ECLI:NL:GHARN:2001:AB1626

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
17 april 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
99-01137
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de beslissing van de Inspecteur inzake de aftrekbaarheid van kostenvergoeding bij uitzending naar het buitenland

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 17 april 2001, ging het om een beroep van belanghebbende tegen de beslissing van de Inspecteur met betrekking tot de aftrekbaarheid van een kostenvergoeding die hij ontving tijdens zijn uitzending naar Egypte in 1996. De belanghebbende, werkzaam bij het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, ontving een Daily Subsistence Allowance (DSA) van ƒ 7.630, waarvan partijen overeenkwamen dat ƒ 1.500 als vergoeding voor kosten van voeding kon worden aangemerkt.

De belanghebbende had in zijn aangifte voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen een beroep gedaan op de Nedecoregeling, die onder bepaalde voorwaarden een aftrek van 35% van de inkomsten uit arbeid toestaat. De discussie in deze procedure concentreerde zich op de vraag of het bedrag van ƒ 1.500 als vergoeding in aanmerking moest worden genomen bij de berekening van de Nedeco-aftrek. Het Hof oordeelde dat de vergoeding voor kosten van voeding niet als uitsluitend van zakelijke aard kon worden beschouwd, aangezien er een besparingselement aanwezig was voor de werknemer.

Het Hof concludeerde dat de vergoeding voor de toepassing van de Nedecoregeling in aanmerking moest worden genomen, en verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond. De uitspraak van de Inspecteur werd bevestigd, en het Hof achtte geen termen aanwezig om de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten van de belanghebbende. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. J.P.M. Kooijmans, lid van de achtste enkelvoudige belastingkamer, in aanwezigheid van N.Th. Wagener als griffier.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
achtste enkelvoudige belastingkamer
nummer 99/01137
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : X
te : Z
inspecteur : het hoofd van de Belastingdienst/Particulieren P (hierna: de Inspecteur)
beslissing : uitspraak op een bezwaarschrift
aanslag : inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1996, aanslagnummer H.01
mondelinge behandeling : gehouden te Arnhem op 3 april 2001
waarbij verschenen : belanghebbende, alsmede de Inspecteur
gronden:
1. Belanghebbende is werkzaam bij het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij*afdeling A. In 1996 is hij uitgezonden geweest naar Egypte. In verband daarmee ontving belanghebbende van zijn werkgever een kostenvergoeding (de Daily Subsistence Allowance, DSA) over de perioden van uitzending van ƒ 7.630. De vergoeding was niet afhankelijk van de hoogte van de werkelijke uitgaven. De DSA is vrij besteedbaar. Partijen zijn eenparig van mening dat in deze vergoeding een voedings- en een huisvestingscomponent kunnen worden onderkend. Zij gaan er voor het onderhavige geschil van uit dat een bedrag van ƒ 1.500 als vergoeding voor kosten van voeding kan worden aangemerkt.
2. Belanghebbende heeft in zijn aangifte voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het onderhavige jaar, bij de berekening van zijn aftrekbare kosten, een beroep gedaan op de zogenoemde Nedecoregeling. Deze regeling houdt in dat, onder voorwaarden, het bedrag van de aftrekbare kosten op de ter zake van de uitzending verworven inkomsten uit arbeid gesteld wordt op 35% van deze inkomsten. Eén van de bedoelde voorwaarden is dat, bij de bepaling van het loon voor de berekening van de aftrek, alle vergoedingen die ter zake van de uitzending naar het buitenland worden ontvangen voor uitgaven die mede met het persoonlijk leven samenhangen, volledig in aanmerking worden genomen. In dit geding is tussen partijen enkel nog in geschil het antwoord op de vraag of het in 1. genoemde bedrag van ƒ 1.500 als een vergoeding moet worden beschouwd die bij de berekening van de Nedeco-aftrek in aanmerking moet worden genomen.
3. Het Hof beantwoordt de vorenstaande vraag bevestigend. Anders dan hotelkosten tijdens dienstreizen van betrekkelijk korte duur waartegenover voor de werknemer in de privésfeer geen besparingen op de kosten van huisvesting staan en welke kosten als uitsluitend van zakelijke aard zijn te beschouwen (Hoge Raad 5 juni 1996 nr. 31.398, BNB 1996/345) blijft voor de werknemer bij kosten van voeding een besparingselement aanwezig. Van kosten die als uitsluitend van zakelijke aard zijn te beschouwen is geen sprake. De vergoeding moet derhalve voor de toepassing van de Nedecoregeling in aanmerking worden genomen.
4. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is.
proceskosten:
Het Hof acht geen termen aanwezig om de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten die belanghebbende in verband met de behandeling van zijn beroepschrift heeft moeten maken.
beslissing:
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Inspecteur.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken te Arnhem op 17 april 2001 door mr. J.P.M. Kooijmans, raadsheer, lid van de achtste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van N.Th. Wagener als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(N.Th. Wagener) (J.P.M. Kooijmans)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 24 april 2001
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht ¦ 150. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.