ECLI:NL:GHARN:2000:AA6998

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
9 juni 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
98-02227
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.B.H. Röben
  • E.M. van Hoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van een naheffingsaanslag parkeerbelasting

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 9 juni 2000, betreft het een beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De belanghebbende, aangeduid als X, had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van de Gemeente P, die op 27 augustus 1997 een controle had uitgevoerd. Tijdens deze controle werd vastgesteld dat het voertuig van de belanghebbende geparkeerd stond op een plek waar parkeerbelasting verschuldigd was. De parkeercontroleur noteerde dat de belanghebbende, die op dat moment in een nabijgelegen croissanterie zat, beweerde dat zijn parkeerticket geldig was, maar dit was niet zichtbaar voor de controleur.

De belanghebbende voerde aan dat er een geldig parkeerticket achter de voorruit van zijn auto aanwezig was en dat hij getuigen had die dit konden bevestigen. Hij voegde een kopie van het parkeerticket bij zijn bezwaarschrift, waarop een eindtijd van 14:18 uur op 27 augustus 1997 was vermeld. De ambtenaar daarentegen stelde dat de verschuldigde parkeerbelasting niet was betaald en dat het door de belanghebbende ingezonden ticket andere eindcijfers had dan genoteerd door de controleur.

Het Hof oordeelde dat de ambtenaar erin geslaagd was om voldoende bewijs te leveren dat de verschuldigde belasting niet was voldaan op het moment van controle. De notities van de parkeercontroleur werden als voldoende duidelijk beschouwd. Het enkele indienen van een betalingsbewijs door de belanghebbende na de controle was niet voldoende om de ambtelijke constatering te weerleggen. Het Hof vond geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen op basis van de argumenten van de belanghebbende.

Uiteindelijk werd het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard en bevestigde het Gerechtshof de bestreden uitspraak. De proceskosten werden niet toegewezen, aangezien het Hof geen termen aanwezig achtte voor een kostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. Röben, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer, in aanwezigheid van mr. Van Hoorn als griffier.

Uitspraak

HR
Gerechtshof Arnhem
vijfde enkelvoudige belastingkamer
nummer 98/2227
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : X
te : Z
ambtenaar : de heffingsambtenaar van de Gemeente P
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift
soort belasting : Parkeerbelasting
datum van controle : 27 augustus 1997
eerste mondelinge behandeling : op 31 augustus 1999 door mr Röben, in tegenwoordigheid van mr Nuboer als griffier, en
tweede mondelinge behandeling : 26 mei 2000 te Arnhem door mr Röben, in tegenwoordigheid van mr Van Hoorn als griffier
waarbij verschenen : de Ambtenaar
waarbij niet verschenen : in beide zittingen belanghebbende, zonder kennisgeving aan het Hof, hoewel overeenkomstig de wet opgeroepen bij aangetekende brieven van 9 juli 1999 en 2 mei 2000 gericht aan het in het beroepschrift vermelde adres
gronden:
1. Op 27 augustus 1997 om 13.51 uur is in de a-straat te P geconstateerd dat het motorrijtuig met kenteken aa-bb-11 stond geparkeerd op een plaats waarvoor parkeerbelasting was verschuldigd.
2. De parkeercontroleur heeft op de achterzijde van het voor de gemeente bestemde afschrift van de naheffingsaanslag het volgende vermeld:
"men zat te eten bij croissanterie en zei dat het kaartje geldig was. Ik kon het niet zien omdat het op de kop lag, en bijna weggeschoven tussen de ruit en dashboard. Hij wilde het niet laten zien want hij moest eerst eten. De laatste 2 cijfers waren 75. Men. zat samen met Y te eten. Laatste no. 75 Kaartje op kop’’.
3. Belanghebbende stelt dat ten tijde van de controle een geldig parkeerticket achter de voorruit van de auto aanwezig was en dat daarover een getuige kan verklaren. Voorts is volgens belanghebbende een parkeerkaart in Q, ook als deze op de kop ligt, gewoon leesbaar, zij het in spiegelschrift. Bij het bezwaarschrift heeft hij een kopie van het parkeerkaartje gevoegd, waarop als eindtijd is vermeld: 27/08/97, 14:18 uur. Tenslotte stelt belanghebbende dat hij geen parkeercontroleur heeft gezien en dat hij bij aankomst bij zijn auto ook geen parkeerbon heeft aangetroffen.
4. De Ambtenaar stelt, dat ten tijde van de controle de verschuldigde parkeerbelasting niet was betaald en dat het bij bezwaar door belanghebbende ingezonden parkeerkaartje andere eindcijfers heeft dan "75".
5. Het Hof acht de Ambtenaar geslaagd in het van hem te verlangen bewijs, dat ter zake van het bovengenoemde parkeren de verschuldigde belasting niet vooraf was voldaan. De door de parkeercontroleur gemaakte notities verschaffen voldoende duidelijkheid omtrent de situatie ten tijde van de controle. Het enkel inzenden door belanghebbende naderhand van een betalingsbewijs brengt niet mee, dat in afwijking van de ambtelijke constatering het er voor moet worden gehouden dat op het tijdstip van controle voor het parkeren van belanghebbendes auto de verschuldigde belasting was voldaan.
6. In hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd, vindt het Hof geen aanleiding voor een ander oordeel.
slotsom
Het beroep van belanghebbende is niet gegrond.
proceskosten
Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken (oud) vindt het Hof geen termen aanwezig.
beslissing:
Het Gerechtshof bevestigt de bestreden uitspraak.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2000 door mr Röben, raadsheer, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Van Hoorn, als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(E.M. van Hoorn) (J.B.H. Röben)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 15 juni 2000
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak het Gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Van de verzoeker wordt een griffierecht geheven van ƒ 150,-.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het Gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden.