belanghebbende : X
te : Z
ambtenaar : de ambtenaar belast met de invordering van het waterschap Rijn en IJssel (hierna: de ambtenaar)
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift tegen in rekening gebrachte kosten van vervolging
soort belasting : waterschapsomslag van het voormalige waterschap van de Berkel
jaar : 1996
mondelinge behandeling : op 2 december 1999 te Arnhem door mr N.E. Haas, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr Snoijink als griffier
waarbij verschenen : belanghebbende
waarbij niet verschenen : de ontvanger, hoewel opgeroepen bij niet-aangetekende brief van 12 oktober 1999 aan het uit de aanbiedingsbrief van het vertoogschrift bekende adres, welke niet als onbestelbaar is terugontvangen*
gronden:
1. Het bezwaar en het beroep zijn ingesteld op de voet van artikel 7, lid 1, van de Kostenwet invordering rijksbelastingen (hierna: Kostenwet). Hoofdstuk V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is daar van overeenkomstige toepassing verklaard.
2. Het bezwaar- en het beroepschrift zijn gegrond op de stelling, dat het aanslagbiljet en de aanmaning niet zijn ontvangen.
3. Lid 2 van artikel 7 voormeld luidt:
Het bezwaar- of beroepschrift kan niet zijn gegrond op de stelling dat het aanslagbiljet of de aanmaning niet is ontvangen.
Gelet hierop heeft de ambtenaar bij de aangevallen uitspraak terecht belanghebbende in diens tijdig gemaakte bezwaar ontvangen en dat bezwaar ongegrond geacht.
4. Anders dan belanghebbende bij pleidooi - een kopie van de daarvan overgelegde en door de griffier gewaarmerkte notities is ter informatie van de ambtenaar aan het proces-verbaal van deze uitspraak gehecht - nog aanvoert, is artikel 7 voormeld niet onverbindend wegens strijd met artikel 6 van het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (Trb. 1951, 154; hierna: EVRM). In het gesloten stelsel van rechtsmiddelen volgens hoofdstuk V voormeld heeft de wetgever de bevoegdheid van de administratieve rechter in belastingzaken aan beperkingen mogen binden. Een beroep op de onafhankelijke rechter blijft mogelijk. De voormelde Kostenwet laat immers verzet tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel (artikel 17 van de Invorderingswet 1990 in verbinding met artikel 123, lid 3, van de Waterschapswet) bij de daartoe als bevoegd aangewezen rechter onverlet. De vraag of de in artikel 17 voormeld, lid 3, voorkomende overeenkomstige beperking de toets aan (artikel 6 van) het EVRM kan doorstaan, staat buiten de orde van dit geding.
5. Het beroep is ongegrond.
proceskosten:
Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het hof geen termen aanwezig.
Daar de voormelde kosten van ƒ 10, zelfs indien vermeerderd met die van het dwangbevel (ƒ 50), een belang van ƒ 150 niet te boven gaan, is van belanghebbende ten onrechte ƒ 80 in plaats van ƒ 45 aan griffierecht geheven. De in artikel 5, lid 3, van die Wet voorziene vermindering met ƒ 35 behoort alsnog te worden verleend en de griffier zal worden gelast dit bedrag aan belanghebbende terug te geven.
beslissing:
Het gerechtshof:
- bevestigt de uitspraak van de ambtenaar;
- gelast de griffier, van het door belanghebbende gestorte griffierecht ƒ 35 aan hem terug te storten.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken te Arnhem op 16 december 1999 door
mr N.E. Haas, raadsheer, lid van de derde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Snoijink als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,