ECLI:NL:GHARN:2001:619

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
9 oktober 2001
Publicatiedatum
6 juni 2016
Zaaknummer
99/357 P
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Heisterkamp
  • J. Runia
  • M. Kok
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke toewijzing van vorderingen van pachter inzake geluidsoverlast door ventilator

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem diende, heeft de pachter een vordering ingesteld tegen de verpachter wegens geluidsoverlast veroorzaakt door een ventilator in de verwarmingsinstallatie. Het hof heeft eerder tussenarresten gewezen en een comparitie van partijen gehouden. Tijdens deze comparitie is vastgesteld dat er geluidsoverlast is, maar dat deze niet als onaanvaardbaar kan worden gekwalificeerd. De pachter heeft rapporten overgelegd van Golu Klimaatbeheersing, waarin wordt gesteld dat de geluidsoverlast voornamelijk voortkomt uit trillingen van de ventilator die zich via de muur naar beneden voortplanten. Het hof heeft vastgesteld dat de verpachter in gebreke is gebleven bij het nakomen van afspraken over het laten uitvoeren van isolatiemaatregelen. Het hof heeft geoordeeld dat de geluidsoverlast kan worden verminderd door het aanbrengen van hoogwaardig dempingsisolatiemateriaal tussen de ventilator en de wand. De vordering van de pachter is gedeeltelijk toegewezen, waarbij het hof de verpachter heeft veroordeeld tot het treffen van deze isolatiemaatregelen binnen een maand na betekening van het arrest. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

