ECLI:NL:GHARN:2001:AB2269

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
24 april 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
97-22462
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aanslag leges bouwvergunning gemeente Oldebroek

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de burgemeester en wethouders van de gemeente Oldebroek betreffende een aanslag leges bouwvergunning. De belanghebbende had in 1991 een aanvraag ingediend voor een bouwvergunning voor een nieuwe woning met schuur. Na een vertraging in de bouw, diende hij in 1997 een gewijzigde aanvraag in, waarbij de bouwtekening was aangepast. De gemeente bracht leges in rekening op basis van de bouwkosten, maar de belanghebbende was van mening dat de leges verrekend moesten worden met de eerder betaalde leges voor de eerste aanvraag. De Ambtenaar was van mening dat er sprake was van een nieuw bouwplan en berekende de leges op basis van de gewijzigde aanvraag.

Het Gerechtshof Arnhem oordeelde dat de tweede aanvraag slechts een geringe aanpassing betrof van het oorspronkelijke plan en dat de eerste volzin van onderdeel 5.2 van de tarieventabel van toepassing was. Het Hof concludeerde dat de Ambtenaar niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een nieuw bouwplan. De leges werden opnieuw berekend, waarbij het Hof de bouwkosten in goede justitie vaststelde op ƒ 330.000. Uiteindelijk werd de aanslag leges verminderd tot ƒ 379, en de Ambtenaar werd veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de belanghebbende.

De uitspraak van het Hof vernietigde de eerdere beslissing van de Ambtenaar en volgde de berekening van de leges zoals door de belanghebbende was voorgesteld, met inachtneming van de verrekening van de eerder betaalde leges. De proceskosten werden vastgesteld op ƒ 105, te vergoeden door de gemeente Oldebroek. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. J.P.M. Kooijmans, lid van de enkelvoudige belastingkamer, in aanwezigheid van de griffier N.Th. Wagener.

