ECLI:NL:GHARN:2001:AB2272

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
1 mei 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
98-03303
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van toeristenbelasting op verblijf in een opleidingscentrum

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 1 mei 2001, staat de toepassing van de toeristenbelasting door de gemeente Nunspeet centraal. De belanghebbende, Vereniging [X], heeft bezwaar gemaakt tegen een voorlopige aanslag toeristenbelasting voor het jaar 1997, opgelegd door de Ambtenaar, het hoofd van de sector Financiën van de gemeente Nunspeet. De belanghebbende exploiteert een centrum voor training en opleiding, dat ook overnachtingsmogelijkheden biedt, en stelt dat het verblijf in dit centrum niet kan worden aangemerkt als verblijf in een hotel, zoals bedoeld in de Verordening toeristenbelasting 1997 van de gemeente Nunspeet.

Tijdens de mondelinge behandeling op 17 april 2001, waar de Ambtenaar aanwezig was maar de belanghebbende niet, is de zaak besproken. Het Hof heeft vastgesteld dat de Verordening toeristenbelasting een directe belasting heffend voor verblijf met overnachten in een hotel, waarbij de belastingplichtige degene is die gelegenheid biedt tot dat verblijf. De Ambtenaar had een voorlopige aanslag opgelegd van ƒ 8.000, waartegen de belanghebbende bezwaar had gemaakt. Het Hof heeft de geschiedenis van de totstandkoming van de Verordening bestudeerd en geconcludeerd dat de raad van de gemeente Nunspeet de vrijstellingen voor tijdelijk verblijf in de gemeente heeft willen afschaffen.

Het Hof oordeelt dat het verblijf in het centrum, waar deelnemers aan cursussen en bijeenkomsten overnachten, moet worden aangemerkt als verblijf in een hotel. De stelling van de belanghebbende dat er geen verband bestaat tussen het verblijf in het centrum en het gebruik van toeristische voorzieningen in de gemeente, werd door het Hof verworpen. Het Hof heeft de uitspraak van de Ambtenaar bevestigd en het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat het Hof geen termen aanwezig achtte voor een kostenveroordeling. De uitspraak werd op 8 mei 2001 aangetekend verzonden.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
derde meervoudige belastingkamer
nummer 98/03303
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : Vereniging [X]
te : [Z]
ambtenaar : het hoofd van de sector Financiën van de gemeente Nunspeet (hierna: de Ambtenaar)
beslissing : uitspraak op een bezwaarschrift
beschikking : voorlopige aanslag toeristenbelasting 1997 beschikking nummer [1]
mondelinge behandeling : gehouden te Arnhem op 17 april 2001 door mr. J.B.H. Röben, voorzitter, mr. M.C.M. de Kroon en mr. J.P.M. Kooijmans, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier
waarbij verschenen : de Ambtenaar
niet verschenen : belanghebbende; de uitnodiging voor de mondelinge behandeling is blijkens een van PTT-post ontvangen antwoordkaart op uitgereikt aan belanghebbende
gronden:
1. Belanghebbende exploiteert een centrum voor training en opleiding van personeel en bestuur van de bij haar aangesloten verenigingen en stichtingen, genaamd ["De A"], gelegen te [Q] (hierna: het centrum). Voor personen die meer dagen op het centrum verblijven bestaat de mogelijkheid aldaar te overnachten. Op bekendmakingsborden bij de ingang maakt het centrum zich bekend als "Hotel/ Conferentiecentrum".
2. Op grond van de Verordening toeristenbelasting 1997 van de gemeente Nunspeet (hierna: de Verordening) wordt, voor zover hier van belang, onder de naam toeristenbelasting een directe belasting geheven ter zake van het houden van verblijf met overnachten binnen de gemeente in een hotel, en is belastingplichtig degene die gelegenheid biedt tot dat verblijf. De maatstaf van heffing is het aantal overnachtingen, en het tarief bedraagt voor het onderhavige jaar ƒ 1 per overnachting. De Verordening is op de juiste wijze bekendgemaakt.
3. De Ambtenaar heeft op grond van de Verordening aan belanghebbende een voorlopige aanslag opgelegd tot een bedrag van ƒ 8.000. Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt en, na de afwijzing van het bezwaar, een beroepschrift ingediend op de grond dat het verblijf met overnachten op het centrum niet kan worden aangemerkt als het verblijf met overnachten in een hotel. De Ambtenaar heeft een definitieve aanslag opgelegd tot hetzelfde bedrag.
4. Partijen verschillen van mening over de uitleg van het begrip hotel zoals dit in de Verordening is gehanteerd. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Verordening blijkt dat de raad van de gemeente Nunspeet uitdrukkelijk heeft bedoeld om de tot en met het jaar 1994 bestaande vrijstellingen voor het tijdelijk in de gemeente verblijven (en overnachten) voor het uit hoofde van een beroep verrichten van werkzaamheden of het volgen van cursussen, en voor het deelnemen aan een conferentie in een conferentieoord of hotel, met ingang van het belastingjaar 1995 af te schaffen. Verblijf met overnachten op het centrum vormt naar de bedoeling van de raad derhalve een belastbaar feit. De tekst van de Verordening is naar het oordeel van het Hof met deze bedoeling niet in strijd nu onder een hotel moet worden verstaan een inrichting waarin, tegen betaling, gelegenheid tot logies (al dan niet met ontbijt) wordt geboden. Het Hof acht, nu het tegendeel is gesteld noch gebleken, aannemelijk dat belanghebbende het verblijf aan de verenigingen en stichtingen wier personeel op het centrum verblijft, in rekening brengt. Aannemelijk is dat belanghebbende een inrichting als hierboven omschreven exploiteert. Dat de geboden gelegenheid tot verblijf met overnachten niet openstaat voor derden die niet op het centrum een bijeenkomst bijwonen of een cursus volgen doet daaraan niet af, net zo min als de omstandigheid dat het centrum slechts op werkdagen, en niet in de zomervakantieperiode is geopend. Ook de omstandigheid dat - om iedere onduidelijkheid daaromtrent uit te sluiten - conferentieoorden en opleidingscentra eerst met ingang van het jaar 1998 in de verordening met betrekking tot de heffing van toeristenbelasting zijn opgenomen doet aan het vorenstaande niet af.
5. De toeristenbelasting is een algemene heffing. De stelling van belanghebbende dat verblijf in het centrum losstaat van eventueel gebruik van toeristische voorzieningen in de gemeente Nunspeet en dat daartussen in het geheel geen verband bestaat kan haar, wat daarvan overigens ook zij, niet baten.
6. Naar het oordeel van het Hof moet op grond van het bovenstaande het verblijven met overnachten op het centrum door personen die aldaar een meerdaagse cursus volgen of een meerdaagse bijeenkomst bijwonen, worden aangemerkt als verblijven met overnachten in een hotel zoals bedoeld in de Verordening. Het gelijk is derhalve aan de Ambtenaar.
proceskosten:
Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het Hof geen termen aanwezig.
beslissing:
Het Gerechtshof verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de Ambtenaar, waarvan beroep.
Aldus gedaan te Arnhem op 1 mei 2001 door mr. J.B.H. Röben, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
(J.L.M. Egberts) (J.B.H. Röben)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 8 mei 2001
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht ¦ 150. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.