ECLI:NL:GHARN:2000:AA7000
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.B.H. Röben
- Rechtspraak.nl
Bepaling van de waarde van onroerende zaak in het kader van de Wet waardering onroerende zaken
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 30 mei 2000, ging het om de waardering van een onroerende zaak gelegen aan de a-straat 1 te Z. De belanghebbende, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking van de gemeente P, waarin de waarde van zijn woning was vastgesteld op ¦ 302.000,00. Na bezwaar was deze waarde verlaagd tot ¦ 271.000,00 door de heffingsambtenaar. De belanghebbende stelde dat de waarde van zijn woning lager was, tussen de ¦ 232.000,00 en ¦ 250.000,00, en onderbouwde dit met verschillende argumenten, waaronder vergelijkingen met andere woningen en stichtingskosten.
Tijdens de mondelinge behandeling op 16 mei 2000, geleid door mr. J.B.H. Röben, werd de zaak besproken in aanwezigheid van de griffier mr. M.M. Nuboer. De belanghebbende had geen deskundig rapport overgelegd, maar voerde aan dat de door de ambtenaar genoemde vergelijkingspanden luxer waren en dat zijn woning niet op de beste manier te koop was aangeboden. De ambtenaar verdedigde de vastgestelde waarde door te verwijzen naar taxatierapporten en vergelijkingsobjecten.
Het Hof oordeelde dat de waarde van de onroerende zaak per 1 januari 1995 niet hoger kon worden vastgesteld dan de door de belanghebbende betaalde aankoopprijs van ¦ 246.300,00. Het Hof concludeerde dat de waarde van de woning op ¦ 245.000,00 moest worden vastgesteld, en vernietigde de uitspraak van de ambtenaar. De ambtenaar werd veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de belanghebbende en het griffierecht. Deze uitspraak bevestigt het belang van een zorgvuldige waardering van onroerende zaken in het kader van de Wet waardering onroerende zaken.