Uitspraak

nw
Gerechtshof Arnhem
enkelvoudige belastingkamer
nummer 97/22462
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : [X]
te : [Z]
verweerder : burgemeester en wethouders van de gemeente Oldebroek (hierna: de Ambtenaar)
aangevallen beslissing : uitspraak op een bezwaarschrift
betreft : aanslag leges bouwvergunning
nummer : [1]
mondelinge behandeling : op 10 april 2001 te Arnhem
waarbij verschenen : belanghebbende alsmede de Ambtenaar
gronden:
1. Belanghebbende heeft in 1991 bij de gemeente Oldebroek een aanvraag ingediend voor het verkrijgen van een vergunning voor de bouw van een nieuwe woning met schuur op het perceel [a-weg 1] te [Q]. Op de bij de aanvraag gevoegde bouwtekening is één van de zijgevels van de woning van een raam en een driehoekige erker voorzien. Ter zake van de afgifte van de voor deze nieuwbouw verleende vergunning is aan belanghebbende een bedrag van ƒ 2.025 aan leges bouwvergunning in rekening gebracht en door hem betaald.
2. In verband met de noodzakelijke sloop van de op de kavel staande noodwoning en het vinden van vervangende woonruimte voor de bewoners ervan kon de nieuwbouw eerst einde 1996 beginnen. Omdat belanghebbende inmiddels niet meer tevreden was met de bij de aanvraag in 1991 op de bouwtekening ingetekende erker diende hij in januari 1997 een tweede aanvraagformulier met een gewijzigde bouwtekening bij de gemeente Oldebroek in. Op deze tekening is het raam in de zijgevel vervallen en is de oorspronkelijk driehoekige erker gewijzigd in een achthoekige, naar het midden van de gevel verplaatste erker met een grotere oppervlakte en een grotere inhoud.
3. In het tweede aanvraagformulier is onder vraag 1 het keuzeantwoord aangekruist, dat de aanvraag een bouwvergunning betreft. Niet aangekruist is het keuzeantwoord, dat de aanvraag een bouwvergunning betreft voor het gewijzigd uitvoeren van een bouwplan waarvoor reeds een bouwvergunning is afgegeven. Onder vraag 4 is het keuzeantwoord aangekruist, dat het bouwwerk het "gedeeltelijk/geheel vernieuwen" van een woning betreft. Niet aangekruist zijn de keuzeantwoorden, dat het betreft het "oprichten/plaatsen", het "veranderen" of het "vergroten" van een woning.
4. Op 4 maart 1997 kreeg belanghebbende van de gemeente de aanvraagde tweede bouwvergunning, waarna hij met de bouw is aangevangen. Gedagtekend 31 juli 1997 ontving belanghebbende van de gemeente het aanslagbiljet leges bouwvergunning met een bedrag aan leges van ƒ 2.204. Aan bouwkosten vermeldt het aanslagbiljet een bedrag van ƒ 120.000. Naar aanleiding van een door belanghebbende ingediend bezwaarschrift verminderde de Ambtenaar bij de bestreden uitspraak het legesbedrag met ƒ 1.066,80 tot een bedrag van ƒ 1.137,20, omdat de bouwkosten van de achthoekige erker niet ƒ 120.000 maar ƒ 12.000 bedroeg.
5. In de voor het onderhavige jaar toepasselijke "Legesverordening gemeente Oldebroek 1997" (hierna: de Verordening) is onder meer het volgende bepaald:
"Artikel 2 Belastbaar feit
Onder de naam "leges" worden rechten geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.
Artikel 5 Tarieven
1. De leges worden geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel."
In de bij de Verordening behorende tarieventabel is onder meer het volgende opgenomen:
"Hoofdstuk 5 Bouwvergunningen c.a.
5.1. Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van:
5.1.2. een aanvraag tot het verkrijgen van een bouwvergunning, bij een bedrag aan bouwkosten
minder dan ƒ 10.000,- : ƒ 583,- + 0,26 % van de bouwkosten
ƒ 10.000,- tot ƒ 100.000,- : ƒ 1.088,- + 0,41 % van de bouwkosten
ƒ 100.000,- tot ƒ 500.000,- : ƒ 1.712,- + 0,41 % van de bouwkosten
ƒ 500.000,- of meer : ƒ 1.871,- + 0,41 % van de bouwkosten
5.2. Indien een aanvraag tot het verkrijgen van een bouwvergunning betrekking heeft op het bouwen in afwijking van een eerder ingediend bouwplan, waarvoor reeds een vergunning is verleend, maar waarvan nog geen gebruik is gemaakt, worden de voor de oorspronkelijke vergunning geheven leges verrekend met het bedrag dat verschuldigd is door toepassing van het tarief als vermeld in 5.1.2, met dien verstande dat zij nimmer minder dan ƒ 198,- zullen bedragen.
Het vorenstaande vindt geen toepassing indien de afwijking zodanig is dat naar de omstandigheden beoordeeld van een nieuw bouwplan sprake is."
6. Belanghebbende is van mening, dat het bepaalde in de eerste volzin van onderdeel 5.2 van de tarieventabel van toepassing is. Hij berekent, met verrekening als daarin vermeld, een bedrag aan verschuldigde leges van ƒ 198, het volgens dit onderdeel van de tarieventabel ten minste verschuldigde bedrag.