9 oktober 2001
pachtkamer
rolnummer 99/357 P

GERECHTSHOF TE ARNHEM

ARREST

in de zaak van:
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
procureur mr P C Plochg,
tegen:
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geintimeerde,
procureur: mr J.M. Bosnak.
1 Het geding in hoger beroep
1.1
Het hof heeft in deze zaak op 18 januari 2000 en 13 februari 2001 tussenarresten gewezen, naar de inhoud waarvan wordt verwezen.
1.2
Ter uitvoering van laatstgenoemd tussenarrest heeft op 1 mei 2001 een comparitie van partijen plaatsgevonden. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt, dat zich thans bij de stukken bevindt en waarvan de inhoud als hier ingelast moet worden beschouwd.
1.3
Partijen hebben vervolgens ieder nog een akte/conclusie na comparitie van partijen genomen en daarna andermaal de stukken aan het hof overgelegd ter fine van arrest.
2 Voortzetting van de beoordeling van het geschil in hoger beroep
2.1
In het onderhavige geding moet nog worden beslist over de vordering van pachter ter zake van de door hem gestelde geluidsoverlast.
2.2
Het bij akte van 13 juni 2000 door verpachter in het geding gebrachte rapport van Velu Ventilatietechniek BV d.d. 4 mei 2000 bevat als conclusie: “De gemeten luchtsnelheden zijn dusdanig laag dat van overlast door luchtgeluid geen sprake is. De metingen werden op het lage ventilatortoerental uitgevoerd en gemeten met een geijkte luchtsnelheidsmeter …”.
2.3
Bij akte van 12 december 2000 heeft verpachter een rapport van Golu Klimaatbeheersing d.d. 17 november 2000 in het geding gebracht, waarin als “Bevindingen” is vermeld: “Na visuele opname van de installatiecomponenten, zoals bovenomschreven, is in onderliggende woonvertrekken inderdaad een geluidsproductie waargenomen. Het geluid kan worden omschreven als ‘monotoon gonzend’ en is afkomstig van de ventilator (stand 1) in de geïnstalleerde luchtverwarmer. Het betreft geen contactgeluid maar wordt via de bouwkundige constructie naar onderliggende vertrekken getransporteerd”.
Het in dit rapport gegeven advies is tweeërlei, namelijk vervangen van de ventilator door eenzelfde type ingeval het geluid exemplarisch is en vervangen van de ventilator door een
centrifugaal ventilator indien het geluid niet exemplarisch is.
Ter gelegenheid van de laatstgehouden comparitie van partijen is van de zijde van pachter
desgevraagd aan het hof meegedeeld dat onder “exemplarisch” moet worden verstaan: een
gebrek in/aan de ventilator.
2.4
Bij de laatstgehouden comparitie van partijen is voorts met partijen afgesproken dat zij
beiden aan hun geluidsdeskundige zullen vragen om een rapport uit te brengen, waarin een antwoord zal worden gegeven op de volgende vragen:
a. a) Is er sprake van van de verwarmingsinstallatie (ventilator en/of luchtkanalen en/of roosters) afkomstige trillingen die zich via de desbetreffende muur naar onderen voortplanten en zo ja, in welke mate is daarvan sprake?
b) Is door het aanbrengen van isolatievoorzieningen het optreden van vorenbedoelde trillingen op te heffen?
c) Wat zijn de aan het treffen van bedoelde isolatievoorzieningen verbonden kosten?
2.5
Verpachter heeft na overleg met zijn installateur en op diens advies geen uitvoering gegeven aan voormelde afspraak. Hij is bereid, zulks eveneens naar aanleiding van het advies van zijn installateur, door laatstgenoemde rubberen stukken tussen de ventilator en de muur te laten aanbrengen; de kosten hiervan bedragen volgens hem f 1.500,-- exclusief BTW. Het gaat, aldus verpachter, immers niet zo zeer om geluidsoverlast, maar om trillingsoverlast.
2.6
Pachter heeft een tweede rapport van Golu Klimaatbeheersing d.d. 30 mei 2001 in het geding gebracht, waarin wordt aangegeven dat:
1) er sprake is van van de verwarmingsinstallatie afkomstige trillingen, die echter slechts een beperkt effect hebben en dat de belangrijkste oorzaak van de geluidsoverlast is gelegen in een geconstateerd geluidslek:
2a) de thans summier aangebrachte rubberisolatie tussen bevestigingsconstructie en luchtverwarmer door hoogwaardig dempingsisolatiemateriaal moet worden vervangen, terwijl het wenselijk is de huidige ventilator te vervangen door een centrifugaal ventilator;
2b) in plaats van het traceren en elimineren van het geluidslek het beste de luchtverwarmer in een voldoende akoestisch geisoleerde kast kan worden geplaatst, met installatie van een retourkanaal van deze kast naar de te verwarmen ruimte;
3) de kosten van het sub 2a vermelde worden begroot op f 3.000,--, exclusief BTW.
2.7
Verpachter is in gebreke gebleven in de nakoming van de bij de laatstgehouden comparitie van partijen gemaakte afspraak. Deze enkele omstandigheid is echter, zulks anders dan van de zijde van pachter betoogd, onvoldoende om zonder meer het rapport van Golu als maatgevend te beschouwen voor de te geven beslissing.
