ECLI:NL:GHARN:2000:AA9513

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
13 december 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
98-03525
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T.J. Matthijssen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van de waarde van onroerende zaak in belastingzaak

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 13 december 2000, betreft het een geschil over de waardebepaling van een onroerende zaak, gelegen aan de a-weg 1 te Z. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de waardebeschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente Deventer, die de waarde op 222.000 gulden had vastgesteld, met als waardepeildatum 1 januari 1995. De mondelinge behandeling vond plaats op 29 november 2000, waarbij de ambtenaar aanwezig was, maar de belanghebbende niet. De belanghebbende had wel een aangetekende oproep ontvangen, maar was niet verschenen.

De heffingsambtenaar ondersteunde zijn standpunt met een taxatierapport van een taxateur, die de waarde van de woning had vastgesteld op 222.000 gulden. De belanghebbende daarentegen concludeerde tot een waarde van 200.000 gulden, maar had geen tegenrapport of vergelijkbare gegevens overgelegd. De taxateur had een vergelijkbaar object genoemd dat in augustus 1994 was verkocht voor 220.000 gulden, maar de belanghebbende wees op enkele minpunten van zijn woning in vergelijking met het vergelijkingsobject.

Het Hof oordeelde dat de bewijslast voor de vastgestelde waarde bij de ambtenaar lag. Aangezien de gemeentelijke taxateur de woning van de belanghebbende uitsluitend extern had opgenomen, werd het taxatierapport door het Hof als minder betrouwbaar beschouwd. Uiteindelijk bepaalde het Hof de waarde van de onroerende zaak op 215.000 gulden, waardoor het beroep van de belanghebbende gedeeltelijk gegrond werd verklaard. De bestreden uitspraak werd vernietigd en de ambtenaar werd gelast het griffierecht van 45 gulden aan de belanghebbende te vergoeden.

Uitspraak

IV
Gerechtshof Arnhem
vierde enkelvoudige belastingkamer
nummer 98/03525
.Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : X
te : Z
ambtenaar : De heffingsambtenaar van de gemeente Deventer
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift d.d. 10 juni 1998 tegen waardebeschikking (artikel 22 Wet waardering onroerende zaken)
waardepeildatum : 1 januari 1995
mondelinge behandeling : op 29 november 2000 te Arnhem door mr Matthijssen, raadsheer, in tegenwoordigheid van mevrouw Vermeulen-Post als griffier
waarbij verschenen : de ambtenaar
waarbij niet verschenen : belanghebbende, zonder kennisgeving aan het Hof, hoewel overeenkomstig de wet opgeroepen bij aangetekende brief van 31 oktober 2000 aan zijn in het beroepschrift vermelde adres a-weg 1, 11234 aa Z, zijnde de retourkaart op 6 november 2000 ter griffie van het gerechtshof ingekomen
gronden:
1. De waarde van de onderhavige onroerende zaak - het tot woning dienende pand a-weg 1 te Z - wordt bepaald op de waarde die aan deze onroerende zaak dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij geldt als waardepeildatum 1 januari 1995 (artikelen 17 en 18 van de Wet waardering onroerende zaken, hierna: de Wet).
2. De Ambtenaar heeft ter ondersteuning van zijn standpunt een taxatierapport overgelegd. Volgens dit rapport dat is opgemaakt door A, taxateur van onroerende zaken te Q, is de waarde van de onroerende zaak, beoordeeld naar het prijspeil op 1 januari 1995, ¦ 222.000,-. De waardebepaling berust blijkens het rapport op een externe opname van de woning.
3. Belanghebbende heeft van zijn kant geen taxatierapport of gegevens van gelijk gewicht overgelegd. Hij concludeert tot een waarde van ƒ 200.000,-.
4. De taxateur noemt in zijn rapport als vergelijkbaar object de woning a-weg 4 die in augustus 1994 is verkocht voor ƒ 220.000,- en die per 1 januari 1995 is gewaardeerd op ƒ 217.000,-.
5. Belanghebbende wijst in zijn beroepschrift op enkele minpunten van zijn woning in vergelijking met nr. 64 (onder meer kleinere kavel en minder luxe keuken en badkamer) en op de omstandigheid dat de taxateur zijn woning uitsluitend extern heeft opgenomen.
6. De Ambtenaar heeft noch in het verweerschrift noch ter zitting een aannemelijke verklaring gegeven voor het verschil tussen de voor beide onroerende zaken vastgestelde waarden. Het Hof wijst er in dit verband op dat de bewijslast met betrekking tot de vastgestelde waarde op de Ambtenaar rust. Nu de gemeentelijke taxateur belanghebbendes woning uitsluitend extern heeft opgenomen kent het Hof aan dit rapport slechts een beperkte bewijskracht toe.
7. Het Hof bepaalt de waarde van belanghebbendes onroerende zaak in goede justitie op ƒ 215.000,-.
8. Het beroep van belanghebbende is gedeeltelijk gegrond.
proceskosten:
Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het Hof geen termen aanwezig.
beslissing:
Het Gerechtshof
vernietigt de bestreden uitspraak ;
vermindert de waarde van de onroerende zaak a-weg 1 te 1234 aa Z tot ƒ 215.000,-;
gelast de Ambtenaar aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht van ¦ 45,- te vergoeden.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2000 door mr Matthijssen, raadsheer, lid van de vierde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mw Vermeulen-Post als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(I.B. Vermeulen-Post) (T.J. Matthijssen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 19 december 2000
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.