De Ambtenaar is van mening, dat naar de omstandigheden van dit geval beoordeeld sprake is van een nieuw bouwplan als bedoeld in de tweede volzin van onderdeel 5.2 van de tarieventabel. Zijn berekening komt bij een bedrag aan bouwkosten van ƒ 12.000 uit op: ƒ 1.088 + 0,41% x ƒ 12.000 = ƒ 1.137,20. In het vertoogschrift neemt de Ambtenaar nader het standpunt in, dat het door belanghebbende te betalen bedrag aan leges moet worden verminderd tot ƒ 379 op grond van een nieuwe beleidsregel die is ingevoerd naar aanleiding van de voor 1998 ingevoerde nieuwe legesverordening.
7. De Ambtenaar maakt naar het oordeel van het Hof niet aannemelijk dat de omstandigheden van dit geval nopen tot het oordeel dat bij de onderhavige aanvraag voor een bouwvergunning sprake was van een nieuw bouwplan. De afwijkingen ten opzichte van het eerdere ontwerp rechtvaardigen een dergelijk oordeel niet. De tweede aanvraag voor een bouwvergunning heeft naar het oordeel van het Hof slechts betrekking op een geringe aanpassing van het in 1991 ingediende nieuwbouwplan, waarvoor naar aanleiding van de in 1991 ingediende aanvraag reeds een bouwvergunning was verkregen, maar waarvan tot in 1996 nog geen gebruik was gemaakt. Van een substantiële wijziging van de oorspronkelijke aanvraag die het achterwege laten van de verrekening als bedoeld in onderdeel 5.2. eerste volzin zou rechtvaardigen, is naar het oordeel van het Hof geen sprake. Het Hof neemt hierbij in aanmerking dat, zoals belanghebbende ter zitting onweersproken heeft gesteld, bij de gewijzigde aanvraag de bouwconstructie niet is veranderd, en daarbij geen nieuwe berekeningen hoefden te worden overgelegd. Voorts hecht het Hof weinig waarde aan de wijze waarop de tweede aanvraag is ingevuld aangezien belanghebbende in zijn bezwaarschrift een duidelijk andersluidend standpunt innam, en de bezwaarfase mede dient ter heroverweging van het eerder genomen besluit, mede op grond van eventuele in het bezwaar genoemde nieuwe feiten en omstandigheden.
8. Het onder 7. gegeven oordeel leidt ertoe, dat onderdeel 5.2 eerste volzin van de tarieventabel voor de berekening van het legesbedrag dient te worden gevolgd. De berekening van de Ambtenaar, die uitgaat van toepassing van onderdeel 5.2 tweede volzin van de tarieventabel kan derhalve niet worden gevolgd. Die van belanghebbende evenmin, omdat hij bij zijn berekening het in onderdeel 5.1.2. genoemde basisbedrag van ƒ 1.088 ten onrechte buiten beschouwing laat.
9. Het Hof moet het door belanghebbende verschuldigde legesbedrag opnieuw berekenen. Het Hof begrijpt de verrekeningsbepaling van onderdeel 5.2 eerste volzin van de tarieventabel aldus, dat het bij de eerste aanvraag geheven legesbedrag verrekend moeten worden met dat bij de tweede aanvraag en wel telkens naar de volledige bouwkosten, inclusief de afwijking(en) ten opzichte van het eerder ingediende bouwplan. Partijen zijn het erover eens, dat de bouwkosten van het bij de eerste aanvraag ingediende bouwplan in 1991 ƒ 250.000 bedroegen. Belanghebbende heeft ter zitting verklaard, dat hij de totale werkelijke bouwkosten niet kent, omdat hij de woning met schuur zelf gebouwd heeft. Nu partijen geen inzicht hebben kunnen verschaffen in de geraamde bouwkosten in 1997 stelt de Hof de bouwkosten, inclusief die van de gewijzigde erker ad ƒ 12.000, in goede justitie vast op ƒ 330.000. Dit leidt tot de volgende berekening:
leges verschuldigd voor tweede aanvraag:ƒ 1.712 + 0,41% x ƒ 330.000 = ƒ 3.065
leges verschuldigd voor eerste aanvraag: ƒ 2.025
nog door belanghebbende verschuldigd ƒ 1.040
De Ambtenaar heeft echter nader geconcludeerd tot een te verlenen vermindering van het verschuldigde legesbedrag tot ƒ 379. Het Hof zal de Ambtenaar daarin volgen, nu de onderbouwing voor deze vermindering hem juist voorkomt.
slotsom:
Het beroep van belanghebbende is gedeeltelijk gegrond.
proceskosten:
Belanghebbendes proceskosten zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten fiscale procedures te berekenen op ƒ 80 aan reis- en verblijfkosten en ƒ 25 aan kosten van advisering door een deskundige.
beslissing:
Het Gerechtshof:
vernietigt de uitspraak waarvan beroep;
vermindert de onderhavige belastingaanslag tot ƒ 379;
gelast de Ambtenaar het griffierecht van ¦ 80 aan belanghebbende te vergoeden;
veroordeelt de Ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van ¦ 105, te vergoeden door de gemeente Oldebroek.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op door mr. J.P.M. Kooijmans , lid van de enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van N.Th. Wagener als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(N.Th. Wagener) (J.P.M. Kooijmans)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 3 mei 2001
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht ƒ 150. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.