2.8
Het hof stelt vast dat partijen van mening zijn blijven verschillen over de oorzaak van de gestelde geluidsoverlast alsmede over de ter zake te nemen maatregelen. Daarbij valt op dat het tweede rapport van Golu aanmerkelijk verder gaat dan het eerste rapport. Niet te verwachten is dat zulks anders zal zijn indien verpachter door zijn geluidsdeskundige alsnog een tweede rapport laat uitbrengen. Het hof acht het daarom niet in de rede te liggen om te beslissen dat hij daartoe gehouden is. Hierbij speelt tevens -en met name- een rol hetgeen hierna wordt overwogen.
2.9
Bij de ter plaatse van het gepachte gehouden comparitie van partijen is geconstateerd dat in de woonruimte van pachter sprake is van een nauwelijks hoorbaar geluid als de ventilator in een van de lagere standen staat, terwijl bij het ingeschakeld zijn in een van de hogere standen het geluid weliswaar beter hoorbaar is, maar ook dan geen sprake is van een hoog geluidsniveau. Hier komt bij dat, naar verpachter onweersproken heeft verklaard, slechts bij uitzondering (bij opwarming) sprake is van het inschakelen in een hogere stand. Aannemelijk is dat zo’n opwarmtijd vrij kort duurt en de -beperkte- hinder gedurende die korte tijd kan dan ook als aanvaardbaar worden beschouwd.
Pachter heeft bij de comparitie van partijen bovendien aangevoerd dat het hem niet zo zeer gaat om het geluid dat de ventilator produceert, maar met name om de trilling die zich via de muur voortplant naar de benedenverdieping. Zulks spoort met de conclusie in het eerste rapport van Golu dat het geen contactgeluid betreft, maar geluid dat via de bouwkundige constructie naar onderliggende vertrekken wordt getransporteerd.
2.1
Gelet op het vorenstaande acht het hof geen plaats voor een verdergaande conclusie dan dat voldoende is komen vast te staan dat de geluidsoverlast voor pachter veroorzaakt wordt door van de ventilator afkomstige trillingen die zich via de muur naar beneden voortplanten. Genoegzaam aannemelijk is dat hieraan in voldoende mate tegemoet kan worden gekomen door de verbinding tussen de ventilator en de wand waaraan deze is bevestigd te voorzien van hoogwaardig dempings-isolatiemateriaal en het hof zal verpachter veroordelen daartoe over te gaan, met afwijzing van het ter zake meer of anders gevorderde.
2.11
Met betrekking tot de gestelde geluidsoverlast door het lopen over de trap die vanaf de begane grond van de toren toegang geeft tot de hoger gelegen gedeelten van die toren alsmede tot de torenzaal, overweegt het hof dat bij de ter plaatse van het gepachte gehouden comparitie van partijen is gebleken dat gesproken moet worden van een geluidsniveau dat gelijk te stellen is aan het geluid dat bewoners in een woning horen wanneer iemand een zich in diezelfde woning bevindende vergelijkbare trap op- of afloopt. Van een voor pachter niet aanvaardbare geluidsoverlast kan niet worden gesproken, er nog van afgezien dat de litigieuze trap weliswaar met enige regelmaat maar bepaald niet permanent wordt gebruikt, alsmede dat sprake is van een consequentie van zich in de directe nabijheid van elkaar bevindende verpachte en niet verpachte ruimten die ook pachter geacht moet worden door het aangaan van de onderhavige pachtovereenkomst te hebben aanvaard.
2.12
Gelet op het vorenoverwogene, is grief II gegrond voorzover hiervoor sub 2.10 is overwogen; voor het overige is deze grief ongegrond. Ook grief IV is mitsdien gedeeltelijk gegrond. De grieven 1 en III zijn door het hof al eerder ongegrond bevonden.
3 Slotsom
3.1
Het vonnis, waarvan beroep, moet worden vernietigd en de vordering van pachter dient gedeeltelijk te worden toegewezen als na te melden, met afwijzing van het anders of meer gevorderde.
3.2
Nu beide partijen gedeeltelijk in het gelijk worden gesteld, acht het hof termen aanwezig de proceskosten van beide instanties tussen hen te compenseren des dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
4 Beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
vernietigt het door de pachtkamer van het kantongerecht te Amersfoort tussen partijen gewezen vonnis van 16 maart 1999,
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt verpachter tot het doen voorzien van de verbinding tussen de ventilator en de wand waaraan deze is bevestigd van hoogwaardig dempings-isolatiemateriaal, zulks binnen één maand na betekening aan hem van dit arrest;
wijst af het meer of anders gevorderde;
compenseert de in eerste aanleg en in hoger beroep tussen partijen gevallen proceskosten des dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs Heisterkamp, Runia en Kok en de raden Wentink en ir Rogaar (plv) en uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van 9 oktober 2001.