ECLI:NL:GHARN:1999:AA4759

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
1 december 1999
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
98/1941
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aftrekbaarheid van verhuiskosten in verband met een nieuwe dienstbetrekking

In deze zaak gaat het om de aftrekbaarheid van verhuiskosten door een arts die verhuisde naar een vierkamerappartement in verband met een nieuwe dienstbetrekking. De belanghebbende, geboren in 1971, heeft op 8 maart 1996 haar studentenkamer verlaten en is verhuisd naar *Z. Bij deze verhuizing heeft zij ook goederen vanuit haar ouderlijk huis in *R meegenomen. De totale kosten van de verhuizing zijn door haar berekend op ¦ 12.215,75, waarvan haar werkgever een bedrag van ¦ 2.618,96 heeft vergoed. Het resterende bedrag van ¦ 9.596,79 heeft zij als verhuiskosten opgevoerd in haar aangifte inkomstenbelasting. De inspecteur heeft echter slechts een bedrag van ¦ 2.507,-- aan beroepskosten in aftrek toegelaten.

De centrale vraag in deze procedure is of de belanghebbende het bedrag van ¦ 9.596,79 aan verhuiskosten mag aftrekken van haar inkomsten uit dienstbetrekking. De wetgeving, specifiek artikel 35, lid 2, onderdeel c, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, stelt voorwaarden voor de aftrekbaarheid van herinrichtingskosten. Het hof oordeelt dat de belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de kosten van verhuizing die zij heeft gemaakt meer bedragen dan ¦ 3.074,70, wat het bedrag is dat zij van haar werkgever heeft ontvangen plus het bedrag dat de inspecteur heeft geaccepteerd boven de overige beroepskosten.

Het hof concludeert dat de kosten van eerste inrichting, die de belanghebbende heeft moeten maken, niet onder de herinrichtingskosten vallen zoals bedoeld in de wet. Daarom is het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard. De uitspraak van de ambtenaar is bevestigd, en de belanghebbende is niet verschenen op de mondelinge behandeling, ondanks een uitnodiging. De beslissing van het hof biedt de belanghebbende de mogelijkheid om binnen vier weken een schriftelijk verzoek in te dienen om de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke.

Uitspraak

nw
Gerechtshof Arnhem
achtste enkelvoudige belastingkamer
nr. 98/1941
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : *X
te : *Z
ambtenaar : de inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren *P
aangevallen beslissing : uitspraak d.d. 20 maart 1998 op bezwaar
soort belasting : inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
jaar : 1996
mondelinge behandeling : op 17 november 1999 te Arnhem door mr. J.P.M. Kooijmans, raadsheer, in tegenwoordigheid van N.Th. Wagener als griffier
waarbij verschenen : de inspecteur
waarbij niet verschenen : belanghebbende, hoewel tot het bijwonen van de zitting uitgenodigd bij brief van de griffier van 7 oktober 1999, verzonden aan het adres *a-laan 1 te *1111 aa Z
gronden:
1. Belanghebbende, geboren in 1971 en arts van beroep, is op 8 maart 1996 in verband met het aanvaarden van een dienstbetrekking bij het ziekenhuis *A in *Z van haar studentenkamer in *Q verhuisd naar een vierkamerappartement in *Z. Bij gelegenheid van die verhuizing heeft zij ook goederen vanuit haar ouderlijk huis in *R overgebracht naar haar nieuwe woning.
2. Belanghebbende heeft het totaal van de aan de verhuizing verbonden kosten berekend op ¦ 12.215,75. Haar nieuwe werkgever heeft haar terzake een bedrag van ¦ 2.618,96 vergoed. Het verschil - ¦ 9.596,79 - heeft belanghebbende als verhuiskosten in haar aangifte opgevoerd. Aan beroepskosten voor 1996 heeft belanghebbende in haar aangifte in totaal een bedrag van ¦ 11.648,05 opgevoerd. De inspecteur heeft een bedrag van ¦ 2.507,-- - het in het onderhavige belastingjaar voor belanghebbende geldende forfaitaire bedrag - aan beroepskosten in aftrek toegelaten.
3. In geschil is het antwoord op de vraag of het belanghebbende moet worden toegestaan in verband met haar verhuizing naar *Z een bedrag van ¦ 9.596,79 aan kosten van verhuizing op haar inkomsten uit dienstbetrekking in mindering te brengen.
4. Op grond van het bepaalde in artikel 35, lid 2, onderdeel c, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (tekst 1996, hierna: de Wet) behoren, onder voorwaarden, herinrichtingskosten tot de aftrekbare kosten. Ingevolge artikel 36, lid 2, onderdeel d, van de Wet worden als kosten van verhuizing in aanmerking genomen "de kosten van het overbrengen van de inboedel, vermeerderd met de overige kosten doch ten hoogste met 12 percent van de jaarinkomsten in verband met de werkzaamheden waarvoor de belastingplichtige verhuist, doch met niet meer dan ¦ 12 000;".
5. Op belanghebbende rust bij betwisting door de inspecteur de bewijslast aangaande de aftrekbaarheid en de omvang van in enig jaar op haar drukkende beroepskosten.
6. Het hof acht aannemelijk, dat in verband met de onderhavige verhuizing kosten op belanghebbende hebben gedrukt. Zij heeft tegenover de betwisting door de inspecteur evenwel niet aannemelijk gemaakt, dat de kosten van verhuizing die zij in verband met de aanvaarding van haar nieuwe dienstbetrekking in *Z heeft gemaakt en die voor aftrek in aanmerking komen méér hebben bedragen dan ¦ 3.074,70, te weten het bedrag dat zij terzake van haar werkgever als vergoeding heeft ontvangen plus hetgeen de inspecteur boven de som van de overige beroepskosten in aftrek heeft aanvaard (het verschil tussen het forfaitaire bedrag ad ¦ 2.507,- en het totaalbedrag aan overige beroepskosten ad ¦ 2.051,26).
7. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de kosten van eerste inrichting die belanghebbende heeft moeten maken omdat zij van haar studentenkamer verhuisde naar een vierkamerappartement niet tot de herinrichtingskosten als bedoeld in artikel 35, lid 2, onderdeel c, van de Wet kunnen worden gerekend.
8. Het beroep van belanghebbende is ongegrond.
proceskosten:
Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het hof geen termen aanwezig.
beslissing:
Het gerechtshof bevestigt de uitspraak van de ambtenaar.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken te Arnhem op 1 december 1999 door mr.J.P.M. Kooijmans, raadsheer, lid van de achtste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van N.Th. Wagener als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(N.Th. Wagener) (J.P.M. Kooijmans)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 13 december 1999
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht
¦ 150,--
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.