op het beroep van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Franekeradeel (hierna: B & W) betreffende na te melden voor het jaar 1994 opgelegde aanslagen in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Franekeradeel, na verwijzing van het geding naar dit Hof door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 7 juni 2000, nr. 34.985, BNB 2000/230.
1. Aanslagen, bezwaar, geding voor het gerechtshof te Leeuwarden en in cassatie
1.1. Aan belanghebbende zijn voor het jaar 1994 wegens het genot krachtens zakelijk recht en het feitelijk gebruik van twee onroerende zaken op één aanslagbiljet verenigde aanslagen in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Franekeradeel opgelegd naar een heffingsmaatstaf van telkens ƒ 57.000,--. Het tegen die aanslagen gemaakte bezwaar is bij uitspraak van B & W ongegrond verklaard. Belanghebbende is van de uitspraak van B & W in beroep gekomen bij het gerechtshof te Leeuwarden. Dit hof heeft de uitspraak van B & W vernietigd, de aanslagen betrekking hebbende op één van beide onroerende zaken verminderd tot aanslagen berekend naar een heffingsmaatstaf van ƒ 46.000,--, en de overige aanslagen gehandhaafd. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het gerechtshof te Leeuwarden beroep in cassatie ingesteld.
1.2. De Hoge Raad heeft bij genoemd arrest de uitspraak van het gerechtshof te Leeuwarden vernietigd, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten, en het geding verwezen naar dit Hof ter verdere behandeling en beslissing van de zaak in meervoudige kamer met inachtneming van het arrest.
2. Geding na verwijzing
2.1. In zijn arrest overwoog de Hoge Raad onder meer:
"3.1. De aanslagen betreffen twee windturbines. Voor het Hof was onder meer in geschil welke gedeelten van beide turbines vallen onder de zogenaamde werktuigenvrijstelling (hierna: de vrijstelling), die in overeenstemming met artikel 5, aanhef en letter a, van het Besluit gemeentelijke onroerende-zaakbelastingen, zoals dat voor het jaar 1994 luidde, in artikel 3, lid 6, van de Verordening onroerende zaakbelastingen 1994 van de gemeente Franekeradeel is opgenomen.
3.2. Bij de beantwoording van de vraag welke gedeelten van de turbines onder de vrijstelling vallen, heeft het Hof terecht onderzocht welke gedeelten van de turbines verwijderd kunnen worden met behoud van hun waarde als werktuigen en niet zelf de werktuigen vormen die als gebouwd eigendom moeten worden aangemerkt.
3.3. Voor dit laatste is naar het oordeel van het Hof bepalend dat deze gedeelten specifiek een productiefunctie vervullen doch niet tevens een steunfunctie hebben, omdat delen die tevens een steunfunctie vervullen, aldus het Hof, zelf het werktuig vormen dat als een gebouwd eigendom moet worden aangemerkt. Vervolgens heeft het Hof geoordeeld dat de fundering, de mast, het wiekenstel met rotor en het chassis met draaikrans een steunfunctie in deze zin vervullen en daarom, evenals de besturingskast, tot het gebouwde eigendom moeten worden gerekend, waarmee het Hof klaarblijkelijk bedoelt: zelf het gebouwde eigendom vormen. Het subsidiaire onderdeel van het eerste middel bestrijdt dit oordeel ten aanzien van de wiekenstellen met rotor en de chassis met draaikrans, het tweede middel ten aanzien van de besturingskasten, beide met motiveringsklachten.
3.4. Voor de beantwoording van de vraag welke gedeelten van een als gebouwd eigendom aan te merken werktuig zelf dat werktuig vormen, is beslissend of zij kunnen worden verwijderd zonder dat de uiterlijke herkenbaarheid van dat werktuig als dat specifieke werktuig verloren gaat (HR 30 juni 1999, nr. 34314, BNB 1999/298). Het Hof, dat ten tijde van zijn uitspraak genoemd arrest niet kende, heeft een andere maatstaf gehanteerd. Met betrekking tot de masten en de wiekenstellen met rotor van de windturbines kan dit echter niet tot cassatie leiden, omdat in redelijkheid niet kan worden betwijfeld dat deze niet kunnen worden verwijderd zonder dat de uiterlijke herkenbaarheid van de werktuigen/gebouwd eigendommen als windturbine verloren gaat. Dit geldt niet ten aanzien van de andere in geschil zijnde onderdelen van de windturbines, te weten de chassis met draaikrans en de besturingskasten, zodat de middelen in zoverre terecht worden voorgesteld. ’s Hofs uitspraak kan in zoverre niet in stand blijven en verwijzing moet volgen, opdat alsnog wordt onderzocht of verwijdering van deze gedeelten de uiterlijke herkenbaarheid van de turbines als zodanig verloren zou doen gaan.
3.5. Voor het overige kunnen de middelen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.".
2.2. Partijen hebben naar aanleiding van dit arrest ieder een schriftelijke conclusie bij het Hof ingediend. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 1 november 2000, gehouden te Arnhem. Aldaar zijn verschenen en gehoord: de gemachtigde van belanghebbende alsmede de heffingsambtenaar. Beide partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en afschriften daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De inhoud van deze pleitnota’s dient hier als ingelast te worden aangemerkt.
3. De feiten
3.1. Het Hof neemt voor dit geding vooreerst als vaststaand over hetgeen is vermeld in de uitspraak van het gerechtshof te Leeuwarden van 20 november 1998, nr. 28/97, onder 2.1 tot en met 2.6.
3.2. Bij brief van 14 juli 2000 (een afschrift hiervan behoort tot de gedingstukken) heeft de firma A te Q (de leverancier van de onderhavige windturbines) het volgende aan belanghebbendes gemachtigde geschreven.
"(…)
Hierbij zenden wij u een overzicht van turbine onderdelen welke verwijderd kunnen worden zonder dat de uitstraling van de windturbine wordt aangetast.
(…)
De besturingskast kan op elke gewenste locatie in de nabijheid van de turbine geïnstalleerd worden, vandaar staat deze ook niet op de bijgevoegde tekeningen. De bekabeling bevind zich op veel plaatsen in het inwendige van de turbine, dit is dus ook niet op de tekening weergegeven.
De genoemde prijzen dienen alleen als richtprijzen (deze kunnen namelijk afwijken van de actuele prijzen daar we sinds een langere periode geen productielijn meer hebben voor deze typen turbine).