ak
Gerechtshof Arnhem
tweede meervoudige belastingkamer
nummer 99/00809
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : X B.V.
te : Z
ambtenaar : de Inspecteur van de Belastingdienst/Grote ondernemingen P
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift
soort belasting : vennootschapsbelasting
jaar : 1996
mondelinge behandeling : op 15 november 2000 te Arnhem door mr Van Schie, vice-president, voorzitter, mr Matthijssen en mr drs Van Amsterdam, raadsheren, in tegenwoordigheid van mw mr Van der Waerden als griffier
waarbij verschenen : belanghebbendes gemachtigde, alsmede de Inspecteur
gronden:
1. Belanghebbende is opgericht op 2 mei 1991. Als besloten vennootschap in oprichting heeft zij op 21 december 1990 alle aandelen in A B.V., welke vennootschap onder meer houdster was van alle aandelen B B.V., gekocht van C, wonende te Zwitserland. De koopovereenkomst is vastgelegd in een akte die zich in kopie bij de stukken van dit geding bevindt.
2. Met ingang van 1 januari 1991 vormt belanghebbende met A B.V. en B B.V. een fiscale eenheid voor de heffing van de vennootschapsbelasting. Tot en met 1990 vormde A B.V. met B B.V. een fiscale eenheid voor de heffing van vennootschapsbelasting.
3. Naar aanleiding van een in 1994 ingesteld boekenonderzoek zijn aan A B.V. en C over de jaren 1988 tot en met 1990 aanzienlijke (navorderings)aanslagen in de vennootschapsbelasting, dividendbelasting en inkomstenbelasting opgelegd tot een totaal bedrag van ƒ 14.000.000,-.
4. In het kader van een compromis is op 20 december 1996 door alle betrokkenen overeengekomen dat van de opgelegde aanslagen uiteindelijk zouden resteren een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting 1990 ten name van A B.V. ter grootte van ƒ 1.693.424,- aan enkelvoudige belasting en ƒ 514.320,- aan heffingsrente, invorderingsrente en kosten alsmede een navorderingsaanslag inkomstenbelasting 1990 ten name van C ter grootte van ƒ 2.000.000,- aan enkelvoudige belasting en ƒ 606.214,- aan heffings- en invorderingsrente.
5. Op 20 december 1996 zijn B B.V. en C voorts overeengekomen dat C van de na het compromis resterende aanslagen in totaal ƒ 3.000.000,- voor zijn rekening zou nemen en dat het restant voor rekening van B B.V. zou komen.
6. De Inspecteur heeft bij de bepaling van de winst van belanghebbende over 1996 van de genoemde bedragen een bedrag van ƒ 514.320,- (heffingsrente, invorderingsrente en kosten) als kosten in aftrek toegelaten.
7. Belanghebbende, die stelt dat zij uit hoofde van de overeenkomst van 21 december 1990 naar aanleiding van de opgelegde belastingaanslagen een vordering op C verkreeg van ƒ 2.207.744,- (ƒ 1.693.424,- aan belasting plus ƒ 514.320,- aan kosten) waarvan slechts ƒ 393.786,- (het deel van de aan A B.V. opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting dat C per saldo voor zijn rekening heeft genomen, namelijk ƒ 3.000.000,- minus ƒ 2.606.214,-) inbaar is gebleken, wenst bij de bepaling van haar winst over 1996 in plaats van het door de Inspecteur in aftrek aanvaarde bedrag van ƒ 514.320,- een bedrag van ƒ 2.207.744,- minus ƒ 393.786,- ofwel ƒ 1.813.958,- als kosten in aanmerking te nemen.
8. Het Hof is van oordeel dat elke schadeloosstelling waarop belanghebbende, op grond van de overeenkomst van 21 december 1990, in het bijzonder de artikelen 2.2. en 3.2., jegens C aanspraak zou kunnen maken, volledig tot de winst van haar fiscale eenheid zou behoren en dat een afwaardering van die aanspraak pas tot een kostenpost leidt voor zover activering van de aanspraak eerst tot een bate heeft geleid. Hiervan uitgaande bieden de vaststaande feiten geen ruimte een hoger bedrag ten laste van de winst van de fiscale eenheid te brengen dan de Inspecteur reeds heeft aanvaard.
9. De stelling van belanghebbende dat een aan C in rekening te brengen schadeloosstelling niet tot haar winst behoort, maar gezien de overeenkomst van 21 december 1990 als een fiscaal niet belaste aanzuivering van haar eigen vermogen moet worden gezien, kan niet als juist worden aanvaard. Ook hetgeen belanghebbende overigens aanvoert kan haar niet baten.
10. Het beroep van belanghebbende is ongegrond.
proceskosten:
Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het Hof geen termen aanwezig.
beslissing:
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak waarvan beroep.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2000 door mr Van Schie, vice-president, voorzitter van de tweede meervoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mw mr Van der Waerden als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, De voorzitter,