ECLI:NL:GHARN:2000:AA6615
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- P.M. van Schie
- R. den Ouden
- Rechtspraak.nl
Belastingheffing van voordelen uit piramidespel en de fiscale behandeling van reiskosten
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 13 april 2000, stond de belastingheffing over voordelen uit een piramidespel centraal. De belanghebbende, aangeduid als X, had in 1996 voordelen behaald uit deelname aan een piramidespel en was het niet eens met de beslissing van de Inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren P, die deze voordelen als belastbaar inkomen beschouwde. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 maart 2000 werd door mr. P.M. van Schie, vice-president, en mr. R. den Ouden als griffier, de zaak besproken.
Het Hof oordeelde dat de voordelen die X had behaald met het piramidespel moesten worden aangemerkt als inkomsten uit arbeid, zoals gedefinieerd in artikel 22 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Het Hof stelde vast dat het niet relevant was of de belastingplichtige deze voordelen redelijkerwijs had kunnen verwachten. Bovendien werd geoordeeld dat de voordelen niet als schenkingen konden worden aangemerkt, omdat deze niet uit vrijgevigheid waren verkregen.
Het Hof concludeerde dat de Inspecteur terecht het gehele voordeel in aanmerking had genomen, en dat er geen grond was voor een splitsing van de inkomsten zoals door de belanghebbende was bepleit. De fiscale behandeling van deelnemers aan piramidespelen die geen winst hadden behaald, werd als verschillend beschouwd ten opzichte van diegenen die wel een positief resultaat hadden behaald. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur op basis van doelmatigheidsoverwegingen een redelijke rechtvaardiging had voor het onderscheid in behandeling van gelijke gevallen.
Daarnaast werd overeengekomen dat de helft van de door belanghebbende opgevoerde reiskosten alsnog in aanmerking moest worden genomen, wat leidde tot een gedeeltelijke gegrondverklaring van het beroep. Het Hof vernietigde de bestreden uitspraak, verlaagde de navorderingsaanslag en veroordeelde de Inspecteur tot vergoeding van de proceskosten aan de zijde van de belanghebbende, vastgesteld op ƒ 498,--. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. P.M. van Schie in aanwezigheid van mr. R. den Ouden.