ECLI:NL:GHARN:2000:AA7297
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J. Lamens
- E.M. van Hoorn
- Rechtspraak.nl
Bepaling van de waarde van onroerende zaak in het kader van de Wet waardering onroerende zaken
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 4 augustus 2000, staat de waardebepaling van een onroerende zaak centraal. De belanghebbende, eigenaar van een tussenwoning aan de a-straat 1 te Z, heeft bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking van 15 oktober 1997, waarbij de waarde van zijn woning per 1 januari 1995 op ƒ 162.000,- is vastgesteld. De ambtenaar, vertegenwoordigd door de directeur van de Concerndienst Middelen van de gemeente Almere, heeft deze waarde gehandhaafd op basis van een taxatierapport van taxateur A.
Tijdens de mondelinge behandeling op 21 juli 2000, geleid door mr. Lamens, werd vastgesteld dat de belanghebbende niet aanwezig was, maar voorafgaand aan de zitting had hij dit aan het Hof laten weten. De belanghebbende betwistte de vastgestelde waarde en stelde dat deze niet hoger kon zijn dan de koop-/aanneemsom van zijn woning, die op 15 oktober 1995 op ƒ 146.000,- was vastgesteld. Hij verwees naar een eerdere uitspraak van het Hof Amsterdam ter ondersteuning van zijn standpunt.
Het Hof oordeelde dat de door de ambtenaar aangevoerde vergelijkingspanden voldoende aannemelijk maakten dat de waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld. Het Hof merkte op dat de bouwkosten in beginsel geen basis vormen voor de bepaling van de waarde in het economische verkeer van een woning volgens de Wet WOZ. De belanghebbende's argumenten werden verworpen, en het Hof concludeerde dat het beroep ongegrond was. De uitspraak van het Hof bevestigde de eerdere beslissing van de ambtenaar, en er werden geen termen gevonden voor een kostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. Lamens, in aanwezigheid van mw. mr. Van Hoorn als griffier.