ECLI:NL:GHARN:2001:AB2270
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanslag inkomstenbelasting en boetebeschikking door het Gerechtshof Arnhem
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 24 april 2001 uitspraak gedaan in hoger beroep met zaaknummer 99-01549. De belanghebbende, die in 1997 in loondienst werkte en daarnaast uitkeringen ontving op grond van de Algemene bijstandswet, had bezwaar gemaakt tegen een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1997. De aanslag was opgelegd omdat er door de werkgever te weinig loonbelasting/premie volksverzekeringen was ingehouden, wat resulteerde in een te betalen bedrag van ƒ 2.624, inclusief een boete van ƒ 31 voor het niet tijdig indienen van de aangifte.
Tijdens de mondelinge behandeling op 10 april 2001 was de belanghebbende niet aanwezig, maar de Inspecteur was wel vertegenwoordigd. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur voor wat betreft de aanslag, maar vernietigde de boetebeschikking. Het Hof oordeelde dat de boete niet terecht was opgelegd, aangezien de belanghebbende niet verweten kon worden voor de onjuiste inhouding van belasting door haar werkgever.
Het Hof merkte op dat de Inspecteur inmiddels de aanslag en de boetebeschikking ambtshalve had verminderd, maar dat dit niet betekende dat de Inspecteur het verschuldigde belastingbedrag alsnog kon navorderen. De uitspraak benadrukte dat er geen nieuwe feiten waren die een navorderingsaanslag rechtvaardigden. De proceskosten werden niet vergoed, omdat het Hof geen termen aanwezig achtte om de Inspecteur in de kosten te veroordelen.
De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. J.P.M. Kooijmans, lid van de achtste enkelvoudige belastingkamer, in aanwezigheid van N.Th. Wagener als griffier. Afschriften van de uitspraak zijn op 3 mei 2001 aangetekend verzonden.