ECLI:NL:GHARN:2001:AB2294

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
26 juni 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
21-000117-00
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
  • M. van Houten
  • A. Vegter
  • J. van Ditzhuijzen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van beledigende uitlatingen over homoseksualiteit in ingezonden brief

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 26 juni 2001 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter te Almelo. De verdachte, geboren in 1932 en wonende te [woonplaats], was eerder vrijgesproken van de hem ten laste gelegde belediging van homoseksuelen. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van de terechtzittingen op 27 februari en 12 juni 2001, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. De verdachte had in een ingezonden brief in de Twentsche Courant Tubantia uitlatingen gedaan over pedofilie, homofilie en polygamie, waarbij hij deze zaken als zonden bestempelde volgens zijn geloofsovertuiging. Het hof oordeelde dat de uitlatingen op zichzelf beledigend waren, maar dat de context van de geloofsovertuiging van de verdachte een belangrijke rol speelde. De verdachte had zijn uitlatingen ondertekend als dominee en verwees naar de bijbel, wat het hof leidde tot de conclusie dat zijn intentie was om zijn geloofsovertuiging te delen en niet om te beledigen. Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter, met verbetering van gronden, en oordeelde dat de gewraakte uitlatingen in de context niet beledigend waren in de zin van artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer: 21-000117-00
Uitspraak dd.: 26 juni 2001
TEGENSPRAAK
GERECHTSHOF TE ARNHEM
meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de arrondissementsrechtbank te Almelo van 22 november 1999 in de strafzaak tegen
[VERDACHTE],
geboren in het jaar 1932,
wonende te [woonplaats].
Het hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 27 februari 2001 en 12 juni 2001 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter te Almelo heeft verdachte vrijgesproken van hetgeen hem telaste is gelegd. Met de politierechter acht het hof hetgeen aan verdachte is telastegelegd niet wettig en overtuigend bewezen.
Het hof overweegt daartoe het volgende:
Verdachte heeft in een ingezonden brief in het regionaal dagblad De Twentsche Courant Tubantia de volgende uitlating gedaan:
"Ik kan niet zwijgen. Pedofilie, homofilie en polygamie (dit was op de tv over een groep in Amerika, een paar dagen geleden) zijn niet goed te praten. Naar eigen gedachten en gevoelens spreekt men dit goed, zelfs met een boosheid in het hart. Maar God verbiedt dit in de bijbel. De bijbel is Gods woord en hiernaast is er geen andere waarheid. De bijbel zegt dat de ongerechtigheid zich zal vermenigvuldigen. Zonde is geen zonde meer en men moet maar tolerant zijn in de richting van vieze en vuile zonden."
Bewezen dient te worden dat verdachte zich door deze ingezonden brief opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen wegens hun homoseksuele gerichtheid.
Het hof is van oordeel dat de uitlating op zichzelf, los van de context, voor homoseksuelen een beledigend karakter heeft en als een beledigende uitlating wegens homoseksuele gerichtheid is aan te merken. Homofilie wordt bestempeld als een vieze en vuile zonde. Daardoor wordt de waardigheid van de desbetreffende groep mensen miskend.
Deze voor homoseksuelen op zichzelf beschouwd kwetsende en grievende uitlating kan echter haar beledigend karakter verliezen, indien die uitlating dient ter aanduiding van de in de geloofsopvatting van de verdachte verankerde opvatting dat homofilie als een zonde moet worden aangemerkt.
Verdachte wijst, als dominee redenerend vanuit zijn christelijke gedachtengoed, homofilie af als zondig, namelijk als strijdig met de bijbel. Nu verdachte de ingezonden brief heeft ondertekend met Rev. [naam] en in die brief uitdrukkelijk verwijst naar de bijbel, stonden zijn uitlatingen kenbaar in direct verband met zijn uiting van de geloofsopvatting en was zijn bedoeling de mensheid te waarschuwen duidelijk.
Aan voornoemd oordeel doet niet af dat verdachte homofilie als vieze en vuile zonde heeft bestempeld, nu in de bijbel, zoals de raadsman heeft gesteld, homofilie gezien wordt als een "gruwel(daad)" of een "gruwelijke zonde" (Leviticus 18:22).
Dit leidt ertoe dat de gewraakte uitlating gelet op de context niet beledigend is in de zin van artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht.
Gezien het vorenstaande moet het vonnis, waarvan beroep, worden bevestigd met verbetering van gronden.
BESLISSING
Het hof:
Bevestigt het vonnis, waarvan beroep, met verbetering van gronden als hiervoor overwogen.
Aldus gewezen door
mr Van Houten, voorzitter,
mrs Vegter en Van Ditzhuijzen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr Schellekens, griffier,
en op 26 juni 2001 ter openbare terechtzitting uitgesproken.