ECLI:NL:GHARN:2001:AB2591

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
11 juli 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
21-002001-00
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Verheugt
  • A. Abbink
  • J. van Kuijck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen nietigverklaring inleidende dagvaarding en geldigheid van dagvaarding in strafzaak tegen besloten vennootschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 11 juli 2001 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de arrondissementsrechtbank te Arnhem, dat op 17 augustus 2000 was gewezen. De zaak betreft een besloten vennootschap die in hoger beroep ging tegen de nietigverklaring van de inleidende dagvaarding. De advocaat-generaal had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die de dagvaarding nietig had verklaard omdat deze niet op het juiste adres was uitgereikt. De inleidende dagvaarding was niet uitgereikt omdat op het adres van de vennootschap niemand werd aangetroffen die bereid of bevoegd was de dagvaarding in ontvangst te nemen. De griffier had de dagvaarding vervolgens als gewone brief verzonden naar het adres van de vennootschap.

Het hof heeft vastgesteld dat de nietigheid van de dagvaarding niet terecht was, omdat de wetgeving, met name de artikelen 529 en 531 van het Wetboek van Strafvordering, een aparte regeling biedt voor de uitreiking van gerechtelijke mededelingen aan rechtspersonen. Het hof oordeelde dat de officier van justitie niet verplicht was om de juistheid van de inschrijving van de woonplaats van de bestuurders in het handelsregister te controleren. De vennootschap heeft de verantwoordelijkheid om zorg te dragen voor een juiste inschrijving in het handelsregister, en het hof ging ervan uit dat aan deze verplichting werd voldaan.

Op basis van deze overwegingen heeft het hof de inleidende dagvaarding geldig verklaard en het vonnis van de economische politierechter vernietigd. De stukken zijn in handen gesteld van de griffier van de arrondissementsrechtbank te Arnhem voor verdere behandeling. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, mr. Van Laethem, en is op 25 juni 2001 ter openbare terechtzitting uitgesproken. Mr. Verheugt was buiten staat om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

Parketnummer: 21-002001-00
Uitspraak dd.: 25 juni 2001
TEGENSPRAAK
GERECHTSHOF TE ARNHEM
economische kamer
ARREST
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de arrondissementsrechtbank te Arnhem van 17 augustus 2000 in de strafzaak tegen
DE BESLOTEN VENNOOTSCHAP [NAAM],
gevestigd te [plaats]
Het hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 25 juni 2001 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Geldigheid van de inleidende dagvaarding
Blijkens de akte van uitreiking is de inleidende dagvaarding niet uitgereikt, omdat op het adres [adres] te [plaats] niemand werd aangetroffen, althans niemand die bereid of bevoegd was de dagvaarding in ontvangst te nemen. Om die reden is de dagvaarding met toepassing van artikel 531 Sv teruggezonden naar de afzender en vervolgens uitgereikt aan de griffier van de rechtbank, waarna de griffier de dagvaarding als gewone brief heeft verzonden aan het genoemde adres.
Tot uitreiking overeenkomstig artikel 531 Sv mag blijkens de rechtspraak van de Hoge Raad pas worden overgegaan wanneer de uitreiking noch aan de plaats van het kantoor van de vennootschap noch aan de woonplaats van een van de bestuurders of aansprakelijke vennoten heeft kunnen plaatsvinden. Dit laatste is in het onderhavige geval kennelijk aangenomen, aangezien - blijkens een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rivierenland - het genoemde adres zowel de plaats van het kantoor van de vennootschap als de woonplaats van de bestuurders betreft.
De economische politierechter heeft de inleidende dagvaarding nietig verklaard omdat het, gelet op de ratio van de tweeledige betekening, in de rede ligt indien de vestigingsplaats van de vennootschap en woonplaats van de bestuurders samenvallen en onopgehelderd is gebleven waarom op het desbetreffende adres niemand werd aangetroffen die bereid of bevoegd was de dagvaarding in ontvangst te nemen, door verificatie bij de gemeentelijke basisadministratie (GBA) voldoende zekerheid omtrent de huidige woonplaats van een der bestuurders te verkrijgen.
Voormelde rechtspraak van de Hoge Raad brengt echter geenszins met zich dat de officier van justitie gehouden was de juistheid van de inschrijving van de woonplaats van de bestuurders van de vennootschap in het handelsregister van de Kamer van Koophandel in de GBA te controleren nu de wetgever in de artikelen 529 en 531 van het Wetboek van Strafvordering een aparte regeling voor de uitreiking van gerechtelijke mededelingen aan rechtspersonen in het leven heeft geroepen, en deze regeling de officier van justitie niet tot een nadere controle verplicht. Dit te meer nu rechtspersonen de verplichting hebben voor een juiste inschrijving in het handelsregister zorg te dragen en van rechtspersonen kan worden verwacht dat, mede gelet op het belang van een juiste inschrijving in het handelsregister voor het economisch verkeer, aan deze verplichting wordt voldaan.
Het hof zal, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, de inleidende dagvaarding geldig verklaren, met vernietiging van het vonnis waarvan beroep.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht:
Verklaart de dagvaarding in eerste aanleg geldig.
Stelt de stukken in handen van de griffier van de arrondissementsrechtbank te Arnhem.
Aldus gewezen door
mr Verheugt, voorzitter,
mrs Abbink en Van Kuijck, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr Van Laethem, griffier,
en op 25 juni 2001 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr Verheugt is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.