechtshof bevestigt de uitspraak van de ambtenaar.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken te Arnhem op 16 december 1999 door
mr N.E. Haas, raadsheer, lid van de derde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Snoijink als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(W.J.N.M. Snoijink) (N.E. Haas)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 21 december 1999
Het is mogelijk dat de mondelinge uitspraak wordt vervangen door een schriftelijke. Ieder van de partijen kan daar het gerechtshof om verzoeken binnen vier weken na de verzenddatum van het proces-verbaal van deze uitspraak.
Van de verzoeker wordt een griffierecht van ƒ 150 geheven.
Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open.