ECLI:NL:GHARN:2000:AA7852

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
6 oktober 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00/295
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de uitspraak van de Inspecteur van de Belastingdienst inzake ziekenfondsverzekering zelfstandigen

In deze zaak gaat het om een beroep van belanghebbende, een zelfstandige, tegen de uitspraak van de Inspecteur van de Belastingdienst inzake de ziekenfondsverzekering voor het jaar 2000. De Inspecteur had op 18 januari 2000 uitspraak gedaan op het bezwaar van belanghebbende tegen een eerder afgegeven verklaring, waarin werd gesteld dat hij voldeed aan de voorwaarden voor ziekenfondsverzekering. Belanghebbende was het niet eens met deze uitspraak en heeft beroep ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem.

De procedure begon met de toezending van een verklaring aan belanghebbende op 9 november 1999, waarin werd vermeld dat hij voldeed aan de voorwaarden voor de ziekenfondsverzekering. Na bezwaar van belanghebbende heeft de Inspecteur de eerdere beschikking herroepen en een nieuwe beschikking afgegeven. Belanghebbende verzocht het Hof om de werking van deze beschikking te schorsen, maar dit verzoek werd afgewezen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 8 augustus 2000 zijn zowel belanghebbende als de Inspecteur gehoord. Belanghebbende heeft zijn standpunt toegelicht en een pleitnota overgelegd. Het geschil draait om de vraag of de Inspecteur terecht de verklaring heeft afgegeven dat belanghebbende voldoet aan de voorwaarden voor de ziekenfondsverzekering. Het Hof heeft de argumenten van beide partijen in overweging genomen en concludeert dat het beroep van belanghebbende faalt.

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Inspecteur en oordeelt dat er geen termen aanwezig zijn voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.

Uitspraak

RdO
Gerechtshof Arnhem
Tweede enkelvoudige belastingkamer
nummer 00/295
U i t s p r a a k
op het beroep van X te Z (hierna te noemen: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Inspecteur van de Belastingdienst/Landelijk punt uitvoering heffing Ziekenfondswet voor zelfstandigen (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de bij na te noemen beschikking aan hem verstrekte verklaring als bedoeld in artikel 3d, tweede lid, van de Ziekenfondswet.
1. Beschikking en bezwaar
1.1. Met dagtekening 9 november 1999 is aan belanghebbende een verklaring als bedoeld in artikel 3d, tweede lid, van de Ziekenfondswet (hierna: de Wet) toegezonden waarin is vermeld dat belanghebbende voldoet aan de voor het jaar 2000 geldende voorwaarden voor de ziekenfondsverzekering.
1.2. Op het bezwaar van belanghebbende heeft de Inspecteur op 18 januari 2000 uitspraak gedaan waarbij (a) de in 1.1. bedoelde beschikking is herroepen, (b) het tegen die beschikking gerichte bezwaar is afgewezen, en (c) in plaats van de herroepen beschikking - kennelijk met toepassing van artikel 7:11, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) - een nieuwe beschikking is genomen.
1.3. In laatstbedoelde beschikking is belanghebbende meegedeeld: "Uit onze gegevens per 1 oktober 1999 is gebleken dat u als zelfstandige voldoet aan de voorwaarden voor ziekenfondsverzekering in 2000." (hierna: de verklaring). Tevens is in de genoemde uitspraak meegedeeld: "Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u in beroep gaan bij het Gerechtshof. Op de achterzijde van deze uitspraak staat vermeld hoe u dan dient te handelen.".
2. Geding voor het Hof
2.1. Belanghebbende heeft bij dit Hof beroep ingesteld tegen de in 1.2. bedoelde uitspraak.
2.2. Belanghebbende heeft voorts de President verzocht om de werking van het besluit dat is neergelegd in de in 1.2. bedoelde uitspraak te schorsen en bij wege van voorlopige voorziening te beslissen dat belanghebbende gedurende de periode van behandeling van het onderwerpelijke beroepschrift wordt behandeld als zou hij niet voldoen aan de voorwaarden voor ziekenfondsverzekering in 2000. Bij zijn uitspraak van 8 augustus 2000 heeft de President dit verzoek afgewezen.
2.3. De Inspecteur heeft met betrekking tot het onderwerpelijke beroepschrift een verweerschrift ingediend.
2.4. Bij de mondelinge behandeling op 8 augustus 2000 te Arnhem zijn verschenen en gehoord belanghebbende alsmede de Inspecteur.
Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en afschriften daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De inhoud van deze pleitnota dient hier als ingelast te worden aangemerkt.
3. De vaststaande feiten
3.1. Belanghebbende drijft een onderneming. Het vastgestelde belastbare inkomen van belanghebbende bedroeg
- over het jaar 1995 ƒ 68.425
- over het jaar 1996 ƒ 5.935 negatief
- over het jaar 1997 ƒ 6.829 negatief.
3.2. De Inspecteur is op de voet van de Regeling tijdvak en inkomen ziekenfondsverzekering zelfstandigen van 13 december 1999, Stcrt. 1999, 248, (hierna de Regeling) bij zijn in 1.3 bedoelde verklaring van dit gemiddelde uitgegaan bij zijn positieve antwoord op de vraag of belanghebbendes inkomen voldoet aan de in artikel 3d van de Wet gestelde voorwaarden.
3.3. Belanghebbende is verzekerd ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen.
3.4. Belanghebbende was ten tijde van het geven van de in 1.3 bedoelde verklaring tegen ziektekosten verzekerd bij een particuliere ziektekostenverzekeraar.
4. Het geschil, de standpunten en de conclusies van partijen
4.1. Partijen houdt verdeeld of de Inspecteur terecht de in 1.3. bedoelde verklaring heeft verstrekt, hetgeen belanghebbende bestrijdt en de Inspecteur verdedigt.
4.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waaronder de eerder vermelde pleitnota.
4.3. Belanghebbende verzoekt het bestreden besluit te vernietigen en de Inspecteur te gelasten een verklaring af te geven dat hij niet voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 3d, eerste lid, van de Wet.
4.3.1. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van zijn uitspraak.
5. Beoordeling van het geschil
Op de gronden vermeld in de overwegingen 5.1 tot en met 5.6 van de uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer van dit Hof van 5 september 2000, nr. 00/241 - een afschrift van deze uitspraak is aan de onderhavige uitspraak gehecht - faalt overigens het beroep van belanghebbende.
6. Proceskostenveroordeling
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
7. Beslissing
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Inspecteur.
Aldus gedaan te Arnhem op 6 oktober 2000 door mr Van Schie, vice-president, lid van de tweede enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Den Ouden als griffier.
(R. den Ouden) (P.M. van Schie)
De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 6 oktober 2000
Ieder van de partijen kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.