ECLI:NL:GHARN:2001:AB2165

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
16 mei 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
99-00212
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • P.M. van Schie
  • T.J. Matthijssen
  • J. Lamens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de beslissing van de Inspecteur inzake omzetbelasting en de levering van goederen door een fiscale eenheid

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 16 mei 2001, betreft het een beroep van de fiscale eenheid [Xa] BV en [Xb] BV tegen de beslissing van de Inspecteur van de Belastingdienst/Grote ondernemingen over de omzetbelasting. De belanghebbende produceert, levert en monteert kunststof kozijnen, deuren en houten vloeren, waarbij de verkoop onder andere plaatsvindt via een lease-regeling. Deze regeling is gebaseerd op een samenwerkingsovereenkomst met [A] B.V., die niet aan de koper bekend is gemaakt. De belanghebbende heeft een offerte gedaan voor de levering van goederen, waarbij de verkoopwaarde inclusief BTW is vastgesteld op ƒ 24.659,13. De Inspecteur stelt dat de omzetbelasting moet worden berekend over het totale bedrag, terwijl de belanghebbende betoogt dat dit moet gebeuren na aftrek van rente- en kostenbijdragen, wat resulteert in een lager bedrag van ƒ 22.992,35.

Tijdens de mondelinge behandeling op 2 mei 2001, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende en de Inspecteur aanwezig waren, is de gang van zaken rondom de verkoop en financiering van de producten besproken. De Inspecteur verdedigt dat de omzetbelasting over het 'contant bedrag' moet worden geheven, en dat de door de belanghebbende aangevoerde argumenten niet voldoende zijn om tot een andere conclusie te komen. Het Hof oordeelt dat de Inspecteur terecht de rente- en verzekeringskosten als onderdeel van de vergoeding heeft aangemerkt, en dat de afspraken met [A B.V.] niet afdoen aan de koopovereenkomst met de klant.

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Inspecteur en oordeelt dat het beroep van de belanghebbende niet gegrond is. Er zijn geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door de voorzitter en de raadsheren, met de griffier aanwezig. Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk, maar partijen kunnen verzoeken om een schriftelijke vervangende uitspraak.

Uitspraak

IV
Gerechtshof Arnhem
tweede meervoudige belastingkamer
nummer 99/00212
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : Fiscale eenheid [Xa] BV en [Xb] BV
te : [Z]
verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst/Grote ondernemingen [P]
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar
soort belasting : omzetbelasting
nummer : [F01]
mondelinge behandeling : op 2 mei 2001 te Arnhem door de tweede meervoudige Belastingkamer in de samenstelling mr Van Schie, voorzitter, mr Matthijssen en mr J. Lamens, raadsheren, in tegenwoordigheid van mevrouw Vermeulen-Post als griffier
waarbij verschenen : [de] gemachtigde van belanghebbende, alsmede de Inspecteur
gronden:
1. Belanghebbende produceert, levert en monteert kunststof kozijnen, deuren en dergelijke, alsmede houten vloeren.
2. De verkoop van haar producten vindt onder meer plaats via een zogenoemde lease-regeling, welke regeling haar grondslag vindt in een aan de koper niet bekendgemaakte samenwerkingsovereenkomst tussen belanghebbende en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [A] B.V., gevestigd te [Q].
3. De gang van zaken bij de verkoop en financiering van de daarvoor in aanmerking komende producten van belanghebbende is neergelegd in bijlage 2 bij de in 2 genoemde overeenkomst. Blijkens de door partijen geproduceerde stukken is de gang van zaken -kort weergegeven- als volgt:
-1- Belanghebbende doet een potentiële klant een offerte voor levering en montage van goederen tegen een bepaalde "verkoopwaarde". In het tussen partijen gehanteerde voorbeeld betreffende [heer B] bedraagt die waarde -exclusief BTW- ƒ 20.986,49, en inclusief ƒ 3.672,64 aan BTW ƒ 24.659,13. Tevens wordt de klant gewezen op de mogelijkheid van financiering bij [A BV].
-2- Na akkoordverklaring door de klant maakt [A B.V.]een berekening van de (termijn)betalingen en verricht zij een onderzoek naar de aanvaardbaarheid van de klant in het kader van de door haar gehanteerde acceptatienormen.
-3- Belanghebbende sluit met de klant een koopovereenkomst (bijlage 21) waarin het bedrag van de "verkoopwaarde" staat vermeld als "contant bedrag" en waarin voorts de betaling in termijnen is vermeld. [A B.V.] is bij die overeenkomst geen partij. Belanghebbende levert en monteert de goederen aan/bij de klant en factureert aan de klant voor het geleverde tegen het met de klant overeengekomen "contant bedrag" verminderd met ƒ 1.501,56 aan "rente- en kostenbijdrage" alsmede met ƒ 66,58 resp. ƒ 98,64 aan "overlijdensverz" en "tweede leven", per saldo ƒ 22.992,35.
-4- In de afrekening met belanghebbende brengt [A B.V.] laatstgenoemde drie posten in mindering en ontvangt belanghebbende het bedrag van ƒ 22.992,35.
4. Tussen partijen is in geding of de Inspecteur terecht verdedigt dat de omzetbelasting ter zake van de leveringen van belanghebbende dient plaats te vinden over het zogenoemde "contant bedrag" (in het voorbeeld ƒ 24.659,12), dan wel, zoals belanghebbende voorstaat, over dat bedrag na vermindering met rente - en kostenaftrek (in het voorbeeld ƒ 22.992,35).
5. Belanghebbende laat in het midden of civielrechtelijk de levering van de goederen rechtstreeks door belanghebbende aan de koper plaatsvindt dan wel via [A B.V.].
Tussen partijen staat evenwel vast dat er altijd sprake is van een levering van goederen door belanghebbende.
6. De Inspecteur verdedigt terecht dat de ter zake door partijen geproduceerde stukken geen andere conclusie rechtvaardigen dan dat belanghebbende rechtstreeks aan de kopers levert, alsmede dat met betrekking tot de onderwerpelijke rente- en verzekeringskosten niet sprake is van een doorlopende post. De door belanghebbende ter ondersteuning van haar stelling aangevoerde "tripartiete overeenkomst" d.d. 05/05/1994 is immers niet de koopovereenkomst tussen belanghebbende en de koper die reeds op 11 april 1994 tot stand kwam, maar een vastlegging van de kredietverstrekking.
Het vorenstaande voert tot het oordeel dat de Inspecteur terecht de onderwerpelijke rente- en verzekeringskosten heeft aangemerkt als onderdeel van de door belanghebbende ontvangen vergoeding. Daaraan doet niet af dat belanghebbende het kasstelsel voert. De ter zake met [A B.V.] gemaakte afspraken doen immers niet af aan het in de koopovereenkomst overeengekomen bedrag van de ter zake van de levering bedongen vergoeding.
slotsom:
Het beroep is niet gegrond.
proceskosten:
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
beslissing:
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Inspecteur.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2001 door mr. P.M. van Schie, voorzitter, mr. T.J. Matthijssen en mr. J. Lamens, in tegenwoordigheid van mevrouw I.B. Vermeulen-Post, als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Nu de voorzitter verhinderd is dit proces-verbaal te tekenen is zulks verricht door het lid van de kamer T.J. Matthijssen
(I.B. Vermeulen-Post) (T.J. Matthijssen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 30 mei 2001
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.