ECLI:NL:GHARN:2000:AA6615

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
13 april 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
99-00427
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingheffing van voordelen uit piramidespel en de fiscale behandeling van reiskosten

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 13 april 2000, stond de belastingheffing over voordelen uit een piramidespel centraal. De belanghebbende, aangeduid als X, had in 1996 voordelen behaald uit deelname aan een piramidespel en was het niet eens met de beslissing van de Inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren P, die deze voordelen als belastbaar inkomen beschouwde. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 maart 2000 werd door mr. P.M. van Schie, vice-president, en mr. R. den Ouden als griffier, de zaak besproken.

Het Hof oordeelde dat de voordelen die X had behaald met het piramidespel moesten worden aangemerkt als inkomsten uit arbeid, zoals gedefinieerd in artikel 22 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Het Hof stelde vast dat het niet relevant was of de belastingplichtige deze voordelen redelijkerwijs had kunnen verwachten. Bovendien werd geoordeeld dat de voordelen niet als schenkingen konden worden aangemerkt, omdat deze niet uit vrijgevigheid waren verkregen.

Het Hof concludeerde dat de Inspecteur terecht het gehele voordeel in aanmerking had genomen, en dat er geen grond was voor een splitsing van de inkomsten zoals door de belanghebbende was bepleit. De fiscale behandeling van deelnemers aan piramidespelen die geen winst hadden behaald, werd als verschillend beschouwd ten opzichte van diegenen die wel een positief resultaat hadden behaald. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur op basis van doelmatigheidsoverwegingen een redelijke rechtvaardiging had voor het onderscheid in behandeling van gelijke gevallen.

Daarnaast werd overeengekomen dat de helft van de door belanghebbende opgevoerde reiskosten alsnog in aanmerking moest worden genomen, wat leidde tot een gedeeltelijke gegrondverklaring van het beroep. Het Hof vernietigde de bestreden uitspraak, verlaagde de navorderingsaanslag en veroordeelde de Inspecteur tot vergoeding van de proceskosten aan de zijde van de belanghebbende, vastgesteld op ƒ 498,--. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. P.M. van Schie in aanwezigheid van mr. R. den Ouden.

Uitspraak

RdO
Gerechtshof Arnhem
Tweede enkelvoudige belastingkamer
nummer 99/427
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : X
te : Z
ambtenaar : de Inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren P
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift
soort belasting : inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
jaar : 1996
mondelinge behandeling : op 30 maart 2000 te Arnhem door mr Van Schie, vice-president, in tegenwoordigheid van mr Den Ouden als griffier
waarbij verschenen : belanghebbende en, de Inspecteur
gronden:
1. In een geval als het onderhavige waarin sprake is van een voordeel dat is behaald met in het economische verkeer verrichte arbeid, dient dit voordeel te worden gerekend tot de inkomsten uit arbeid in de zin van artikel 22, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. De vraag of bedoeld voordeel door de belastingplichtige ook redelijkerwijs kon worden verwacht speelt dan geen rol. Vergelijk onder meer HR 3 oktober 1990, BNB 1990/329 en HR 14 april 1993, BNB 1993/203.
2. Anders dan belanghebbende betoogt, kunnen de door hem genoten voordelen uit het piramidespel niet als schenkingen worden aangemerkt, aangezien hij deze voordelen niet - kort gezegd - uit "vrijgevigheid" heeft ontvangen.
3. Nu alle door belanghebbende met het piramidespel behaalde voordelen - direct dan wel indirect - voortvloeien uit de door hem met betrekking tot het piramidespel verrichte arbeid, heeft de Inspecteur (in zoverre) terecht het gehele voordeel in aanmerking genomen. Voor een splitsing van de inkomsten als door belanghebbende bepleit (in zijn visie kunnen slechts worden belast die voordelen die zijn ontvangen ter zake van de door hemzelf aangebrachte deelnemers), bestaat derhalve geen grond.
4. Deelnemers aan een piramidespel die daarmede geen winst hebben behaald verkeren feitelijk en rechtens in een andere positie dan deelnemers die, zoals belanghebbende, wel een positief resultaat hebben behaald met het piramidespel. Dientengevolge worden genoemde gevallen fiscaaljuridisch verschillend behandeld.
5. De Inspecteur heeft erkend dat op grond van landelijk beleid van de Belastingdienst de FIOD de namen van deelnemers aan piramidespelen die maximaal ƒ 10.000,-- hebben behaald niet heeft gerenseigneerd aan de desbetreffende eenheden. Zulks vanuit het oogpunt van doelmatigheid in de uitvoeringssfeer (het betrof, aldus de Inspecteur, een grote groep belastingplichtigen terwijl het financiële belang - op het bedrag van ƒ 10.000,-moesten de kosten nog in mindering worden gebracht - gering was). Deze "doelmatigheidsoverwegingen" vormen naar het oordeel van het Hof een voldoende objectieve en redelijke rechtvaardiging voor het gemaakte onderscheid in behandeling van gelijke gevallen, zodat in dezen niet kan worden gesproken van een discriminatoire behandeling.
6. Partijen zijn ter zitting overeengekomen dat de helft van de door belanghebbende opgevoerde reiskosten (te weten de helft van ƒ 6.150,--, derhalve ƒ 3.075,--) alsnog in 1996 in aanmerking moet worden genomen. In zoverre is het beroep van belanghebbende gegrond.
proceskosten:
Nu belanghebbende gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, acht het Hof termen aanwezig om de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten die belanghebbende in verband met de behandeling van dit beroep en het beroep in de met de onderhavige zaak samenhangende zaak onder nummer 99/428 redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze proceskosten zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten fiscale procedures (oud) te berekenen op ƒ 30, -- voor reiskosten en ƒ 468,-- voor verletkosten (4 uren vermenigvuldigd ƒ 117,--), derhalve in totaal ƒ 498,--.
beslissing:
Het Hof:
vernietigt de bestreden uitspraak;
vermindert de navorderingsaanslag tot een, berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 74.206,--;
gelast de Inspecteur aan belanghebbende te vergoeden het door deze gestorte griffierecht van ƒ 80,--, en
veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op ƒ 498,--, en wijst aan de Staat der Nederlanden als de rechtspersoon die deze kosten aan belanghebbende dient te vergoeden.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 13 april 2000 door mr Van Schie, vice-president, lid van de tweede enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Den Ouden als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(R. den Ouden) (P.M. van Schie)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 18 april 2000
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht ƒ 150,-.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak door een belanghebbende betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.