ECLI:NL:GHARN:2000:AA6669

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
18 mei 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
98-03037
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belanghebbende tegen de Inspecteur van de Belastingdienst over de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 18 mei 2000, staat de belanghebbende, geboren in 1960 te Ghana, tegenover de Inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft een geschil over de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1996. De belanghebbende had een belastbaar inkomen van zijn echtgenote van ongeveer ƒ 21.000,- en ontving een aanslag waarbij de Inspecteur een bedrag van ƒ 42.475,- aan loon in aanmerking nam, dat volgens de belanghebbende niet door hem was genoten maar door een ander die zijn naam en sofinummer had gebruikt.

Tijdens de mondelinge behandeling op 7 januari en 18 mei 2000, onder leiding van raadsheer mr. J.P.M. Kooijmans, werd duidelijk dat de belanghebbende een verblijfsvergunning voor Nederland had en dat hij aangifte had gedaan van het verlies van zijn portemonnee en Ghanees paspoort. De Inspecteur had bij de aanslagregeling een bedrag aan loon van A BV in aanmerking genomen, maar de belanghebbende stelde dat hij nooit bij A BV had gewerkt. De bedrijfsleider van A BV bevestigde later schriftelijk dat de belanghebbende nooit in dienst was geweest.

Het Hof oordeelde dat de belanghebbende voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij niet bij A BV in dienstbetrekking werkzaam was geweest. De uitspraak van de Inspecteur werd vernietigd, de aanslag werd verminderd tot een belastbaar inkomen van ƒ 66.896,- en de Inspecteur werd veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de belanghebbende, die op ƒ 1.420,- werden vastgesteld. Tevens werd het griffierecht van ƒ 80,- aan de belanghebbende vergoed. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. J.P.M. Kooijmans, in aanwezigheid van griffier mr. A.W.M. van der Waerden.

Uitspraak

sw
Gerechtshof Arnhem
achtste enkelvoudige belastingkamer
nummer 98/ 03037
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : X
te : Z
inspecteur : het Hoofd van de eenheid Belastingdienst/Particulieren P (hierna: de Inspecteur)
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift van 18 juni 1998
soort belasting : inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen
jaar : 1996
mondelinge behandeling : op 7 januari en 18 mei 2000 te Arnhem door mr. J.P.M. Kooijmans, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr P.F.A. Wagelmans in de eerste zitting en mr. A.W.M. van der Waerden in de tweede zitting als griffier
waarbij verschenen : belanghebbende en zijn gemachtigde, alsmede de Inspecteur
gronden:
1. Belanghebbende is geboren in 1960 te Ghana en in het onderhavige jaar gehuwd. Het belastbare inkomen van zijn echtgenote bedroeg in het onderhavige jaar ongeveer ƒ 21.000,-. Hij beschikt over een verblijfsvergunning voor Nederland voor onbepaalde tijd. Hij woonde in het onderhavige jaar in Z. Hem is een sofinummer toegekend. Belanghebbende heeft bij de politie aangifte gedaan van het verlies van zijn portemonnaie en zijn Ghanees paspoort.
2. De Inspecteur heeft bij de aanslagregeling naast het door belanghebbende aangegeven bedrag aan loon uit dienstbetrekking nog een bedrag aan loon in aanmerking genomen van in totaal ƒ 42.475,-. Daarvan betreft een gedeelte groot ƒ 19.536,- loon dat is uitbetaald door A BV te Q, ter zake waarvan ƒ 5.541,- aan loonbelasting is ingehouden.
3. Belanghebbende stelt in beroep aanvankelijk dat het gehele bijgetelde bedrag van ƒ 42.475,- niet is genoten door hem maar door een ander, die van zijn naam en sofinummer gebruik heeft gemaakt. Ter zitting heeft belanghebbende zijn beroep beperkt tot het naar zijn zeggen niet door hem genoten loon ter zake van arbeid bij A BV.
4. A BV heeft van 12 september 1994 tot en met 30 juni 1996 een werknemer in dienst gehad onder de naam en het sofinummer van belanghebbende. Het betreffende loon is gestort op een rekening ten name van belanghebbende. Belanghebbende stelt echter dat hij niet bij A BV heeft gewerkt en dat het betreffende bedrag aan loon niet door hem is genoten.
5. Nadat de bedrijfsleider van A BV in een eerder stadium had aangegeven dat hij, afgaande op een onduidelijke kopie van belanghebbendes identiteitskaart, de indruk had dat de persoon op de identiteitskaart bij het bedrijf had gewerkt, is belanghebbende persoonlijk bij het bedrijf langs geweest met zijn identiteitsbewijs, en met een kleurenfoto van een andere persoon van vermoedelijk eveneens de Ghanese nationaliteit.
6. Daarop heeft de bedrijfsleider schriftelijk verklaard dat belanghebbende nooit bij het bedrijf in dienst is geweest en nooit voor het bedrijf heeft gewerkt, en dat de persoon op de kleurenfoto wel de persoon is die onder belanghebbendes naam en sofinummer bij het bedrijf in dienst is geweest. Het Hof hecht waarde aan deze verklaring.
7. Gezien het bovenstaande acht het Hof tegenover de stelling van de Inspecteur voldoende door belanghebbende aannemelijk gemaakt dat hij niet bij A in dienstbetrekking werkzaam is geweest.
8. Aldus kan niet worden gezegd dat het desbetreffende loon uit dienstbetrekking door belanghebbende is genoten. Dat het loon is gestort op een rekening op naam van belanghebbende doet aan het voorgaande niet af.
slotsom:
Belanghebbendes beroep is gegrond.
proceskosten:
Nu de eerste zitting op verzoek van belanghebbende is geschorst om nader bewijs te mogen leveren, en de Inspecteur erin heeft toegestemd de tweede mondelinge behandeling achterwege te laten, berekent het Hof belanghebbendes proceskosten op 2 (beroepschrift + één zitting) x 1 (belang) x ƒ 710,-, zijnde ƒ 1.420,-.
beslissing:
Het Gerechtshof
vernietigt de bestreden uitspraak;
vermindert de aanslag tot een, berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 66.896,-, rekening houdend met een voorheffing in de vorm van ingehouden loonbelasting tot een bedrag van ƒ 16.891,-;
veroordeelt de Inspecteur voor een bedrag van ƒ 1.420,- in de proceskosten van belanghebbende, te vergoeden door de Staat der Nederlanden aan de griffier van dit Hof;
gelast de ambtenaar aan belanghebbende het door deze gestorte griffierecht van ƒ 80,- te vergoeden.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2000 door mr. J.P.M. Kooijmans, raadsheer, lid van de achtste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. A.W.M. van der Waerden als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(A.W.M. van der Waerden) (J.P.M. Kooijmans)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 30 mei 2000
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht ƒ 150,-.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.