ECLI:NL:GHARN:2000:AA7119

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
20 juli 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
98-03622
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen waardevaststelling onroerende zaak op grond van de Wet waardering onroerende zaken

In deze zaak gaat het om een beroep tegen de waardevaststelling van een onroerende zaak, gelegen aan de a-straat 1 te Z, door de Ambtenaar van de gemeente P. De onderhavige beschikking betreft de waardevaststelling op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ), met als peildatum 1 januari 1995. De Ambtenaar had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op ƒ 430.000,-, terwijl de belanghebbende, X, van mening was dat de waarde op ƒ 350.000,- moest worden vastgesteld. De belanghebbende voerde aan dat vergelijkbare panden in de Praetoriumstraat te laag waren gewaardeerd, wat volgens hem in strijd was met het gelijkheidsbeginsel.

Tijdens de mondelinge behandeling op 6 juli 2000, geleid door mr. J.P.M. Kooijmans, werd de Ambtenaar bijgestaan door A, een WOZ-taxateur, die een taxatierapport had overgelegd ter onderbouwing van de vastgestelde waarde. De belanghebbende erkende dat de waarde van zijn onroerende zaak niet hoger was dan de waarde in het economische verkeer op de peildatum, maar stelde dat de waardering van de vergelijkbare panden niet correct was. Het Hof oordeelde dat er geen bewijs was voor een beleid van de Ambtenaar om bepaalde panden lager te waarderen dan de waarde in het economische verkeer, en dat de argumenten van de belanghebbende niet voldoende waren om zijn beroep op het gelijkheidsbeginsel te onderbouwen.

Het Gerechtshof bevestigde de bestreden uitspraak en oordeelde dat het beroep van de belanghebbende niet gegrond was. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat het Hof geen termen aanwezig achtte voor een kostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 20 juli 2000 door mr. J.P.M. Kooijmans, in aanwezigheid van de griffier N.Th. Wagener.

Uitspraak

SW
Gerechtshof Arnhem
achtste enkelvoudige belastingkamer
nr. 98/ 03622
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : X
te : Z
ambtenaar : het hoofd van de afdeling Burgerzaken en Belastingen van de gemeente P (hierna: de Ambtenaar)
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar van 24 augustus 1998
beschikking : waardevaststelling op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ), beschikkingen nummer 01 en 02 van 26 februari 1997
peildatum : 1 januari 1995
mondelinge behandeling : op 6 juli 2000 te Arnhem door mr. J.P.M. Kooijmans, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr. A.W.M. van der Waerden als griffier
waarbij verschenen : belanghebbende, alsmede de Ambtenaar, bijgestaan door A, WOZ-taxateur
gronden:
1. Ingevolge artikel 17, lid 2, van de Wet WOZ moet de waarde van de onderhavige tot woning dienende onroerende zaak, gelegen aan de a-straat 1 te Z, worden bepaald op de waarde die aan deze onroerende zaak dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen, en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt onmiddellijk en in volle eigendom in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij geldt als waardepeildatum 1 januari 1995.
2. De Ambtenaar heeft zich bij het geven van de onderhavige beschikking op het standpunt gesteld dat de onder 1. bedoelde waarde van belanghebbendes onroerende zaak op de waardepeildatum ¦ 508.000,- bedraagt. Bij de thans bestreden uitspraak heeft de ambtenaar zich nader op het standpunt gesteld dat die waarde ƒ 430.000,- bedraagt.
3. De Ambtenaar verdedigt ook in beroep een waarde van belanghebbendes onroerende zaak van ƒ 430.000,-. Ter ondersteuning daarvan heeft hij bij zijn vertoogschrift een taxatierapport overgelegd, opgemaakt op 12 april 2000 door A, gediplomeerd WOZ-taxateur. Ter onderbouwing van het taxatierapport zijn daarin de verkoopopbrengsten van vijftien vergelijkingsobjecten opgenomen, waaronder vijf panden die in vergelijking met dat van belanghebbende nagenoeg indentiek zijn. In het rapport wordt geconcludeerd tot een waarde van de onderhavige onroerende zaak van ƒ 430.000,-.
4. Belanghebbende heeft ter zitting erkend dat de waarde van zijn onroerende zaak op zich niet hoger is vastgesteld dan de waarde in het economische verkeer op 1 januari 1995. Hij neemt echter nader het standpunt in dat de waarde van zijn onroerende zaak desondanks op ƒ 350.000,- moet worden vastgesteld, omdat de objecten Praetoriumstraat nummers 19, 21, 23 en 25 naar zijn mening te laag zijn gewaardeerd.
5. Een beroep op het gelijkheidsbeginsel als hier aan de orde slaagt indien aannemelijk is dat er sprake is geweest van een begunstigend beleid, van een oogmerk van begunstiging of van een in de meerderheid van de vergelijkbare gevallen achterwege laten van een juiste waardering.
6. Niet gebleken is dat de Ambtenaar een beleid heeft gevoerd om bepaalde panden voor de Wet WOZ lager te waarderen dan de waarde in het economische verkeer. Ook van een oogmerk van begunstiging in de door belanghebbende aangegeven gevallen is het Hof niet gebleken, ook niet met betrekking tot het pand a-straat 2 dat, naar belanghebbende in zijn pleitnota opmerkt, wordt bewoond door de burgemeester. Met die enkele opmerking in de pleitnota, die belanghebbende ter zitting niet nader wenste toe te lichten, maakt belanghebbende tegenover de betwisting door de Ambtenaar niet aannemelijk dat de waarde van die woning met een oogmerk van begunstiging te laag is vastgesteld. Belanghebbende stelt nader dat de waarde van dat pand door een gemaakte fout te laag is vastgesteld.
7. De Ambtenaar erkent dat de waarde van de overige drie door belanghebbende genoemde panden aan de a-straat door een fout te laag is vastgesteld. Gezien het aantal, de vergelijkbaarheid en de gegevens van de door de Ambtenaar aangevoerde vergelijkingsobjecten tegenover de gegevens van de door belanghebbende aangevoerde vier objecten, kan niet worden gezegd dat een juiste waardering achterwege is gebleven bij een meerderheid van de met belanghebbendes object vergelijkbare onroerende zaken.
8. Gezien het bovenstaande kan belanghebbendes beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slagen.
slotsom:
Het beroep van belanghebbende is niet gegrond.
proceskosten:
Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het Hof geen termen aanwezig.
beslissing:
Het Gerechtshof bevestigt de bestreden uitspraak.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2000 door mr. J.P.M. Kooijmans, raadsheer, lid van de achtste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van dhr. N.Th. Wagener als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(N.Th. Wagener) (J.P.M. Kooijmans)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 20 juli 2000
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht ƒ 150,-.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.