ECLI:NL:GHARN:2000:AA5972

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
13 april 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00-00207
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake Duplicaatverklaring verplichte ziekenfondsverzekering zelfstandigen

In deze zaak heeft de President van het Gerechtshof Arnhem op 13 april 2000 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door belanghebbende X tegen de beslissing van de Inspecteur van de Belastingdienst/Ondernemingen P, die een uitspraak had gedaan op een bezwaarschrift tegen de 'Duplicaatverklaring verplichte ziekenfondsverzekering zelfstandigen'. De mondelinge behandeling vond plaats op 30 maart 2000, waarbij belanghebbende niet aanwezig was, ondanks dat hij opgeroepen was. De President overwoog dat belanghebbende stelde dat er voldoende grond was voor het treffen van een voorlopige voorziening, omdat de onrechtmatigheid van de beschikking vaststond. De Inspecteur betwistte echter de onrechtmatigheid en de aanwezigheid van onverwijlde spoed. De President concludeerde dat belanghebbende geen spoedeisend belang had, aangezien hij had erkend dat hij gebruik kon maken van een terugkeerregeling naar een particuliere verzekering. De President oordeelde dat er geen termen waren voor een kostenveroordeling en wees het verzoek af. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de fungerend president, P.M. van Schie, in aanwezigheid van griffier R. den Ouden.

Uitspraak

President van het Gerechtshof te Arnhem
Belastingkamer
nummer 00/207
Proces-verbaal mondelinge uitspraak ingevolge artikel 8:84 van de Algemene wet bestuurrecht
belanghebbende : X
te : Z
ambtenaar : de Inspecteur van de Belastingdienst/Ondernemingen P
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift tegen de "Duplicaatverklaring verplichte ziekenfondsverzekering zelfstandigen"
mondelinge behandeling : op 30 maart 2000 te Arnhem door mr Van Schie, fungerend president, in tegenwoordigheid van mr Den Ouden als griffier
waarbij verschenen : de Inspecteur
waarbij niet verschenen : belanghebbende zonder kennisgeving aan de President, hoewel overeenkomstig de wet opgeroepen bij aangetekende brief van 25 februari 2000 (welke brief, blijkens de door belanghebbende voor ontvangst getekende retourkaart, aan hem op 28 februari 2000 is uitgereikt
gronden:
1. Belanghebbende betoogt dat er voldoende grond is voor het treffen van een voorlopige voorziening, primair omdat volgens hem sprake is van een beschikking waarvan de onrechtmatigheid vaststaat waardoor een belangenafweging niet meer behoeft plaats te vinden, en subsidiair omdat onverwijlde spoed zulks, gelet op zijn belangen, vereist.
2. De Inspecteur betwist zowel de gestelde onrechtmatigheid van de beschikking als de aanwezigheid van onverwijlde spoed.
3. Nu belanghebbende heeft erkend dat ook te zijnen aanzien sprake is van een geval waarin hij bij een mogelijke terugkeer vanuit de ziekenfondsverzekering naar een particuliere verzekering gebruik zou kunnen maken van een zogenoemde terugkeerregeling, valt niet in te zien dat te zijnen aanzien sprake is van een spoedeisend belang. Zijn betoog dat hij mogelijk de voorkeur zou kunnen geven aan een andere verzekeraar dan die bij wie hij eerder particulier verzekerd was, wijst evenmin op een zodanig belang, terwijl zulks ook niet aannemelijk is geworden door hetgeen belanghebbende overigens heeft betoogd, waarbij mede in aanmerking moet worden genomen dat belanghebbende geen concrete gegevens omtrent zijn geval heeft verschaft waaruit zou kunnen volgen dat zijn belangen het treffen van de gevraagde voorziening zouden verlangen.
Weliswaar bestaat er naar de voorlopige visie van de President grond voor twijfel of in de onderwerpelijke aangelegenheid het door de Inspecteur bij diens uitspraak van 20 januari 2000 genomen nieuwe besluit moet worden aangemerkt als een zogenoemd nieuw besluit in primo waartegen eerst het rechtmiddel van bezwaar openstaat, dan wel als een beroep vatbaar besluit is te bestempelen; zulks brengt echter niet met zich dat de aangevallen beslissing op grond daarvan als onrechtmatig moet worden aangemerkt. Daarbij is mede van belang dat het alleszins denkbaar is dat in de bodemprocedure om redenen van proceseconomie zou kunnen worden afgezien van het ogenschijnlijk weinig zinvol terugverwijzen van de zaak naar de Inspecteur voor het alsnog doen van een uitspraak op het alsdan als bezwaar aan te merken beroepschrift van belanghebbende.
4. Het vorenstaande voert tot de slotsom dat het onderwerpelijke verzoek moet worden afgewezen.
proceskosten:
Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht vindt de President geen termen aanwezig.
beslissing:
De President wijst het verzoek af.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 13 april 2000 door mr Van Schie, fungerend president, in tegenwoordigheid van mr Den Ouden als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, De President,
(R. den Ouden) (P.M. Van Schie)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 27 april 2000